ECLI:NL:RBMNE:2014:3147

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
16-661026-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openbare schennispleging, winkeldiefstal en beschadiging van een autoportier

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 5 juni 2014 veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder openbare schennispleging, winkeldiefstal en beschadiging van een autoportier. De zittingen vonden plaats op 10 april en 5 juni 2014, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. P. van der Geest. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord en op basis van de beschikbare bewijsmiddelen een direct mondeling vonnis gewezen. De tenlastelegging omvatte vijf feiten, waarbij de verdachte zich op verschillende data in 2013 en 2014 schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid in het openbaar, diefstal van goederen uit een winkel en het beschadigen van een autoportier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de verklaringen van getuigen en de bekennende verklaringen van de verdachte zelf. De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, wat als onfatsoenlijk en aanstootgevend werd beschouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens, maar heeft geoordeeld dat de feiten in enige mate aan hem kunnen worden toegerekend. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661026-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 juni 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [1984],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2014 en 5 juni 2014. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen de raadsvrouw mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, die verklaart uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 5 juni 2014 direct mondeling vonnis gewezen.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
zich op 7 januari 2014 op de [adres] te [plaats] opzettelijk oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Ten aanzien van feit 2:
zich op 30 december 2013 op het [adres] te [plaats] opzettelijk oneerbaar met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Ten aanzien van feit 3:
zich in de periode van 4 december 2013 tot en met 9 december 2013 te [plaats] meermalen opzettelijk oneerbaar in het openbaar met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Ten aanzien van feit 4:
Op 18 december 2013 een blikje energiedrank en/of een blikje coca cola en/of een pak koeken heeft gestolen van Albert Heijn te [plaats];
Ten aanzien van feit 5:
Op 30 mei 2013 te [plaats] een portier van een auto, toebehorende aan [A], heeft beschadigd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten onder 1 tot en met 5 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Aangezien verdachte de feiten 1 en 2 heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, ten aanzien van die feiten met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
- Het proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2014 [2] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie op 7 januari 2014. [3]
Ten aanzien van feit 2
- De aangifte van [aangever 1] [4] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie op 30 december 2013. [5]
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
4 december 2013
[aangever 2] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 december 2013 zag ik een man staan. [6] Ik weet dat men de man [bijnaam] noemt. Ik zag dat [bijnaam] in de [adres] stond. Ik zag dat hij zijn geslachtsdeel vasthield met zijn rechterhand. Ik zag dat hij met zijn geslachtsdeel aan het spelen was. Ik zag dat de politieagent de man (de rechtbank begrijpt: de man die men [bijnaam] noemt) aanhield. Ik weet dat de echte naam van [bijnaam] [verdachte] is. [7]
[getuige 1] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 december 2013 kwam ik een man tegen die ik ken als [verdachte] noemt zichzelf [bijnaam]. Mijn kantoor heeft uitzicht op de [adres] in [plaats]. Ik zag dat [bijnaam] zijn geslachtsdeel uit zijn broek had hangen en dat hij zijn geslachtsdeel met een van zijn handen vasthield en een sjorrende beweging maakte. [8]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 december 2013 kwamen wij ter plaatse in de [adres] te [plaats]. Ik, verbalisant [verbalisant 1], ben samen met [aangever 2] via de [adres] naar de [adres] gelopen. Wij zagen een persoon staan. Ik vroeg aan [aangever 2] of dit de persoon was die hij bedoelde. Ik hoorde dat [aangever 2] antwoordde dat dit de man was die net in de [adres] zijn geslachtsdeel had laten zien. [9] Wij hielden de verdachte aan. De verdachte gaf op te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [1984] te [geboorteplaats]. [10]
6 december 2013
[aangever 3] heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 6 december 2013 zag ik een man op de hoek van de [adres] en de[adres] te [plaats] staan. Ik zag dat hij zichzelf aan het bevredigen was. Ik zag dat de penis van de man uit zijn broek hing en dat hij deze vasthield met zijn rechterhand. De man maakte meerdere malen een aftrekkende beweging met zijn hand om zijn penis. [11]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op vrijdag 6 december 2013 kregen wij de opdracht om te gaan naar de[adres] ter hoogte van de [adres]. Daar zou zich een man bevinden die op de openbare weg zijn geslachtsdeel uit zijn broek had gehaald. Aanrijdend zagen wij in de [adres], op ongeveer 200 meter afstand van de [adres] een man die voldeed aan het eerder opgegeven signalement. We hebben de man aangehouden. [12] Het betrof de verdachte [verdachte], geboren op [1984] te [geboorteplaats] in Iran. [13]
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
O: Je bent vandaag aangehouden in [plaats].
V: Er is aangifte gedaan tegen jou door iemand die gezien heeft dat jij jezelf aan het aftrekken was, Heb je dat gedaan?
A: Ja. Ik heb een probleem met mijn geslachtsdeel. Het zal niet meer werken als ik het niet in mijn hand heb. [14]
8 december 2013
[aangever 4] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 8 december 2013 kwam ik naar buiten gelopen, de [adres] te [plaats] in. Ik zag een man staan. Ik zag dat deze man zijn geslacht in zijn hand had. Ik zag dat hij trekkende bewegingen met zijn hand maakte. [15] Ik zag dat de politie met een man uit de [adres] kwam lopen. Ik zag dat dit de man betrof die eerder zichzelf had betast ten overstaan van voorbijgangers. [16]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 8 december 2013 kwamen wij ter plaatse in de [adres]. Ik zag in de steeg een man staan die later bleek te zijn verdachte [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] zijn broek snel omhoog trok. Hierop hielden wij [verdachte] aan als verdachte. [17]
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [18]
V: Er is gezien dat je gisterenavond 8 december 2013 met je geslachtsdeel in je hand bezig was. Klopt dat?
A: Ja, dat klopt. Waar jullie mij hebben aangehouden.
9 december 2013
[getuige 2] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 9 december 2013 was ik op de [adres] in [plaats]. Op het moment dat ik de man passeerde, zag ik dat die man zijn piemel in zijn rechterhand vasthield en zichzelf ten overstaan van een ieder op de openbare weg aan het masturberen was. [19]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 9 december 2013 kreeg ik een melding om te gaan naar de [adres] te [plaats]. De melder had gezien dat een man daar op de openbare weg aan het masturberen was. Ik hoorde dat de man het volgende signalement had.
* Man
* Kort zwart haar
* Zwarte baard
* Zwarte jas
* Blauwe spijkerbroek
Ik zag een man zitten die aan het signalement voldeed. Ik zag dat de man opstond en zijn broek optrok. Ik zag dat de man mij een geldig verblijfsdocument overhandigde. Hieruit bleek de man te zijn:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [1984] te [geboorteplaats], Iran. [20]
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [21]
O: Je bent vanmiddag aangehouden op de [adres] te [plaats]. Je bent op woensdag 4 december 2013, vrijdag 6 december 2013, zondag 8 december 2013 eerder aangehouden voor het plegen van schennis. Nu ben je weer door de politie aangehouden voor hetzelfde. Wat is er gebeurd?
A: Hetzelfde feit. Ik had mijn penis bloot gemaakt. Ik maak mijn onderlichaam bloot en begin te masturberen.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Uit het aangifteformulier winkeliers blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gegevens winkel: Albert Heijn, [adres] te [plaats]. [22]
Goederen die zijn ontvreemd: Energiedrank AH Basic, blikje Coca Cola, koeken Rozella’s.
Wanneer vond het gebeurde feit plaats? 18 december 2013. [23]
Persoonsgegevens verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [1984]. [24]
Verklaring aangever:
Op 18 december 2013 was ik werkzaam als beveiligingsbeambte bij Albert Heijn op de [adres]. Ik zag verdachte de bovengenoemde goederen in zijn jaszakken stoppen. Vervolgens zag ik dat de verdachte de kassa passeerde en hierbij de goederen niet ter betaling aanbood. Ik heb hem vervolgens gevraagd om met mij mee te lopen naar het kantoor, daar kwamen de bovengenoemde producten uit zijn jas tevoorschijn. Ik heb de verdachte aangehouden. [25]
De verdachte heeft op 18 december 2013 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Kun jij mij vertellen wat er vandaag gebeurd is en waarom je hier nu zit?
A: Ik heb het in de winkel gepakt en toen ben ik ook aangehouden.
V: Weet je nog wat je hebt gepakt in de winkel?
A: Energiedrank. [26]
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
[A] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 30 mei 2013 parkeerde ik mijn auto op de[adres] te [plaats]. Toen ik terug kwam bij mijn auto zag ik dat er een briefje tussen mijn ruitenwisser zat. Er stond in dat iemand tegen mijn auto had getrapt en dat iemand daar ook voor was aangehouden. Ik zag vervolgens dat er aan de passagierskant een deuk zat in het portier. [27]
[getuige 3] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 30 mei 2013 was ik in mijn woning aan de[adres] te [plaats]. Ik hoorde lawaai van buiten komen. Ik hoorde een man schreeuwen. [28] Ik zag dat de man een telefoon aan zijn oor hield. Ik zag toen dat de man een schoppende beweging naar de auto maakte. Dit was aan de bijrijderskant. Ik heb toen een foto van de man gemaakt. Ik zag dat de man het pand van [naam] aan de [adres] binnenging. [29]
Verbalisanten [verbalisant 8], [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 30 mei 2013 waren wij aanwezig in de [adres] te [plaats]. Toen wij voor [naam] stonden werden wij aangesproken door de beveiligingsbeambte aldaar. Wij hoorden hem zeggen dat de man die wij zochten binnen was. Wij hoorden hem zeggen dat de man helemaal opgefokt binnen was gekomen. [30] Op aanwijzen van de beveiligingsbeambte zag ik een manspersoon staan. Ik zag dat deze man leek op de man van de foto die mij eerder door de getuige getoond was. Deze man bleek te zijn genaamd:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboortedatum: [1984].
Ik ben op aanwijzen van de getuige naar het voertuig toegelopen. Ik zag dat er ter hoogte van de middenstijl aan de bijrijderskant een deuk was. Ik zag dat er op deze deuk een schoenafdruk aanwezig was. [31]
De verdachte heeft op 18 december 2013 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [32]
V: Wat is er vandaag voor uw aanhouding gebeurd? Was u op straat aan het telefoneren?
A: Ja, op straat wel. Ik was toen boos. Ik weet wel dat ik zo boos was dat ik mijn stem kwijt ben.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 07 januari 2014 te [plaats], zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het
openbaar verkeer bestemd, te weten [adres], met ontbloot
geslachtsdeel heeft bevonden;
2.
op 30 december 2013 te [plaats], zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het
openbaar verkeer bestemd, te weten [adres], met ontbloot geslachtsdeel
heeft bevonden;
3.
op tijdstippen in de periode van 04 december 2013 tot en met 9 december 2013 te [plaats],
zich meermalen telkens opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten
- op de [adres] op 4 december en
- op de[adres] en [adres] op 6 december en
- op de [adres] op 8 december en
- op de [adres] op 9 december
met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
op 18 december 2013 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een blikje energiedrank AH Basic en een blikje coca cola en een pak
koeken Rozella's, toebehorende aan Albert Heijn vestiging [adres];
5.
op 30 mei 2013 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een portier van een auto, toebehorende aan [A], heeft beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feiten 1 en 2: telkens: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Ten aanzien van feit 3: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4: diefstal.
Ten aanzien van feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte een beroep gedaan op niet-toerekenbaarheid in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht en zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat uit de psychologische rapportages en reclasseringsrapportages en ook uit de verklaringen van verdachte blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Voorts bestaat er volgens de verdediging een causaal verband tussen de psychiatrische problematiek van verdachte en de ten laste gelegde feiten. Kijkend naar de aard van de feiten zoals ten laste gelegd onder 1 tot en met 3 is duidelijk dat dit geen feiten zijn die iemand met een gezonde geestestoestand zomaar pleegt. Ten aanzien van feiten 4 en 5 verklaart verdachte dat hij psychisch ziek is en het zich niet kan herinneren. Sinds de opname van verdachte in [naam] heeft hij geen nieuwe delicten gepleegd, waardoor het gedrag ten tijde van het ten laste gelegde duidelijk wordt verklaard door zijn psychiatrische problematiek.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wel aan verdachte kunnen worden toegerekend. De officier van justitie wijst daarbij op de verklaringen van verdachte die hij tegenover de politie heeft afgelegd. Daaruit zou blijken dat verdachte zich op verschillende momenten bewust is geweest van zijn handelen. De officier van justitie gaat wel uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verwerpt het beroep op niet-toerekenbaarheid in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht en overweegt daaromtrent als volgt.
Van volledige ontoerekeningsvatbaarheid bij verdachte is onvoldoende gebleken. De rechtbank baseert dit oordeel onder meer op het psychologisch onderzoek pro justitia van 21 maart 2014 van drs. W.J.L. Lander, klinisch psycholoog. In dit rapport wordt geconstateerd dat er bij verdachte sprake is van ernstige middelenproblematiek. Het middelengebruik vermindert de kritische zin van verdachte en hierdoor verliest hij eerder zijn innerlijke remmingen. Het gevolg kan zijn dat hij zich eerder schuldig zal maken aan schennis van de eerbaarheid. Verder is de gewetensfunctie van verdachte beperkt. Hij heeft een zwak maatschappelijk normbesef en een geringe impulscontrole. De schennis van de eerbaarheid wordt aldus ook door de antisociale persoonlijkheidstrekken gefaciliteerd. Er is mogelijk sprake van een psychotische stoornis niet anders omschreven. Deze psychotische stoornis zou kunnen bijdragen aan het plegen van het tenlastegelegde. Door de psycholoog wordt geadviseerd verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De psycholoog concludeert voorts dat indien een psychotische stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte eveneens heeft beïnvloed, het tenlastegelegde (nog) minder aan verdachte kan worden toegerekend. Ook in een dergelijk geval komt de deskundige derhalve tot de conclusie dat er wel sprake is van enige mate van toerekenbaarheid.
De rechtbank neemt deze conclusies van de klinisch psycholoog over en maakte deze tot de hare.
Op grond daarvan kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er zijn ook geen andere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Het dossier biedt onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten volledig werd gestuurd door zijn stoornis. Ook in de verklaringen van verdachte komt naar voren dat er bij hem wel sprake is van enig bewustzijn met betrekking tot zijn handelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de ten laste gelegde feiten verdachte in enige mate verminderd toegerekend kunnen worden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om – indien de rechtbank tot strafoplegging komt – te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 10 dagen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, door op openbare plaatsen en in het zicht van voorbijgangers zijn geslachtsdeel te tonen en te masturberen. Het gedrag van de verdachte wordt als onfatsoenlijk en aanstootgevend beschouwd en is in strijd met de publieke moraal. Voor toevallig aanwezigen kan het hinderlijk en zelfs angstaanjagend zijn om geconfronteerd te worden met iemand die onverhoeds seksueel getinte handelingen voor hun ogen verricht. De verdachte heeft niet stil gestaan bij de mogelijke gevoelens van anderen en heeft slechts gehandeld ter bevrediging van zijn eigen kennelijke drang tot het in het openbaar verrichten van dergelijke handelingen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en een beschadiging van een portier van een auto.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 april 2014 blijkt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van een winkeldiefstal, laatstelijk op 13 januari 2014 tot een geldboete van € 300,- subsidiair 6 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid of vernieling.
De rechtbank heeft voorts gelet op de mededeling van de officier van justitie dat er inmiddels een rechterlijke machtiging ten aanzien van verdachte is uitgesproken en dat verdachte is opgenomen bij [naam] en zal worden aangemeld bij de Van der Hoevenkliniek voor een klinische behandeling. Mevrouw Van der Pluim van reclassering Victas heeft ter terechtzitting aangegeven dat bijzondere voorwaarden in de zin van begeleiding door de reclassering – naast dit civiele traject – overbodig zijn en zelfs contraproductief kunnen werken.
De rechtbank acht het, gelet op het feit dat reeds een civiel behandeltraject voor verdachte is ingezet, niet nodig om in het kader van deze strafzaak een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd. Voorts wordt rekening gehouden met het gestelde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal daarom volstaan met een gevangenisstraf van 10 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 57, 63, 239, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2: telkens: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Ten aanzien van feit 3: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4: diefstal.
Ten aanzien van feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Brouwer, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en R.G.A. Beaujean, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juni 2014.
Mr. R.G.A. Beaujean is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 januari 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het
openbaar verkeer bestemd, te weten [adres], met ontbloot
geslachtsdeel heeft bevonden;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 december 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het
openbaar verkeer bestemd, te weten [adres], met ontbloot geslachtsdeel
heeft bevonden;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of een of meer tijdstippen in de periode van 04 december 2013 tot en met 9
december 2013 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland
zich (meermalen) (telkens) opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor
het openbaar verkeer bestemd, te weten
- op de [adres] (op 4 december) en/of
- op de[adres] en/of [adres] en/of
- op de [adres] (op 8 december) en/of
- op de [adres] (op 9 december)
met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 18 december 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een blikje energiedrank (AH Basic) en/of een blikje coca cola en/of een pak
koeken ((Rozella's), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan Albert Heijn (vestiging [adres]), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 30 mei 2013 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk
een (portier van een) auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2014, p. 12-13 van proces-verbaalnummer PL0981 2014005791.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 7 januari 2014, p. 19-23 van proces-verbaalnummer PL0981 2014005791.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1], d.d. 30 december 2013, p. 3-5 van proces-verbaalnummer PL0910 2013294385.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 december 2013, p. 11-13 van proces-verbaalnummer PL0981 2013294385.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2], d.d. 4 december 2013, p. 5 van proces-verbaalnummer PL0910 2013273955.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2], d.d. 4 december 2013, p. 6 van proces-verbaalnummer PL0910 2013273955.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 4 december 2013, p. 3 van proces-verbaalnummer PL0910 2013273955.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 8 van proces-verbaalnummer PL0910 2013273955.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 9 van proces-verbaalnummer PL0910 2013273955.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever 3], d.d. 6 december 2013, p. 4 van proces-verbaalnummer PL0910 2013275512.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 december 2013, p. 7 van proces-verbaalnummer PL091A 2013280019 Z.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 december 2013, p. 8 van proces-verbaalnummer PL091A 2013280019 Z.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 6 december 2013, p. 28 van proces-verbaalnummer PL091A 2013280019 Z.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever 4], d.d. 9 december 2013, p. 9 van proces-verbaalnummer PL0910 2013277303.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever 4], d.d. 9 december 2013, p. 10 van proces-verbaalnummer PL0910 2013277303.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 december 2013, p. 11 van proces-verbaalnummer PL0910 2013277303.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 9 december 2013, p. 36 van proces-verbaalnummer PL091A 2013280019 Z.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 9 december 2013, p. 17 van proces-verbaalnummer PL0910 2013277944.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 december 2013, p. 19 van proces-verbaalnummer PL0910 2013277944.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 9 december 2013, p. 44 van proces-verbaalnummer PL091A 2013280019 Z.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers door Albert Heijn te [plaats], d.d. 28 december 2013, p. 3 van proces-verbaalnummer PL0910 2013285012.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers door Albert Heijn te [plaats], d.d. 28 december 2013, p. 4 van proces-verbaalnummer PL0910 2013285012.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers door Albert Heijn te [plaats], d.d. 28 december 2013, p. 5 van proces-verbaalnummer PL0910 2013285012.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier voor winkeliers door Albert Heijn te [plaats], d.d. 28 december 2013, p. 6 van proces-verbaalnummer PL0910 2013285012.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 18 december 2013, p. 17 van proces-verbaalnummer PL0910 2013285012.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [A], d.d. 30 mei 2013, p. 4 van proces-verbaalnummer PL091A 2013118999.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], d.d. 30 mei 2013, p. 11 van proces-verbaalnummer PL091A 2013118999.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], d.d. 30 mei 2013, p. 12 van proces-verbaalnummer PL091A 2013118999.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 mei 2013, p. 13 van proces-verbaalnummer PL091A 2013118999.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 mei 2013, p. 14 van proces-verbaalnummer PL091A 2013118999.
32.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 30 mei 2013, p. 9 van proces-verbaalnummer PL091A 2013118999.