ECLI:NL:RBMNE:2014:2390

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
C-16-351469 - FA RK 13-5616
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en schulden bij echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2014 een beschikking gegeven in het kader van de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De rechtbank heeft eerder op 4 september 2013 een tussenbeschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Shioda-Bresser, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.P. Leenders AA, hebben hun geschilpunten uiteengezet in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huwelijkse voorwaarden van partijen bepalen dat er geen huwelijksgoederengemeenschap bestaat, en dat ieder van de echtgenoten uitsluitend aansprakelijk is voor de schulden die door hem of haar zijn aangegaan.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man om de boedelscheiding te verdelen afgewezen, omdat er geen huwelijksgoederengemeenschap bestaat. De man heeft gesteld dat er zowel zakelijke als gemeenschappelijke schulden zijn, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zakelijke schulden van de man zijn en dat de vrouw niet aansprakelijk is voor deze schulden op basis van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om de helft van het depotbedrag en om afgifte van inboedelgoederen afgewezen, met uitzondering van een vergoeding van € 50 voor een bromfiets die door de man was verkocht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het depotbedrag moet worden aangewend voor de sanering van de totale schuldenlast, maar dat de vrouw niet gehouden is om de zakelijke schulden van de man te dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van het bepaalde over de zakelijke schulden. De rechtbank heeft de man veroordeeld om aan de vrouw € 50 te betalen en het vrijwaringsbewijs van de bromfiets aan haar af te geven.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer:
C/16/351469 / FA RK 13-5616 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
Beschikking van 18 juni 2014
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, hierna te noemen "de vrouw",
advocaat mr. M. Shioda-Bresser
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder, hierna te noemen "de man",
advocaat mr. M.J.P. Leenders AA.

1.Verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 4 september 2013 een eerdere beschikking (hierna: de tussenbeschikking) gegeven tussen partijen. Voor het verloop van de procedure tot die datum wordt verwezen naar die beschikking. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende nadien ingediende stukken:
 het F9-formulier van mr. Leenders van 27 november 2013 met bijlagen 1 t/m 4,
 de brief van mr. Shioda-Bresser van 5 december 2013 met het formulier verdelen en verrekenen en een akte met producties 1 t/m 10,
 de akte boedelverdeling van mr. Leenders van 17 maart 2014 met bijlagen 1 t/m 16.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 22 april 2014. Daarbij zijn verschenen partijen en hun advocaten.

2.Vaststaande feiten

2.1.
In aanvulling op de vaststaande feiten zoals verwoord in de tussenbeschikking merkt de rechtbank het navolgende als vaststaand feit aan.
2.2.
In de tussenbeschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 23 december 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
In de akte huwelijkse voorwaarden van partijen (hierna: HVW) is, voor zover relevant voor de beoordeling van de onderhavige zaak, opgenomen:
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
Artikel 2
Ieder van de echtgenoten is uitsluitend aansprakelijk voor de schulden die door hem zijn aangegaan, voor zover de wet daarop geen uitzondering maakt.
Artikel 3
(…)
3. Indien over andere rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn dan de sub 1
en 2 bedoelde een geschil bestaat hetzij aan wie deze toebehoren hetzij over de grootte van ieders aandeel daarin, terwijl niet kan worden vastgesteld of bewezen aan wie van beiden deze toebehoren, dan worden deze goederen geacht toe te behoren aan ieder van de echtgenoten voor een gelijk deel.
(…)
Artikel 4
De echtgenoten zijn, voor zover zij niet anders overeenkomen, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, naar de waarde op de dag van de onttrekking.
Deze vergoeding is terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzet.
Artikel 13
Ingeval het huwelijk wordt ontbonden (…), vindt er verrekening van hun vermogens plaats zo, dat ieder van de partijen gerechtigd is tot een waarde gelijk aan die, waartoe hij gerechtigd zou zijn indien tussen de echtgenoten de algehele gemeenschap van goederen had bestaan.
De verrekening heeft plaats (…) in geval van echtscheiding (…), naar de toestand per de aanvang van de dag van het instellen van het verzoekschrift daartoe.
Het vermogen van ieder van de echtgenoten bestaat uit het saldo van zijn bezittingen en schulden. (…) Aanspraken op al dan niet ingegaan pensioen worden niet in deze verrekening betrokken. (…)
De verrekening heeft plaats doordat de ene partij aan de andere partij een bedrag uitkeert zo, dat ieder van hen de helft geniet van de waarde van de vermogens.
(…)
8.
In de verrekening worden niet betrokken:

de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of schenking zijn of zullen worden verkregen

de op die verkrijgingen drukkende schulden en de wegens die verkrijgingen geheven belastingen (…)

(…)

het eigen ondernemingsvermogen.
9.
Er wordt niet verrekend, indien het vermogen van een van de echtgenoten negatief is.
Slotverklaringen
De comparanten verklaarden voorts:

De ten huwelijk aangebrachte inboedelgoederen behoren geheel toe aan de vrouw.
(…)
2.4.
Partijen hebben op 25 april 2013 bij en met notaris mr. W.C. Stein (hierna: de notaris) een depotovereenkomst gesloten. Voor zover relevant voor de onderhavige zaak is daarin vermeld:
IN AANMERKING NEMENDE
dat ten behoeve van [verweerder] en [verzoekster] een bedrag in depot zal worden gestort op de kwaliteitsrekening van de Notarissen Stein Dantuma Verschuren (…) groot zes en twintig duizend acht honderd drie en veertig euro en tien eurocent (€ 26.843,10);
dat dit bedrag afkomstig is (…) terzake van de verkoop van het navolgende registergoed [adres] te Utrecht, eigendom van [verweerder] en [verzoekster];
dat ten behoeve van [verweerder] en [verzoekster] tevens een verzekeringspolis van ASR (…) polisnummer [nummer] tot uitkering zal komen. Zodra deze polis contant is gemaakt en is overgemaakt naar [verweerder] en/of [verzoekster], is de betreffende partij gehouden dit bedrag eveneens in depot te storten zoals vermeld onder 1. (…)
dat dit bedrag met instemming van [verweerder] en [verzoekster] wordt gestort op de kwaliteitsrekening (…) teneinde met dit bedrag de vorderingen van de aan [verweerder] en [verzoekster] genoegzaam bekende schuldeisers te voldoen;
(…)
dat [verweerder] en [verzoekster] er zich van bewust zijn dat gemeld bedrag alleen zal worden aangewend voor betaling van schuldeisers en dat er na uitbetaling aan de betreffende schuldeisers, naar verwachting, geen saldo meer aanwezig zal zijn.
KOMEN OVEREEN:
(…)
2.
Het depotbedrag zal worden aangewend voor de betaling van schuldeisers welke aan partijen genoegzaam bekend zijn. De notaris zal overgaan tot uitbetaling aan de betreffende schuldeisers op grond van een overzicht zoals deze aan de Notarissen Stein Dantuma Verschuren zal worden verstrekt door een curator/bewindvoerder die de belangen van [verweerder] en [verzoekster] alsook van de betreffende schuldeisers behartigt; Ingeval een dergelijk overzicht ontbreekt zal op generlei wijze tot uitbetaling worden overgegaan.
3.
(…) De notaris mag slechts tot uitbetaling aan [verweerder] en [verzoekster] overgaan, indien:

(…) of

na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan dan wel
uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
(…)

3.Verdere beoordeling van het verzochte

3.1.
De rechtbank heeft bij de tussenbeschikking de zaak pro forma aangehouden tot 12 december 2013 in afwachting van bericht van partijen over de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden. Partijen hebben nadien hun geschilpunten uiteengezet. In hun akte na de tussenbeschikking hebben zij ieder een (nieuw) petitum opgenomen met daarin hun verzoeken over de financiële afwikkeling tussen hen beiden. De rechtbank zal, gezien de formulering van deze nieuwe petita, alleen over deze verzoeken oordelen en beschouwt de eerdere verzoeken van partijen over de verdeling als ingetrokken.
3.2.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat tussen partijen in geschil is of de financiële afwikkeling van hun huwelijksvermogen een verdeling of verrekening betreft. De man stelt dat de huwelijkse voorwaarden niet zijn nageleefd, waardoor er een verdeling moet plaatsvinden alsof partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Beide partijen hebben volgens de man een negatief vermogen dat tussen hen moet worden verdeeld. De man verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de boedelscheiding wordt verdeeld conform zijn verzoek althans om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen op een door de rechtbank aan te geven wijze. De vrouw is van mening dat wel dient te worden afgewikkeld conform de inhoud van de huwelijkse voorwaarden. Haar verzoeken, die hierna separaat zullen worden vermeld, komen hiermee overeen.
3.3.
De rechtbank stelt voorop dat partijen huwelijkse voorwaarden zijn overeengeko-men inhoudende dat er tussen hen geen huwelijksgoederengemeenschap zal ontstaan. Het verzoek van de man tot het vaststellen van de verdeling van de huwelijksgoederengemeen-schap wordt dan ook afgewezen, nu een dergelijke gemeenschap tussen partijen niet bestaat. Wel dienen partijen op grond van hun huwelijkse voorwaarden aan het einde van het huwelijk onder voorwaarden hun vermogens met elkaar te verrekenen alsof zij in gemeen-schap van goederen waren gehuwd. In artikel 13 HVW is daarbij in heldere bewoordingen opgenomen dat er niet verrekend wordt als het vermogen van een van de echtgenoten negatief is. De stelling van de man ter zitting dat het niet de bedoeling van partijen was dat er niet zou worden verdeeld (naar de rechtbank aanneemt bedoelt de man hier: verrekend) als er schulden zijn, kan – in het licht van de gemotiveerde betwisting hiervan door de vrouw en de inhoud van artikel 13 HVW (waarnaar de vrouw ook verwijst) – niet worden gevolgd. De stellingen van de man geven de rechtbank ook geen aanknopingspunten voor een beoordeling van de vraag of onverkorte handhaving van de huwelijkse voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank is daarmee van oordeel dat het huwelijksvermogen van partijen dient te worden afgewikkeld op basis van de tussen hen geldende huwelijkse voorwaarden. Dit betekent dat er moet worden gekeken of er vermogen dient te worden verrekend en zo ja, tot welke verreken-vordering dat leidt. Daarnaast dient er beoordeeld te worden of er gezamenlijke (inboedel) goederen zijn die op grond van artikel 3 HVW tussen partijen dienen te worden verdeeld. Verder dient beoordeeld te worden hoe de eenvoudige gemeenschap, die ondanks het bestaan van de huwelijkse voorwaarden tussen partijen is ontstaan, moet worden verdeeld. Deze eenvoudige gemeenschap bestaat uit het geldbedrag dat bij de notaris in depot wordt gehouden. De rechtbank zal deze vragen, in het licht van de voorliggende verzoeken, hierna beoordelen en daarbij ingaan op de stellingen van partijen voor zover rechtens relevant.
3.4.
Het grootste geschilpunt tussen partijen betreft de schulden die tijdens het huwelijk zijn ontstaan. De vrouw betwist dat er op de peildatum gezamenlijke schulden bestaan en stelt zich op het standpunt dat de schulden die de man noemt zakelijke schulden zijn die door hem zijn aangegaan en dus voor zijn rekening komen. Zij verzoekt de rechtbank te bepalen dat alle door de man in diens processtukken genoemde schulden en eventuele overige door hem aangegane schulden uitsluitend voor zijn rekening komen. Zij stelt verder dat de man ten onrechte van mening is dat deze schulden moeten worden voldaan uit het bedrag dat bij de notaris in depot staat. Zij verzoekt de rechtbank dan ook om te bepalen dat aan de vrouw de helft van het in depot rustende bedrag door de notaris wordt uitgekeerd. De vrouw stelt tot slot dat het totale vermogen van de man vanwege deze schulden negatief is, zodat er niet verrekend dient te worden.
3.5.
De man stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat er zowel zakelijke als gemeenschappelijke schulden zijn en dat partijen alle schulden bij helfte moeten dragen. De man stelt dat partijen dit zijn overeengekomen in de depotovereenkomst. De vrouw heeft dat betwist.
3.6.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat op grond van artikel 2 HVW ieder van de echtgenoten uitsluitend aansprakelijk is voor de schulden die door hem (of haar) zijn aangegaan, voor zover de wet daarop geen uitzondering maakt. De wet geeft in artikel 3:172 BW een uitzondering voor zover het betreft schulden die verbonden zijn aan een gemeen-schappelijk goed.
3.7.
De man stelt dat van de totale schuldenlast van € 65.610,45 op de peildatum de volgende schulden gemeenschappelijk waren:
[A], werkzaamheden voor de [adres] te Utrecht € 4.035,93
Ter Berge Leerkotte Advocaten, mediator € 375,16
Gemeente Utrecht, erfpachtcanon 2013 eerste half jaar € 1.400,=
Gemeente Utrecht, gemeentelijke belastingen 2013 Wendelaar € 553,81
Gemeente Utrecht, gemeentelijke belastingen [adres] € 1.107,63
De Stichtse Rijnlanden, waterschapsbelasting 2013 [adres] € 172,32
Gemeente Vianen, gemeentelijke belasting 2013[adres] € 494,02
Gemeente Vianen, gemeentelijke belasting 2013 [adres] € 503,80
De Notarissen, akte depot
€ 302,50 +
€ 8.945,17
De overige schulden zijn zakelijke schulden aangegaan door de man.
3.8.
De vrouw heeft ter zitting gemotiveerd betwist dat de hiervoor weergegeven schulden (alsmede de hoogte daarvan) op de peildatum bestonden als ook dat zij gehouden is om bij te dragen aan de aflossing daarvan, zo bestaand. Slechts ten aanzien van de kosten van de depotakte heeft zij verklaard dat deze mogelijk gezamenlijk kunnen zijn. De rechtbank is van oordeel dat de man, in het licht van deze gemotiveerde betwisting, zijn stellingen ten aanzien van de hiervoor geduide schulden onvoldoende heeft onderbouwd. Te meer daar de man ter zitting ook heeft toegegeven dat mogelijk een deel van deze schulden reeds is verrekend bij overdracht van de betreffende woning aan de nieuwe eigenaar. Het had op de weg van de man gelegen om een accuraat en actueel schuldenoverzicht in het geding te brengen. Dit heeft de man niet gedaan. Hij kan er naar het oordeel van de rechtbank niet mee volstaan om ter zitting te verwijzen naar producties waaruit de rechtbank dan zelf moet gaan ontdekken of en zo ja, welk deel van de schulden op de peildatum nog aanwezig was. De rechtbank kan in rechte dus niet vaststellen dat er op de peildatum nog gemeenschappelijke schulden waren, zodat de rechtbank niet kan oordelen over een eventuele onderlinge draagplicht daarvan. De rechtbank stelt wel vast dat er op de peildatum nog zakelijke schulden van de man bestonden. De man is naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 2 HVW bij uitsluiting van de vrouw aansprakelijk voor deze schulden. Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat alle door de man in diens processtukken genoemde schulden en eventuele overige door hem aangegane schulden uitsluitend voor zijn rekening komen, zal de rechtbank daarmee slechts toewijzen voor zover het zakelijke schulden betreft.
3.9.
Uitgaande van de stelling van de man dat de totale schuldenlast op de peildatum ruim € 65.000,= bedroeg en de gemeenschappelijke schulden de omvang hadden als hiervoor in rechtsoverweging 3.7. weergegeven, stelt de rechtbank vast dat de zakelijke schulden van de man (minimaal) € 56.665,28 bedroegen. De omvang van deze zakelijke schulden in verhouding tot de (beperkte) waarde van de overige bezittingen van de man die in de financiële afwikkeling van partijen moeten worden betrokken, maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat het totale vermogen van de man negatief is. Op grond van artikel 13 HVW zal er dus verder geen verrekening van de vermogens van partijen plaatsvinden.
3.10.
Voor de aflossing van de bestaande schuldenlast is nog van belang dat partijen de eerder genoemde depotovereenkomst hebben gesloten. In deze overeenkomst wordt aller-eerst (onder de namen van partijen op pagina 1 bovenaan) vermeld dat partijen zijn gehuwd onder het opmaken van huwelijkse voorwaarden. Partijen zijn zich daarvan dus op dat moment bewust. In de depotovereenkomst staat vervolgens vermeld dat het depot-bedrag zal worden aangewend om de vorderingen van de aan partijen genoegzaam bekende schuldeisers te voldoen en dat partijen zich ervan bewust zijn dat er na uitbetaling naar verwachting geen saldo meer aanwezig zal zijn. Vervolgens is bepaald dat uitbetaling aan de schuldeisers zal geschieden aan de hand van een door een curator of bewindvoerder op te stellen overzicht. Ter zitting heeft de man verklaard dat met de notaris is afgesproken dat ook een vrijwillige schuldsanering akkoord is, mits de vrouw daar toestemming voor geeft. De vrouw heeft in lijn hiermee ter zitting verklaard dat de man zijn schulden aan de notaris zou laten zien, dat de notaris deze dan met haar zou bespreken en dat zij dan zou bekijken of zij toestemming zou kunnen geven voor het aflossen van de schulden. De rechtbank is gezien voorgaande van oordeel dat partijen in de depotovereenkomst inderdaad, zoals de man stelt, hebben afgespro-ken dat de (totale) schuldenlast zou worden gesaneerd (vrijwillig dan wel via de wettelijke schuldsaneringsregeling) en dat daartoe het depotbedrag (aangevuld met het nog uit te keren bedrag van de ASR-polis) zou worden benut. Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat aan haar de helft van het in depot rustende bedrag door de notaris wordt uitgekeerd, zal de rechtbank dus afwijzen. Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de man uit zijn aandeel in het depotbedrag € 9.000,= aan haar zal voldoen en hem te verplichten eraan mee te werken dat voornoemd bedrag door de notaris rechtstreeks uit zijn aandeel in het depot aan de vrouw zal worden voldaan, zal de rechtbank op diezelfde grond eveneens afwijzen.
3.11.
Concreet betekent het voorgaande dus dat partijen het depotbedrag dienen aan te wenden voor sanering van de (totale) schuldenlast. Het betekent echter niet meer dan dat, zodat tegelijkertijd geldt dat de vrouw niet gehouden is om de zakelijke schulden van de man te dragen nu zij daarvoor, op grond van de huwelijkse voorwaarden van partijen, niet aansprakelijk is. Partijen hebben geen aanknopingspunten gegeven op basis waarvan kan worden voorzien in de tegenstelling die lijkt te ontstaan tussen de aanwending van het depotbedrag voor schulden van de man, zonder de aansprakelijkheid van de vrouw voor deze schulden. Zodat de rechtbank daarover geen beslissing kan geven.
3.12.
De vrouw heeft de rechtbank verder nog een tweetal verzoeken gedaan die zien op (inboedel)goederen. Ten eerste heeft zij verzocht om de man te veroordelen tot afgifte van de aan de vrouw toebehorende inboedelzaken zoals opgenomen op haar lijst (productie 7 bij haar akte) althans aan de vrouw een schadevergoeding te betalen van € 25.109,50. Ten tweede heeft zij verzocht om de man te veroordelen om haar bromfiets aan haar af te geven althans de waarde van € 300,= aan haar te vergoeden en de man te bevelen om het vrijwaringsbewijs aan haar af te geven. De vrouw stelt dat de man bij zijn vertrek uit de woning nagenoeg de gehele inboedel heeft meegenomen althans heeft afgevoerd, verkocht of vernietigd. De bromfiets heeft hij afgevoerd, vernietigd of verkocht zonder een vrijwaringsbewijs te verkrijgen. De man voert verweer. Hij stelt dat hij bij zijn vertrek uit de woning slecht zijn persoonlijke goederen, de vaatwasser, een wasmachine en een droger heeft meegenomen. Verschillende meubelstukken zouden ten tijde van de relatie al zijn afgevoerd omdat zij kapot waren, maar alle waardevolle inboedelgoederen zijn volgens de man bij de vrouw achtergebleven. De man acht een overbedelingsvergoeding ten gunste van hem aan de orde. De bromfiets heeft de man voor € 50,= verkocht. Ter zitting heeft hij verklaard bereid te zijn dit bedrag aan de vrouw te doen toekomen.
3.13.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stellingen van partijen niet kan worden vastgesteld tot wiens vermogen de inboedelgoederen behoren, wat er met deze goederen is gebeurd en wie deze feitelijk tot zijn of haar beschikking heeft. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de vrouw over de inboedelgoederen af. Wel kan worden vastgesteld dat de bromfiets door de man is verkocht. De vrouw heeft de door haar gestelde waarde van de bromfiets niet onderbouwd. Gegeven de (in zijn akte ingenomen) gemotiveerde betwisting van de man en zijn stelling dat deze bromfiets twaalf jaar oud was, doorgeroest was en lekke banden had, acht de rechtbank de door de man verklaarde verkoopopbrengst niet onaannemelijk. De rechtbank zal daarom bepalen dat de man € 50,= aan de vrouw moet betalen voor de bromfiets. De man dient de vrouw tevens het vrijwaringsbewijs dat hij bij verkoop moet hebben ontvangen af te geven, zodat zij daarmee de verzekering van die bromfiets kan doen eindigen.
3.14.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat de man in het lichaam van zijn akte boedel-verdeling melding maakt van vorderingen die hij op de vrouw stelt te hebben. Deze zien op een rekening van Lasiek ooglaseren, teveel door de vrouw geïnde partner- en kinderalimen-tatie en door de man in 2006 voldane notariskosten van € 18.900,=. Ook stelt hij dat er nog kosten van de huishouding verrekend moeten worden, op te maken bij staat. De rechtbank stelt vast dat de man ter zake deze stellingen geen verzoeken heeft geformuleerd, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat. Noch daargelaten de vraag of dergelijke verzoeken – gezien artikel 827 Rv – in het kader van deze procedure kunnen worden beoordeeld.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart van recht dat alle door de man aangegane zakelijke schulden uitsluitend voor zijn rekening komen,
4.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw € 50,= te voldoen,
4.3.
beveelt de man om het vrijwaringsbewijs van de bromfiets, merk Puch, aan de vrouw af te geven,
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad met uitzondering van het bepaalde onder 4.1.,
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Phaff, rechter, in het bijzijn van mr. C.W.N.C. van den Brandt-Simons, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2014. [1]

Voetnoten

1.type: b