Op 18 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van valsheid in geschrift. De zaak betrof de periode van 1 december 2011 tot en met 28 februari 2013, waarin de verdachte in Almere zou hebben samengewerkt met een medeverdachte om valse verantwoordingsformulieren voor persoonsgebonden budgetten (PGB) op te stellen. Tijdens de zittingen op 1 en 4 april 2014 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R. Stam, zijn onschuld betoogd. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte heeft bestaan die gericht was op het plegen van valsheid in geschrift. De verdachte had slechts beperkte verantwoordelijkheden en er was geen bewijs dat hij op de hoogte was van de valse verantwoordingsformulieren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als functionele dader kon worden aangemerkt, omdat hij niet de zorg heeft betracht die van hem kon worden verlangd om de gedragingen van de medeverdachte te voorkomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De beslissing werd genomen op basis van het ontbreken van bewijs dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij het plegen van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie verworpen en de verdachte is vrijgelaten van alle beschuldigingen.