ECLI:NL:RBMNE:2014:1055

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
358429 HA RK 13-328
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure tegen rekening en verantwoording van vereffening en plan van verdeling van een pensioenfonds in liquidatie

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen de rekening en verantwoording van vereffening en het plan van verdeling, opgesteld door de vereffenaars van een pensioenfonds dat in liquidatie verkeert. De verzoekers, voormalige werknemers van ECI, hebben op 3 december 2013 een verzoekschrift ingediend, waarin zij betogen dat hun VPL-aanspraken onvoorwaardelijk zijn geworden. De rechtbank heeft op 18 februari 2014 de zaak behandeld, waarbij de advocaten van beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De verzoekers stellen dat de vereffenaars van het pensioenfonds hun aanspraken ten onrechte niet hebben erkend in de rekening en verantwoording van vereffening.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de verzoekers hebben gedurende hun dienstverband bij ECI pensioen opgebouwd en hebben VPL-aanspraken toegezegd gekregen. Na de reorganisatie in 2011 zijn hun arbeidsovereenkomsten beëindigd, en het pensioenfonds heeft hen een recht op extra ouderdomspensioen toegekend. Echter, ECI heeft nagelaten de benodigde financiering voor deze aanspraken te voldoen, wat heeft geleid tot een geschil over de erkenning van deze aanspraken door het pensioenfonds.

De rechtbank oordeelt dat de vereffenaars verplicht zijn om de belangen van de begunstigden te behartigen en dat zij de VPL-aanspraken van de verzoekers in hun rekening en verantwoording moeten opnemen. De rechtbank verklaart het verzet gegrond en veroordeelt het pensioenfonds om de uitkering van het batig saldo op te schorten totdat er een uitspraak is gedaan in de aanhangige dagvaardingsprocedure. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van de verzoekers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
Locatie Utrecht
zaaknummer: 358429 HA RK 13-328 LH/4059
Beschikking van 18 maart 2014
inzake

1.[verzoeker sub 1],

2.
[verzoekster sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verder samen ook te noemen[verzoekers c.s.],
verzoekende partij,
advocaat: mr. S. Boer-Koeberg,
tegen:
de stichting
Stichting Pensioenfonds ECI (in liquidatie),
gevestigd te Vianen,
verder ook te noemen het Pensioenfonds,
verwerende partij,
advocaat: prof. dr. E. Lutjens.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoekers c.s.]. hebben op 3 december 2013 een verzoekschrift in de zin van artikel 2:23b
lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend. Op dit verzoekschrift hebben zij nadien nog een aanvulling gegeven.
1.2.
Het pensioenfonds heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Het verzoek is ter zitting van 18 februari 2014 behandeld, tegelijk met de mondelinge behandeling van het verzet dat de heer [A] (in de bij deze rechtbank aanhangige zaak met nummer 358425 HA RK 13-327) tegen de litigieuze rekening en verantwoording van de vereffening en het plan van verdeling heeft gedaan. De advocaten van partijen hebben ter zitting het woord gevoerd, onder meer aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.4.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker sub 1] (verzoeker sub 1), geboren op [1952], is van 28 juli 1975 tot en met 31 mei 2011 in dienst geweest van een ECI-vennootschap. [verzoekster sub 2] (verzoekster sub 2), geboren op [1953], is van 23 november 1998 tot en met 31 mei 2011 eveneens in dienst geweest van een ECI-vennootschap. De ECI-ondernemingen (hierna samen ECI te noemen) waren aangesloten bij het Pensioenfonds, zodat[verzoekers c.s.] bij het Pensioenfonds (ouderdoms-)pensioen hebben opgebouwd.
2.2.
Op 31 december 2006 zijn de rechten die [verzoekers c.s.] voordien op grond van het VUT-reglement van hun toenmalige werkgevers hadden, ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL), komen te vervallen. Met ingang van 1 januari 2007 heeft ECI in verband hiermee aan de werknemers, onder wie[verzoekers c.s.], VPL-aanspraken toegezegd, zoals omschreven in de op laatstgenoemde datum in werking getreden ‘Overgangsregeling ECI - 15 jaarsoptie’ (hierna: de Overgangsregeling ECI). Deze regeling is gebaseerd op artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 van 16 juli 2005, regelende uitstel van financiering van over het verleden in te kopen pensioenruimte. Ingevolge de Overgangsregeling ECI hebben[verzoekers c.s.] een voorwaardelijke aanspraak verkregen op extra ouderdomspensioen. De voorwaarden staan omschreven in artikel 2 van de Overgangsregeling ECI. Op grond van artikel 3 lid 3 van de uitvoeringsovereenkomst, gesloten met het Pensioenfonds, is ECI gehouden aan het Pensioenfonds een koopsom te voldoen ten behoeve van de inkoop van extra ouderdomspensioen. Het was de bedoeling van ECI om daarvoor de middelen uit het eerdere VUT-fonds aan te wenden.
2.3.
In artikel 6 van de Overgangsregeling ECI is opgenomen de tekst van artikel 4 lid 5 van het Uitvoeringsbesluit Pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004, luidende:
‘Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging (-).’Op grond van artikel 65 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet is de VPL-aanspraak geen pensioen in de zin van de Pensioenwet,
‘voor zover deze nog niet is gefinancierd.’
2.4.
Aan de arbeidsovereenkomsten van[verzoekers c.s.] is op 31 mei 2011 ten gevolge van een reorganisatie een einde gekomen. Datzelfde lot trof ongeveer 35 andere werknemers. Ter gelegenheid daarvan heeft ECI aan[verzoekers c.s.] het recht op extra ouderdomspensioen ingevolge de Overgangsregeling ECI toegekend. In de beëindigingsberichten die het Pensioenfonds op 5 juli 2011 aan[verzoekers c.s.] heeft gestuurd, waren zowel hun pensioenaanspraken uit hoofde van de basisregeling als hun VPL-aanspraken opgenomen. Vooruitlopend op de financiering door ECI van de VPL-aanspraken van deze gewezen werknemers en aannemende dat de benodigde koopsom zou worden betaald, heeft het Pensioenfonds de toegekende VPL-aanspraken van[verzoekers c.s.], en die van de ongeveer 35 andere werknemers die bij de reorganisatie in 2011 zijn afgevloeid, ten laste van het resultaat van het fonds gebracht door de technische voorzieningen met ongeveer € 935.000,-- te verhogen.
2.5.
Per 1 januari 2012 heeft het Pensioenfonds de tot dan toe opgebouwde pensioenrechten overgedragen aan Aegon Levensverzekering N.V.
2.6.
ECI heeft, ook na daartoe door het Pensioenfonds te zijn aangemaand, nagelaten de VPL-aanspraken van[verzoekers c.s.], en die van genoemde andere gewezen werknemers, te financieren door de daarvoor benodigde gelden, ter hoogte van ongeveer € 935.000,--, te voldoen aan het Pensioenfonds. ECI heeft het Pensioenfonds meegedeeld de Overgangsregeling ECI niet langer te willen uitvoeren en niet tot betaling te zullen overgaan. In verband daarmee heeft het Pensioenfonds op 3 juli 2012 aan[verzoekers c.s.] een gecorrigeerd beëindigingsbericht gestuurd en hen meegedeeld dat de VPL-aanspraken buiten beschouwing zullen worden gelaten.
2.7.
Het bestuur van het Pensioenfonds heeft besloten tot opheffing van het fonds. Het Pensioenfonds is ontbonden en verkeert thans in liquidatie. Ingevolge artikel 18 van haar statuten is het bestuur van het Pensioenfonds belast met de vereffening van de zaken van het fonds. Op 2 oktober 2013 hebben de vereffenaars rekening en verantwoording van vereffening gedaan en een plan van verdeling opgesteld. Daarin zijn de door[verzoekers c.s.] gepretendeerde VPL-aanspraken niet vermeld. Het bestuur van het Pensioenfonds is voornemens het batig saldo van € 991.833,-- aan te wenden voor een indexering ten behoeve van de aanspraak- en pensioengerechtigden, opdat de in 2012 doorgevoerde korting deels kan worden teruggedraaid.[verzoekers c.s.]
2.8.
[verzoekers c.s.] hebben het Pensioenfonds en hun gewezen ECI-werkgevers, gedagvaard voor deze rechtbank en onder meer gevorderd dat hun gewezen werkgevers worden veroordeeld tot nakoming van de Overgangsregeling ECI en tot storting van de benodigde koopsom bij een pensioenuitvoerder. Voorts hebben[verzoekers c.s.] gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat het Pensioenfonds gehouden is aan hen bij pensionering extra ouderdomspensioen uit te keren en dat het Pensioenfonds wordt veroordeeld om - al dan niet door aanwending van het batig saldo - extra ouderdomspensioen voor hen in te kopen. In deze dagvaardingsprocedure heeft het Pensioenfonds geconcludeerd voor antwoord, maar is nog geen vonnis gewezen.
2.9.
Op 9 januari 2014 zijn ECI Nederland B.V. en ECI Holding B.V. failliet verklaard.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekers c.s.]. hebben verzocht dat (de vereffenaars van) het Pensioenfonds, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, wordt (worden) veroordeeld om de vorderingen die[verzoekers c.s.] jegens (de vereffenaars van) het Pensioenfonds menen te hebben volledig op te nemen in de rekening en verantwoording van de vereffening en in het plan van verdeling. Voorts verzoeken[verzoekers c.s.] om (de vereffenaars van) het Pensioenfonds te verbieden om handelingen te (doen) verrichten ter uitvoering van de huidige rekening en verantwoording van vereffening en het huidige plan van verdeling, totdat aan de genoemde vorderingen van[verzoekers c.s.] zal zijn voldaan. Ten slotte verzoeken[verzoekers c.s.] om (de vereffenaars van) het Pensioenfonds te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan hun verzoek leggen[verzoekers c.s.] ten grondslag dat de vereffenaars van het Pensioenfonds hun VPL-aanspraak ten onrechte niet hebben gehonoreerd en dat met die aanspraak bij de rekening en verantwoording van vereffening en bij het plan van verdeling ten onrechte geen rekening is gehouden. De verdeling van het batig saldo dient zodanig te geschieden dat daaruit de VPL-aanspraak van[verzoekers c.s.] wordt voldaan. Hun recht op extra ouderdomspensioen is een onvoorwaardelijke aanspraak geworden, doordat hen bij de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst op grond van de Overgangsregeling ECI een VPL-aanspraak is toegekend, doordat deze aanspraak is opgenomen in het initiële beëindigingsbericht van het Pensioenfonds en omdat de benodigde financiering heeft plaatsgevonden doordat het Pensioenfonds de aanspraken uit de eigen middelen heeft gefinancierd. Het Pensioenfonds handelt in strijd met de Pensioenwet door op het eerdere beëindigingsbericht terug te komen. Het Pensioenfonds treft voorts het verwijt dat het niet (tijdig) tot invordering van de door ECI verschuldigde koopsom is overgegaan.

4.Het verweer

4.1.
Het Pensioenfonds voert verweer dat ertoe strekt dat het verzoek wordt afgewezen en het verzet ongegrond wordt verklaard, met veroordeling van[verzoekers c.s.] in de proceskosten. Waar het Pensioenfonds zich bij verweerschrift nog heeft beroepen op de niet-ontvankelijkheid van[verzoekers c.s.] omdat zij te laat in verzet zouden zijn gekomen, heeft het fonds ter comparitie meegedeeld dit deel van het verweer niet langer te handhaven.
4.2.
De door de (gewezen) werkgevers aan[verzoekers c.s.] toegezegde VPL-aanspraken zijn voorwaardelijk, in die zin dat daarop geen recht bestaat zolang en voor zover deze nog niet zijn gefinancierd door de (voormalige) werkgever. Pas nadat ECI financiering heeft verstrekt, ontstaan verplichtingen van het Pensioenfonds jegens[verzoekers c.s.] ECI heeft ondanks aanmaning niet betaald en is inmiddels gefailleerd. Het verzet is ongegrond en de vorderingen van[verzoekers c.s.] in de dagvaardingsprocedure stuiten af op dit financieringsvoorbehoud. Op de juistheid van het beëindigingsbericht van 5 juli 2011 hebben[verzoekers c.s.] niet mogen vertrouwen, omdat de Overgangsregeling ECI bepalend is. Van een tekortschieten door het Pensioenfonds is geen sprake, omdat ECI ook toen al in penibele financiële omstandigheden verkeerde. ECI behoefde op grond van artikel 3 lid 3 van de uitvoeringsovereenkomst bij uitdiensttreding van werknemers ook nog niet te financieren. Op financiering uit de eigen middelen van het Pensioenfonds hebben[verzoekers c.s.] geen recht. Aanwending van het batig saldo voor de financiering van voorwaardelijk VPL-aanspraken zou leiden tot een evident onevenwichtige bevoordeling van de betrokken beperkte groep deelnemers ten opzichte van de collectiviteit.

5.De beoordeling

5.1.
Deze verzoekschriftprocedure betreft het verzet dat[verzoekers c.s.] ingevolge artikel 2:23b BW hebben gedaan tegen de rekening en verantwoording van vereffening die, en het plan van verdeling dat, het bestuur in de hoedanigheid van vereffenaars van het Pensioenfonds in liquidatie heeft opgesteld en nadien heeft neergelegd ten kantore van het betreffende register van de Kamer van Koophandel en gepubliceerd in dagblad Trouw. Niet (langer) in geschil is dat[verzoekers c.s.] tijdig in verzet zijn gekomen.
5.2.
Bij de beoordeling van het verzet stelt de rechtbank in algemene zin voorop dat vereffenaars ingevolge artikel 2:23b lid 1 BW hetgeen na voldoening van de schuldeisers van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon is overgebleven, in verhouding tot ieders recht, dienen over te dragen aan hen die krachtens de statuten daartoe gerechtigd zijn. Het doel van de vereffening is dat openstaande vorderingen worden geïnd en dat schuldeisers worden voldaan. Hieruit volgt dat op de vereffenaars de verplichting rust om te onderzoeken of alle schulden bekend zijn en om te trachten nog onbekende schuldeisers te achterhalen. Schulden die de vereffenaars ongegrond voorkomen, worden zo nodig betwist. De vereffenaars dienen te vermijden dat een overschot wordt uitgekeerd voordat de schuldeisers zijn voldaan.
5.3.
Voor de vereffenaars van het Pensioenfonds betekent dit dat zij bij de vereffening van de zaken van het Pensioenfonds en bij de liquidatie ingevolge artikel 18 van de statuten van het Pensioenfonds verplicht zijn de belangen der begunstigde of te begunstigen personen te regelen op basis van de geldende statuten en reglementen. Bij de vereffening en verdeling van het vermogen van het Pensioenfonds hebben de vereffenaars zich mede te richten naar het bepaalde in de Overgangsregeling ECI. Met de belangen van de gewezen werknemers van de aangesloten ondernemingen aan wie op grond van die regeling door hun toenmalige werkgever een toezegging is gedaan, onder wie[verzoekers c.s.], dient in dat verband rekening te worden gehouden. Reeds voorafgaand aan de publicatie van de rekening en verantwoording van vereffening en het plan van verdeling waren de vereffenaars ermee bekend dat het standpunt dat het Pensioenfonds had ingenomen over de VPL-aanspraken van de groep van ongeveer 37 werknemers die als gevolg van de reorganisatie in 2011 waren ontslagen, door (een gedeelte van) die groep niet werd gedeeld. Een kantoorgenoot van de huidige raadsvrouw van[verzoekers c.s.] heeft, in reactie op de corrigerende beëindigingsberichten van juli 2012 reeds bij brief van 18 september 2012 namens een aantal gewezen ECI-werknemers aan het Pensioenfonds meegedeeld dat zij zich niet konden verenigen met het buiten beschouwing laten van hun VPL-aanspraken. In de daarop gevolgde correspondentie heeft het bestuur van het Pensioenfonds het eerdere standpunt, dat bij gebreke van financiering door ECI geen sprake is van VPL-aanspraken, onder verwijzing naar de Overgangsregeling ECI gehandhaafd, maar intussen hadden de vereffenaars wèl reeds rekening en verantwoording gedaan en een plan van verdeling opgesteld waarin die gepretendeerde aanspraken niet waren vermeld.
5.4.
Omdat de rekening en verantwoording van vereffening en het plan van verdeling was opgesteld zoals dit openbaar is gemaakt en daaruit bleek dat de vereffenaars de VPL-aanspraken niet erkennen, en omdat de vereffenaars zich voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift door[verzoekers c.s.] niet bereid hadden getoond om uit het batig saldo te hunner nadele geen uitkering te doen zolang niet in rechte over hun vermeende VPL-aanspraak is beslist, hadden[verzoekers c.s.] er belang bij om in verzet te komen tegen de rekening en verantwoording van vereffening en het plan van verdeling. Bij gebreke van een dergelijke toezegging door de vereffenaars konden[verzoekers c.s.] slechts door in verzet te komen voorkómen dat overeenkomstig het plan van verdeling uitkering van het batig saldo zou plaats vinden, alvorens in rechte is komen vast te staan of hun aanspraak juist is. Ingevolge artikel 2:23b lid 6 BW behoeven de vereffenaars daarvoor immers na de aanvang van de verzettermijn, en gedurende de verzetprocedure, de machtiging van de rechter.
5.5.
Eerst in dit geding, bij gelegenheid van de mondelinge behandeling, heeft het bestuur van het Pensioenfonds zich, in reactie op de betreffende vraag van de rechtbank, bereid verklaard de uitkomst van de door[verzoekers c.s.] aanhangig gemaakte dagvaardingsprocedure af te wachten en tot dan niet tot uitkering van het batig saldo over te gaan, behoudens de uitgaven die ten behoeve van de rechtskundige bijstand in die procedure noodzakelijk zijn. Ook hebben de vereffenaars zich bereid verklaard hieraan in een openbare mededeling bekendheid te geven. Hiertoe zal de rechtbank het Pensioenfonds, met gegrondverklaring van het verzet, veroordelen, zoals hierna (onder 6.) omschreven.
5.6.
Anders dan[verzoekers c.s.] menen, zal in deze verzetprocedure niet kunnen worden vastgesteld wie van partijen in het geschil over hun VPL-aanspraken het gelijk aan zijn zijde heeft. Het is in de door[verzoekers c.s.] aanhangig gemaakte dagvaardingsprocedure dat zal moeten worden beslist of hun VPL-aanspraken, ook nu financiering door ECI ontbreekt, een onvoorwaardelijk karakter hebben gekregen - zoals[verzoekers c.s.] betogen - of dat die aanspraken een voorwaardelijk karakter hebben behouden omdat ECI geen koopsom heeft gestort, zoals het Pensioenfonds meent. Op die beslissing ten gronde kan in het kader van deze verzetprocedure niet worden vooruitgelopen. Voor een toewijzing van het verzoek van[verzoekers c.s.] tot veroordeling van (de vereffenaars van) het Pensioenfonds om hun vorderingen reeds thans - onvoorwaardelijk - in de rekening en verantwoording van vereffening en in het plan van verdeling op te nemen, is dan ook geen plaats.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzet gegrond is. Gelet op hetgeen hierboven onder 5.4. en 5.5. is overwogen, zijn[verzoekers c.s.] - ook al leidt deze verzoekschriftprocedure niet tot het door hen verlangde oordeel ten gronde - niet nodeloos in verzet gekomen. De rechtbank zal daarom het Pensioenfonds veroordelen in de proceskosten. Deze worden tot deze beschikking aan de zijde van[verzoekers c.s.] begroot op € 1.178,--, bestaande uit € 274,-- aan vast recht en € 904,-- (twee punten à € 452,--) aan advocaatsalaris.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzet gegrond;
veroordeelt het Pensioenfonds om het vonnis in de door[verzoekers c.s.] tegen (onder meer) het Pensioenfonds bij deze rechtbank aanhangig gemaakte dagvaardingsprocedure af te wachten en om tot dan niet tot uitkering van het batig saldo over te gaan, behoudens de uitgaven die ten behoeve van de rechtskundige bijstand in die procedure noodzakelijk zijn, alsmede om hieraan in een openbare mededeling op de wijze zoals voorzien in artikel 2:23b lid 4 BW bekendheid te geven;
veroordeelt het Pensioenfonds in de proceskosten aan de zijde van[verzoekers c.s.], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 1.178,--, waarin begrepen € 904,-- aan advocaatsalaris;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.M. Steenberghe, rechter, en is in aanwezigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2014.