In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een tussenvonnis in een civiele procedure over beroepsaansprakelijkheid van een advocaat. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Bimo, heeft de gedaagden, waaronder een N.V. en een andere gedaagde, aangeklaagd wegens het niet tijdig stuiten van verjaringstermijnen van vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in 2004 vervuiling van de landbouwgrond en het erf rondom haar woning heeft geconstateerd, maar dat de verjaring van haar vorderingen niet tijdig is gestuit. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen overwogen dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun zorgplicht door de verjaringstermijnen niet te bewaken. Dit heeft geleid tot aansprakelijkheid voor de schade die de eiseres heeft geleden. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de rol voor verdere beoordeling van de schade en de mogelijkheid voor de gedaagden om hun verweer nader te onderbouwen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor advocaten om verjaringstermijnen goed in de gaten te houden en tijdig stuitingshandelingen te verrichten, om te voorkomen dat hun cliënten in een nadelige positie komen te verkeren. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de verantwoordelijkheden van advocaten in het kader van beroepsaansprakelijkheid onder de aandacht brengt.