ECLI:NL:RBMNE:2014:2928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
16-700898-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot inbraak in een supermarkt te Tilburg en deelname aan een criminele organisatie; veroordeling voor poging tot inbraak in een supermarkt te Deventer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot inbraak in een supermarkt te Tilburg en deelname aan een criminele organisatie. De zitting vond plaats op 9 mei 2014, waarbij de verdachte werd bijgestaan door mr. M.E. van der Werf. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere pogingen tot inbraak in twee supermarkten en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. Voor feit 1, de poging tot inbraak in de supermarkt te Tilburg, zijn er voldoende bewijzen, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank oordeelt dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken. Voor feit 2, de poging tot inbraak in de supermarkt te Deventer, is de verdachte vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. Voor feit 3, deelname aan een criminele organisatie, is de verdachte eveneens vrijgesproken, omdat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten van de organisatie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de poging tot inbraak in de supermarkt te Tilburg en heeft een gevangenisstraf van 70 dagen opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De uitspraak is gedaan op 23 mei 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700898-12 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 mei 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 5 januari 2012 samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de [supermarkt] te [plaats];
2. in de periode van 5 januari 2012 tot en met 6 januari 2012 samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de [supermarkt 2]te [plaats];
3. in de periode 15 augustus 2011 tot en met 14 februari 2012 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent alle drie de ten laste gelegde feiten. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 kan komen en wijst daarbij op het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Bij vrijspraak voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, dient naar de mening van de verdediging ook voor feit 3 vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1
Op 5 januari 2012 doet [aangever], namens [supermarkt], aangifte van inbraak in de [supermarkt], gelegen aan de [adres] te [plaats]. Aangever heeft verklaard [1] dat op 5 januari 2012, tussen 16:30 en 16:45, iemand zich heeft opgesloten in de meterkast, gelegen in het magazijn. Men kwam erachter omdat er een aantal lichten in de winkel uitging. Een medewerker is hierop naar de meterkast gelopen om de verlichting weer aan te doen. Op het moment dat de medewerker de meterkast opende, kwam hier een man uit. De man rende via het magazijn de winkel uit. Vervolgens heeft de aangever de camerabeelden uitgekeken. Hij zag vier getinte jongens die donkere kleding droegen. Op de beelden is te zien dat men elkaar in de gaten hield. Aangever zag dat een persoon een medewerkster afleidde. Hij zag dat een persoon het winkelend publiek/winkelpersoneel in de gaten hield. Hij zag dat een persoon een mobieltje in zijn handen had. Hij zag dat twee van de vier jongens zich ophielden bij de klapdeuren, naar het magazijn. Op een zeker moment gaat een jongen de klapdeuren door, het magazijn in. Kort daarna werd hij gevolgd door een andere jongen. Deze jongen komt 40 seconden later alleen door de klapdeuren de winkel weer in. Enkele minuten later is op de beelden te zien dat een andere jongen het magazijn uit komt rennen. In de meterkast in het magazijn zit een blauwe dikke kabel. Als deze doorgeknipt zou worden, werken de telefoons en het alarmsysteem niet meer en hebben de jongens vrij spel.
Toen de medewerker de meterkast opende, zat deze in het slot. De jongen die erin zat is kennelijk opgesloten geweest. De ruimte in de kast is minimaal. Een slank persoon zou er net in kunnen staan, zonder alle schakelaars achter zich om te zetten. De deuren zijn van binnenuit niet te openen, mede omdat de ruimte te klein is om kracht te zetten tegen de deuren, om deze open te duwen/breken. Voor de meterkast stonden een paar rieten manden en een ladder. Deze heeft men eerst moeten verschuiven om de deuren van de meterkast te openen. Toen de medewerker de kast wilde openen stonden de rieten manden gewoon voor de deuren van de meterkast. Men heeft deze manden kennelijk gewoon weer voor de deur teruggezet, nadat men de jongen in de meterkast opgesloten had.
De getuige [getuige] verklaart dat hij op 5 januari 2012 omstreeks 16:00 uur aan het werk was bij de [supermarkt], gelegen aan de [adres] te [plaats]. Getuige [getuige] verklaart [2] dat zijn collega, [A], vertelde dat het licht was uitgevallen. Getuige [getuige] dacht dat er een stop kapot was en is daarom naar het magazijn gelopen. Achter in het magazijn zit de meterkast. Voor de meterkast staan altijd een stapel met manden en een ladder. Getuige [getuige] heeft eerst de manden en de trap aan de kant gezet. Vervolgens heeft hij de meterkast van het slot gedraaid. De sleutel van de meterkast zat namelijk in het slot. Op het moment dat hij de meterkast opendeed, zag hij dat er een man uit de meterkast kwam. Getuige [getuige] zag dat de man langs hem heen liep, de winkel in.
Op de camerabeelden die zijn opgenomen in de [supermarkt] in [plaats] op 5 januari 2012 is te zien dat om 16:28 uur 4 jongens, na elkaar, naar binnen lopen. Op de beelden is te zien dat één van de jongens door de klapdeuren het magazijn binnenloopt. Vervolgens is te zien dat een andere jongen door de klapdeuren het magazijn binnenloopt. Op de beelden is om 16:45 uur te zien dat de eerste jongen door de klapdeuren het magazijn uitrent, linksaf, de winkel door. [3]
Verbalisant [verbalisant 1], sinds 11 jaar werkzaam als wijkagent in de wijk [naam] in [plaats], heeft ambtshalve veel contact met jongeren die woonachtig zijn, of verblijven in de wijk [naam] en spreekt regelmatig Marokkaanse jongeren in deze wijk. Op 10 januari 2012 bekijkt [verbalisant 1] een aantal fotoafdrukken en bekijkt tevens bewegende beelden van de [supermarkt], gevestigd aan de [adres] te [plaats]. [verbalisant 1] herkent [4] op fotoafdruk 1, zijnde een foto van twee personen die naast elkaar door het toegangspoortje lopen, de linkerpersoon (in spiegelbeeld) als verdachte. [verbalisant 1] geeft aan dat verdachte in het verleden meermalen door hem is aangesproken en herkent hem aan zijn gelaat, lichaamsbouw dan wel gezichtsuitdrukking. [verbalisant 1] herkent de tweede persoon op deze foto als zijnde medeverdachte [medeverdachte 1].
Bij de rechter-commissaris heeft [verbalisant 1] verklaard [5] dat hij aanvankelijk wijkagent jeugd was en dat hij in 2007 in een andere wijk is gaan werken, namelijk in de wijk [naam], en wel als wijkagent. [verbalisant 1] heeft voorts verklaard dat hij als wijkagent jeugd veel contact met verdachte had, dat hij als wijkagent van de wijk [naam] ook weleens in de wijk [naam] komt, en dat hij werkzaam is op het politiebureau [naam], welk bureau op ongeveer 200 meter afstand van het woonadres van verdachte is.
Verbalisant [verbalisant 2], tot 1 januari 2012 gedurende 5 jaar werkzaam als wijkagent in de wijk [naam], heeft ambtshalve grote bekendheid met de in deze wijk woonachtige jeugd. Op 9 januari 2012 bekijkt [verbalisant 2] een aantal fotoafdrukken en bewegende beelden van de [supermarkt], gevestigd aan de [adres] te [plaats]. [verbalisant 2] herkent [6] op fotoafdruk 1 de rechterpersoon als verdachte. Zij herkent verdachte aan zijn gelaat, lengte, postuur en haardracht.
De andere drie verdachten worden door verschillende verbalisanten herkend als de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [7]
Op de bewegende beelden die met het camerabeveilingingssysteem van de [supermarkt] zijn opgenomen werd door de politie waargenomen dat de medeverdachten regelmatig om zich heen keken en dat verdachte in de winkel kort zichtcontact met medeverdachte [medeverdachte 3] had. [8]
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de [supermarkt] te [plaats]. Verdachte is blijkens genoemde beeldherkenningen (ongeveer) gelijktijdig met drie medeverdachten de winkel binnengegaan. De beeldherkenningen ondersteunen elkaar en zijn beide tevens gebaseerd op bewegende beelden. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan genoemde herkenningen.
In de supermarkt kijken de medeverdachten om zich heen en heeft verdachte kort zichtcontact met medeverdachte [medeverdachte 3]. Medeverdachte [medeverdachte 3] loopt het magazijn in, waar hij later in de meterkast wordt aangetroffen.
Voorts hebben de medeverdachten eerder volgens een vaste werkwijze, de modus operandi, met anderen inbraken gepleegd en gepoogd in te breken, welke werkwijze zich onder meer kenmerkte door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door verdere uitvoering van de inbraak. Hoewel niet vaststaat dat verdachte op de hoogte was van de betrokkenheid van zijn medeverdachten bij eerdere inbraken, kan uit voormelde feiten en omstandigheden wel worden afgeleid dat verdachte en zijn mededaders van plan waren om ook hier te gaan inbreken.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde (deelonderzoek [plaats]).
De stemherkenning door [verbalisant 1] kan niet gekoppeld worden aan een tot verdachte terug te leiden telefoon en wordt evenmin ondersteund door andere bewijsmiddelen. Deze stemherkenning biedt de rechtbank dan ook onvoldoende zekerheid dat de stem daadwerkelijk van verdachte is.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 3
Van deelneming aan een criminele organisatie is volgens bestendige rechtspraak sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Een verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie het oogmerk heeft het plegen van misdrijven; in zoverre is voorwaardelijke opzet niet voldoende.
Het strafdossier biedt geen bewijs voor de wetenschap van verdachte dat hij deelnam aan een organisatie. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte op de hoogte was dan wel moet zijn geweest van het feit dat zijn medeverdachten zich in georganiseerd verband schuldig hebben gemaakt aan andere criminele activiteiten. De enkele deelname aan het bewezenverklaarde is daartoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
(deelonderzoek [plaats])
op 05 januari 2012 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een supermarkt gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en / of die / dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn / hun bereik te brengen door middel van verbreking, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in de meterkast. althans in die meterkast gaan staan (met de bedoeling om na sluiting van die supermarkt de zich in die meterkast bevindende kabel door te kunnen knippen, teneinde op die wijze het alarm van die supermarkt uit te schakelen) en
- ( vervolgens) om de aanwezigheid in de meterkast niet op te laten vallen de manden en andere voorwerpen, welke voor die meterkast stonden weer teruggezet voor die meterkast, en
- zich opgehouden in de magazijnruimte van die supermarkt,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert derhalve het navolgende strafbare feit op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een supermarkt.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met de justitiële documentatie d.d. 7 april 2014. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker ter zake van - onder meer - vermogensdelicten is veroordeeld, zoals bijvoorbeeld een bedrijfsinbraak. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan een poging tot een dergelijk misdrijf schuldig te maken.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 24 januari 2014 blijkt voorts dat verdachte zijn eigen keuzes maakt en dat een eerder opgelegd reclasseringscontact werd beëindigd, omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, zal de rechtbank verdachte een geheel onvoorwaardelijke straf opleggen, en wel een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen. Deze straf is in overeenstemming met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Omdat de rechtbank uitsluitend feit 1 bewezen acht, wijkt de rechtbank met deze straf af van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het
onder 2. en 3. tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 70 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.M.G. de Weerd , voorzitter,
mrs. M.P. Glerum en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
1.
(deelonderzoek [plaats])
hij op of omstreeks 05 januari 2012 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een supermarkt gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en / of die / dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft
gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in de meterkast. althans in die meterkast gaan staan (met de bedoeling om na sluiting van die supermarkt de zich in die meterkast bevindende kabel door te te kunnen knippen, althans te vernielen, teneinde op die wijze het alarm van die supermarkt uit te schakelen) en/of
- ( vervolgens) om de aanwezigheid in de meterkast niet op te laten vallen de manden/kratjes en/of andere voorwerpen welke voor die meterkast stonden weer teruggezet voor die meterkast, en/of
- zich opgehouden in de magazijnruimte van die supermarkt
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(deelonderzoek [plaats])
hij in of omstreeks de periode van 05 januari 2012 tot en met 06 januari 2012 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een supermarkt (gevestigd aan [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en / of die / dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in (de meterkast van) die supermarkt en/of
- ( na sluitingstijd van die supermarkt en/of nadat het personeel de winkel had verlaten) de (kabel van de) (zogenaamde) Isra kast ( zijnde de kast waar alle bekabeling van die supermarkt binnen komt) doorgeknipt, althans vernield, en/of
- de (zogenaamde) alarmkast vernield (teneinde te voorkomen dat de alarminstallatie van die supermarkt in werking zou treden)
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2011 tot en met 14 februari 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door hem, verdachte, en/of [medeverdachte 2] en/of[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van diefstallen door middel van braak/verbreking/insluiping in supermarkten;
- witwassen van (grote) hoeveelheden geld en/of goederen;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 6 januari 2012 met bijlagen, opgenomen op pagina 18-24 van het deelonderzoek [plaats], dossiernummer PL0910 2012031888, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 69.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 6 januari 2012, opgenomen op pagina 27-28 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Het relaas proces-verbaal d.d. 5 juni 2012, opgenomen op pagina 3-17 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 8-13.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2012, opgenomen op pagina 41-44 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 41-42.
5.Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [verbalisant 1] d.d. 31 maart 2014.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2012, opgenomen op pagina 35-37 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 36.
7.De processen-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 35-37, 38-40, 41-44 en 45-46.
8.Het relaas proces-verbaal d.d. 5 juni 2012, opgenomen op pagina 3-17 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 10