In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2014, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder mishandeling en bedreiging met geweld. De zaak kwam voort uit een aangifte van mishandeling door het slachtoffer op 8 mei 2013 in Hilversum. De verdachte zou het slachtoffer hebben geslagen en bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 20 maart 2014, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Schuurman. De officier van justitie, mr. M. Kamper, vorderde een gevangenisstraf van drie jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.
De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen gedetailleerd en consistent waren, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van afpersing, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling bewezen. De verdachte had het slachtoffer meermalen geslagen en een knietje gegeven, wat leidde tot letsel en pijn bij het slachtoffer.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee weken op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. De rechtbank besloot ook tot de tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.