ECLI:NL:RBMNE:2014:1400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
16/661155-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg in Amersfoort

Op 10 februari 2013 heeft de verdachte in Amersfoort het slachtoffer opzettelijk mishandeld door hem met een vuist tegen het gezicht te slaan, wat resulteerde in een gebroken oogkas. De rechtbank heeft op 9 april 2014 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.A. de Kock. Tijdens de zitting op 26 maart 2014 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan de zware mishandeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen, evenals de medische rapporten over het letsel van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met opzet zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, maar dat er wel sprake was van mishandeling die resulteerde in een hematoom en een gebroken oogkas. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar het meer subsidiair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.295,70, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661155-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 10 februari 2013 [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld.
Subsidiair: op 10 februari 2013 heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen.
Meer subsidiair: op 10 februari 2013 [slachtoffer] heeft mishandeld, al dan niet
met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en vordert vrijspraak voor het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe heeft de raadsvrouw onder andere het volgende aangevoerd:
Er is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Als gevolg van de vechtpartij heeft [slachtoffer] een blauw oog opgelopen. Een operatie aan het oog is niet nodig gebleken.
Evenmin had verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Uit het dossier volgt dat verdachte een klap heeft gegeven in het gezicht van [slachtoffer], waarna beiden op de grond terecht zijn gekomen. [slachtoffer] heeft verdachte toen in een armklem genomen. Om hieruit los te komen, heeft verdachte om zich heen geslagen. De klap die verdachte heeft gegeven was niet van zodanige kracht dat hij daarmee de aanmerkelijk kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat geldt ook voor het om zich heen slaan terwijl verdachte en [slachtoffer] samen op de grond lagen. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft geschopt. Verdachte ontkent dit en [slachtoffer] kan zich niet herinneren geschopt te zijn.
Verdachte dient dan ook van het aan hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken, alles aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 10 februari 2013 in Amersfoort [slachtoffer] één klap heeft gegeven met zijn vuist in diens gezicht Daarna kwamen ze beiden op de grond terecht en ontstond een worsteling. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 10 februari 2013 in Amersfoort liep. [3] Hij zag en voelde dat [slachtoffer] kennelijk met opzet en met kracht hem met een gebalde hand hard op zijn linkeroog sloeg. Hij voelde hevige pijn en viel op de grond. [slachtoffer] lag bovenop hem. [4]
Getuige [getuige 1] heeft op zijn beurt verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] een klap gaf aan [slachtoffer]. Hij sloeg met zijn vuist. Daarna zag hij dat [slachtoffer] en [slachtoffer] op de grond lagen en elkaar beet hielden. [5]
Ook getuige [getuige 2] heeft gezien dat [slachtoffer] met kracht door een jongen op zijn oog geslagen werd en op de grond viel. Zij zag dat ze elkaar vast hielden. [6]
[slachtoffer] liep een hematoom rond zijn rechter- en linkeroog op en een fractuur zonder dislocatie. [7] [slachtoffer] heeft drie à vier weken met een blauw oog gelopen. Hij moest rustig aan doen, waardoor de lucht achter zijn oog vanzelf is weggetrokken. Af en toe heeft hij nog een afwijking in zijn gezichtsveld. [8]
De vrijspraak van het primaire en subsidiair ten laste gelegde feit
Verdachte heeft met zijn vuist [slachtoffer] in zijn gezicht geslagen. Hierop zijn zowel verdachte als het slachtoffer ten val gekomen, waarna een worsteling is ontstaan. Het geven van één harde klap in het gezicht van een ander, levert naar zijn uiterlijke verschijningsvorm in beginsel geen zwaar lichamelijk letsel op. In dit oordeel weegt de rechtbank mee dat niet bekend is met hoeveel kracht verdachte geslagen heeft. Dat verdachte het opzet –al dan niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] kan om die reden niet wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Aanvullende bewijsoverweging ten aanzien van het letsel
Wel acht de rechtbank het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Als gevolg van de klap en de worsteling die daarna ontstaan is, heeft aangever een hematoom rond zijn linker- en rechteroog opgelopen, almede een fractuur. Hoewel een operatie niet nodig is geweest, heeft verdachte een jaar nadat het letsel is ontstaan nog steeds een afwijking in zijn gezichtsveld. Dit kan bezwaarlijk anders worden gekwalificeerd dan zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal partieel vrijspreken van de bestanddelen ‘schoppen en trappen’. Alhoewel door verbalisanten is gerelateerd dat zij zagen dat een jongen op de grond lag en door een andere jongen werd geschopt, kan niet worden vastgesteld wie deze schoppende bewegingen heeft gemaakt. Voorts hebben noch aangever, noch andere aanwezige getuigen verklaard dat er geschopt is.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het meer subsidiair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 februari 2013 te Amersfoort, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] door eenmaal tegen het gezicht te slaan tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken oogkas, heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht te volstaan met het opleggen van een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, zonder daarbij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Wanneer ook een voorwaardelijk strafdeel opgelegd wordt, werkt dit negatief door wanneer verdachte een Verklaring Omtrent Gedrag moet aanvragen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft kennelijk uit het niets het slachtoffer hard in zijn gezicht geslagen, waarna een worsteling is ontstaan. Het slachtoffer heeft hieraan letsel overgehouden wat thans nog niet helemaal verdwenen is. Door op een dergelijke wijze te handelen, heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarbij versterken geweldsdelicten die zich in de volle openbaarheid afspelen, midden op straat, de gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij in het algemeen en bij de getuigen daarvan in het bijzonder.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 19 februari 2014. Hieruit volgt dat verdachte op 6 april 2011 door de politierechter is veroordeeld wegens mishandeling. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, als gewaarschuwd mens, nogmaals de fout in is gegaan.
Voorts heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met het reclasseringsadvies d.d. 12 maart 2014. Hieruit volgt dat verdachte nagenoeg geen problemen heeft op de diverse leefgebieden. Verdachte is geschorst uit zijn preventieve hechtenis met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij De Waag. Aan deze voorwaarden heeft verdachte zich gedurende meer dan een jaar gehouden. Zijn behandeling bij De Waag heeft verdachte in januari 2014 positief afgerond. Het recidiverisico wordt laag ingeschat.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is en zal daartoe overgaan.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.134,70 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft kenbaar gemaakt het eens te zijn met de vordering van de officier van justitie, met dien verstande dat zij verzocht de vordering tot immateriële schade te halveren.
9.3
het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het laste gelegde feit, te weten een totaal bedrag van € 2.668,70, bestaande uit € 918,70 betreffende materiële schade en € 1.750 betreffende immateriële schade.
De behandeling van de vordering van [slachtoffer]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 350,00 betreffende eigen risico zorgverzekering, € 34,70 betreffende reiskosten en € 875,00 betreffende immateriële schade. De vordering dient dan ook gematigd te worden tot een bedrag van € 1.295,70, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 10 februari 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
- Bepaalt dat een gedeelte, te weten 40 (veertig) uren, van deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- Wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.295,70 (zegge duizendtweehonderdvijfennegentig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
- Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan benadeelde partij voornoemd.
- Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
- Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer], € 1.295,70 (zegge duizendtweehonderdvijfennegentig euro en zeventig eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 22 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
- Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
- Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. G.A. Bos en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2014.
Mr. Van Dam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 10 februari 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (te weten twee, althans een, gescheurde/gebroken oogkas(sen) en/of een
beschadigde aangezichtszenuw en/of een hersenschuddig), heeft toegebracht,
door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans éénmaal, in/op/tegen
het hoofd/gezicht en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan
en/of (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] te schoppen en/of
te trappen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, in/op/tegen het
hoofd/gezicht en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
(terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] te schoppen en/of te
trappen , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] door
meermalen, althans éénmaal in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) het
lichaam te stompen en/of te slaan en/of (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond
lag) die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten twee, althans een,
gescheurde/gebroken oogkas(sen) en/of een beschadigde aangezichtszenuw en/of
een hersenschudding), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en / of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 26 maart 2014.
3.De aangifte van [slachtoffer], p. 10.
4.De aangifte van [slachtoffer], p. 11.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 19.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 24.
7.De geneeskundige verklaring d.d. 11 februari 2013, p. 44.
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 10 februari 2014, genummerd PL0940-2013032092-15.