ECLI:NL:RBMNE:2014:1488
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een bezwaar tegen een besluit inzake de Wet openbaarheid van bestuur met betrekking tot kostenoverzicht en dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 15 november 2012 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om informatie over de kosten van de implementatie van DigiD en de kosten van externen en bedrijven die betrokken waren bij de gemeentelijke website. Na een ingebrekestelling op 17 december 2012, heeft verweerder op 15 januari 2013 informatie verstrekt. Echter, bij het bestreden besluit van 16 juli 2013 werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, maar werd er wel een dwangsom van € 340,- toegekend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 31 oktober 2013 is eiser verschenen met zijn gemachtigde, terwijl verweerder niet aanwezig was. De rechtbank constateert dat verweerder te laat heeft beslist op het verzoek om informatie, waardoor de dwangsom verschuldigd was. Eiser betoogde dat het bezwaar gegrond had moeten worden verklaard, wat zou leiden tot een vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank oordeelt echter dat de keuze voor het dictum bij het afdoen van een bezwaar vrij is, tenzij het primaire besluit wordt gewijzigd. Dit was hier niet het geval, waardoor verweerder niet verplicht was het bezwaar gegrond te verklaren.
Daarnaast voerde eiser aan dat hij ten onrechte niet is gehoord. De rechtbank stelt vast dat de hoorplicht restrictief moet worden uitgelegd en dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel mogelijk was over de ongegrondheid van het bezwaar, aangezien eiser geen inhoudelijke gronden had aangevoerd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon en openbaar uitgesproken op 18 april 2014.