ECLI:NL:RBMNE:2014:2642
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.E.M. Nootenboom
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige verhuurvoorwaarden door woningbouwvereniging aan veroordeelde huurder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, en de stichting [gedaagde], een woningbouwvereniging. De eiser vorderde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door hem geen huurovereenkomst aan te bieden voor een flatwoning in een woongroep voor ouderen, ondanks een positieve voordracht van de woongroep. De gedaagde had voorwaarden gesteld aan de verhuur, waaronder de eis dat de eiser zijn strafrechtelijk verleden aan de medebewoners bekend zou maken, wat de eiser als een inbreuk op zijn privacy beschouwde.
De feiten van de zaak tonen aan dat de eiser eerder was veroordeeld voor ontucht met minderjarigen en dat hij na zijn gevangenisstraf moeite had om woonruimte te vinden. De gedaagde vreesde dat het bekend worden van de identiteit van de eiser zou leiden tot maatschappelijke onrust binnen de woongroep. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld door voorwaarden te stellen aan de verhuur, aangezien deze voorwaarden waren bedoeld om de belangen van de andere bewoners te beschermen. De eiser had niet voldoende onderbouwd dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld en de vordering werd afgewezen.
De kantonrechter concludeerde dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor het creëren van een situatie waarin het vinden van alternatieve huisvesting bemoeilijkt werd door zijn keuze om de publiciteit te zoeken. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 500,- werden begroot. Deze uitspraak benadrukt de afweging tussen de rechten van een huurder en de verantwoordelijkheden van een woningcorporatie ten aanzien van de leefbaarheid en veiligheid binnen een woongroep.