Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 28 augustus 2013;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2014, waarin de rechtbank bij mondeling vonnis onderhavige zaak heeft verwezen naar de kantonrechter;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2014.
2.De feiten
2 [naar de kantonrechter begrijpt uit de opbouw van de dagvaarding en de conclusie van antwoord in conventie, echter staat in de dagvaarding dat de beelden van 20 januari 2011 zijn]geld uit de kassa heeft weggenomen. Op 24 januari 2012 is [gedaagde] geconfronteerd met deze bevindingen, evenals het vermoeden dat [gedaagde] gedurende geruime tijd geld heeft weggenomen uit de kassa’s. Bij dit gesprek waren, naast [gedaagde], [A] aanwezig alsmede (van de zijde van de franchisegever) de winkelbegeleider, de heer [B], en een winkelcoach, mevrouw [C]. In dit gesprek heeft [gedaagde] verklaard dat zij gedurende ongeveer anderhalf jaar geld heeft verduisterd uit de kassa’s van [eiser], te weten circa € 400,- per week. Vervolgens is tijdens dit gesprek een brief namens [eiser] (hierna: de brief) door [gedaagde] voor akkoord ondertekend. In deze brief staat onder meer getypt dat [gedaagde] per direct haar dienstverband opzegt en dat een terugbetalingsregeling deel uitmaakt van het ontslag. Tevens staat in deze brief dat [gedaagde] het bedrag van € 31.000,- in maandelijkse termijnen van € 300,- zal overmaken aan [eiser].
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
5.De beslissing
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
;