ECLI:NL:RBMNE:2014:3177

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
850036 UC EXPL 13-688
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) NS met betrekking tot werktijdverkorting en ondercapaciteit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen FNV Bondgenoten en NS Reizigers B.V. FNV Bondgenoten, een vakbond die de belangen van werknemers behartigt, vorderde een verklaring van recht dat NS Reizigers niet de verkoop van werktijdverkortingsdagen (WTV-dagen) afhankelijk kan stellen van ondercapaciteit per functie, maar enkel van ondercapaciteit in een NS-bedrijfsonderdeel. Daarnaast vorderde de vakbond dat NS Reizigers gehouden is om een toeslag van 25% te betalen voor extra werkzaamheden die werknemers verrichten door het inleveren van WTV-dagen. De vordering was gebaseerd op de CAO Nederlandse Spoorwegen 2010-2013, waarin bepalingen zijn opgenomen over de inzet van WTV-dagen bij ondercapaciteit.

De procedure begon met een tussenvonnis op 3 april 2013, gevolgd door een proces-verbaal en conclusies van repliek en dupliek. FNV Bondgenoten stelde dat NS Reizigers haar beleid ten aanzien van de verkoop van WTV-dagen had gewijzigd, waardoor werknemers niet meer de mogelijkheid hadden om WTV-dagen te verkopen bij ondercapaciteit in een productie-eenheid. NS Reizigers voerde verweer en stelde dat de cao-tekst ruimte biedt voor differentiatie per productie-eenheid en functiegroep, en dat de wijziging van beleid gerechtvaardigd was.

De kantonrechter oordeelde dat de tekst van de cao voldoende duidelijk was en dat NS Reizigers niet in strijd handelde met haar verplichtingen. De rechter verwierp de vorderingen van FNV Bondgenoten en oordeelde dat de vakbond niet kon verwachten dat de eerder toegepaste praktijk van het toestaan van WTV-verkoop aan alle werknemers zou worden voortgezet. De vordering tot schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en FNV Bondgenoten werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 850036 UC EXPL 13-688 / 1111
Vonnis van 23 juli 2014
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen FNV Bondgenoten,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J.M. Postma,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen NS Reizigers of NSR,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. W.J. Koppert.
1.Verloop van de procedure.
Het tussenvonnis van 3 april 2013.
Het proces-verbaal van 21 augustus 2013.
De conclusie van repliek
De conclusie van dupliek.
Daarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten.

2.1.
FNV bondgenoten is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich krachtens haar statuten ten doel stelt de belangen te behartigen van werknemers, onder wie ook werknemers die werkzaam zijn bij NS Reizigers. FNV bondgenoten is bevoegd om tot het doel collectieve arbeidsovereenkomsten tot stand te brengen alsmede alle andere van belang zijnde regelingen met werkgevers en verenigingen van werkgevers.
2.2.
NSR doet volgens haar doelstelling vervoersdiensten verrichten, in het bijzonder met gebruikmaking van railtechniek.
2.3.
Tussen partijen is een cao gesloten, te weten de CAO Nederlandse Spoorwegen 2010-2013 (1 november 2010 tot en met 31 januari 2013), verder de NS-CAO of CAO NS.
2.4.
Onder de kop “Inzet werktijdverkorting” bepaalt artikel 9 lid 1 van bijlage 3 (Keuzeplan) bij hoofdstuk 12 (overzicht bijlagen) van de CAO NS dat WTV-dagen dagen zijn waarop de werknemer met behoud van salaris geen arbeid behoeft te verrichten.
2.5.
Ingevolge artikel 9 lid 2 van bijlage 3 bij de cao wordt jaarlijks, wanneer er sprake is van ondercapaciteit in een NS-bedrijfsonderdeel, in overleg met vakorganisaties besproken of WTV en/of vrije uren kunnen worden ingezet via het keuzeplan.
2.6.
Artikel 9 lid 6 van bijlage 3 bij de cao bepaalt dat voor de duur van deze cao aan (een) werknemer of groepen van werknemers met een contractuele arbeidsduur van 36 uur per week, jaarlijks door de werkgever kan worden verzocht extra werkzaamheden te verrichten door middel van het inleveren van WTV-dagen en de werknemer ontvangt in dat geval per ieder gewerkt uur een toeslag van 25%.
2.7.
Een productie-eenheid is een regionale indeling binnen het NS-bedrijfsonderdeel NSR.
2.8.
Een functiegroep is een groep van werknemers met een gelijke functie (zoals machinist of hoofdconducteur).

3.De vordering

FNV Bondgenoten vordert dat de kantonrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring van recht geeft dat 1. NS Reizigers op grond van artikel 9 lid 2 en 3 van de bijlage 3 bij de cao de verkoop van WTV en/of vrije uren niet afhankelijk kan stellen van de vraag of er sprake is van ondercapaciteit per functie maar enkel van de vraag of er sprake is van ondercapaciteit in een NS-bedrijfsonderdeel en 2. dat NS Reizigers, als zij heeft bepaald dat er in een bedrijfsonderdeel sprake is van ondercapaciteit en vervolgens aan de werknemers van dat bedrijfsonderdeel vraagt om extra werkzaamheden te verrichten door middel van het inleveren van WTV-dagen, zij onder meer over ieder gewerkt uur een toeslag van 25% moet betalen als bedoeld in artikel 9 lid 6 van het keuzeplan. Verder wordt gevorderd dat de kantonrechter NS Reizigers veroordeelt tot betaling aan de vakbond van € 10.000,- aan schadevergoeding in de zin van artikel 15 en 16 Wet op de CAO, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betekening van de dagvaarding en tot veroordeling van NS Reizigers in de betaling van de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde griffierecht daaronder begrepen.
Bij conclusie van repliek heeft FNV Bondgenoten haar vordering geherformuleerd in die zin dat zij vordert dat verklaard wordt voor recht dat - a - NS Reizigers gehouden is de verkoop van WTV en/of vrije uren toe te staan aan alle medewerkers van de productie-eenheid, als in tenminste één functiegroep die behoort tot de betreffende productie-eenheid een onderbezetting wordt voorzien, voorts - b. - dat NS Reizigers gehouden is verkoop van WTV en/of vrije uren toe te staan aan alle medewerkers van een functiegroep, als in die functiegroep, ongeacht waar, een onderbezetting wordt voorzien, - c. - dat als NS Reizigers heeft bepaald dat er in een bedrijfsonderdeel sprake is van ondercapaciteit en vervolgens aan de werknemers van dat bedrijfsonderdeel vraagt om extra werkzaamheden te verrichten door middel van het inleveren van WTV-dagen, zij onder meer over ieder gewerkt uur een toeslag van 25% als bedoeld in artikel 9 lid 6 van het keuzeplan dient betalen, voorts - d -dat als NS Reizigers het keuzeplan heeft opengesteld en de medewerkers dan vragen om hun WTV-uren te mogen inzetten, zij die medewerkers onder meer over ieder gewerkt uur een toeslag van 25% als bedoeld in artikel 9 lid 6 van het keuzeplan dient te betalen, voorts - e - dat het NS Reizigers niet is toegestaan om haar tot 2013 gevoerde beleid om WTV-dagen te verkopen toe te staan aan alle medewerkers van een productie-eenheid, te wijzigen, als binnen de productie-eenheid sprake is van een onderbezetting in een van de tot die productie-eenheid behorende functiegroep , verder - f - dat NS Reizigers niet is toegestaan om haar tot 2013 gevoerde beleid om WTV-verkoop mogelijk te maken, aan alle medewerkers van een functiegroep toe te staan als in die functiegroep, ongeacht waar, een onderbezetting wordt voorzien en dat g. het NS Reizigers niet is toegestaan om haar tot 2013 gevoerde beleid te wijzigen om in de situatie waarin zij aan haar medewerkers middels openstelling van het keuzeplan vroeg wie belangstelling had om extra werkzaamheden te verrichten en waarin medewerkers hierop lieten weten dat ze extra werkzaamheden wilden verrichten, de toeslag van 25% te betalen. En ten slotte blijft FNV Bondgenoten bij haar vordering dat NS Reizigers aan de bonden een bedrag van € 10.000,- als schadevergoeding moet betalen, op grond van het bepaalde in artikel 15 en 16 van de Wet op de CAO, te vermeerderen met de wettelijke rente erover vanaf de dag van de betekening van de dagvaarding en voorts betaling van de kosten van het geding, waaronder het salaris van de gemachtigde van FNV Bondgenoten en het griffierecht.
3.2.
Aan de vordering wordt ten grondslag gelegd dat FNV Bondgenoten zich op het standpunt stelt dat, als er sprake is van ondercapaciteit in een NS bedrijfsonderdeel en als er WTV-uren kunnen worden ingezet via het keuzeplan, dan aan een ieder binnen dat bedrijfsonderdeel de mogelijkheid van verkoop van WTV moet worden geboden. NS Reizigers kan vervolgens een individuele aanvraag enkel afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen, met name organisatorische en financiële implicaties of bij voorzienbare langdurige afwezigheid van de werkgever.
3.3.
Verder stelt FNV Bondgenoten zich op het standpunt dat uitgaande van de tekst van de cao er sprake moet zijn van ondercapaciteit in een NS-bedrijfsonderdeel. Uit het feit dat er sprake moet zijn van ondercapaciteit in een bedrijfsonderdeel vloeit voort dat NS Reizigers in beginsel alle werknemers binnen dat bedrijfsonderdeel in de gelegenheid moet stellen om WTV te verkopen. Over ondercapaciteit in functies spreekt artikel 9 lid 2 niet. Voor deze uitleg pleit ook artikel 9 lid 3. Daarin is bepaald dat NS Reizigers de individuele aanvraag kan afwijzen op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen.
Vervolgens legt FNV Bondgenoten aan de vordering ten grondslag dat gebleken is dat NS reizigers haar beleid ten aanzien van de verkoop van WTV-uren met ingang van 1 januari 2013 heeft gewijzigd. Vóór 1 januari 2013 werd de verkoop van WTV-uren toegestaan voor alle functies in een productie-eenheid, als in die productie-eenheid tekorten werden voorzien. Dan konden alle werknemers uit die functiegroep, ongeacht tot welke productie-eenheid ze behoren, gebruik maken van de mogelijkheid om WTV-uren te verkopen. Vanaf 1 januari 2013 staat NS Reizigers verkoop van WTV-uren toe, als zij in een functiegroep in een bepaalde productie-eenheid een tekort voorziet, maar staat zij die verkoop niet toe voor de overige werknemers in de betreffende productie-eenheid en ook niet voor alle werknemers die tot de betreffende functiegroep behoren ongeacht in welke productie-eenheid hun standplaats is.
3.5.
Ook voert FNV Bondgenoten aan dat verder gebleken is dat NS reizigers tot 2013 de toeslag genoemd in artikel 9 lid 6 van de bijlage 3 bij de cao ook betaalde, als ze aan haar medewerkers liet weten dat er onderbezetting was, vervolgens aan haar medewerkers vroeg wie belangstelling had om extra werkzaamheden te verrichten, waarop medewerkers lieten weten dat ze extra werkzaamheden wilden verrichten. Als NS Reizigers het keuzeplan openstelde, vroeg zij daarmee aan haar medewerkers om WTV-uren te verkopen. Als medewerkers de wens te kennen gaven om te verkopen, was dat op verzoek van NS Reizigers. In beide gevallen werd dit door NS Reizigers gezien als een vraag van haar aan haar medewerkers om WTV-uren te verkopen. Vanaf 1 januari 2013 beschouwt NS Reizigers deze aldus geuite wens door medewerkers om extra werkzaamheden te verrichten niet meer als een vraag van NS Reizigers aan de medewerkers om extra werkzaamheden te verrichten. De vraag van FNV Bondgenoten luidt of NS Reizigers dit beleid zomaar mag wijzigen.
3.6.
Aan de vordering wordt ten slotte ten grondslag gelegd dat FNV Bondgenoten al geruime tijd vergeefs bezig is NS Reizigers te bewegen om te erkennen dat het standpunt van FNV Bondgenoten juist is, maar daar tot nu toe niet in geslaagd is. FNV Bondgenoten stelt schade te hebben geleden, bestaande uit onder meer het verlies aan vertrouwen, verlies van prestige bij de leden, ondermijning van het gezag als vakorganisatie, schade aan werfkracht, geloofwaardigheid en imago, nu zij ondanks de inspanningen vooralsnog niet heeft kunnen bewerkstelligen dat NS Reizigers de cao juist toepast. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.000,- voor vergoeding van schade in de zin van artikel 15 en 16 van de Wet op de CAO.

4.Het verweer

NS Reizigers voert verweer. Achtergrond van de voorwaarde in art. 9 lid 2 van de bijlage 3 in hoofdstuk 12 voor het inzetten van WTV-dagen is de bevordering van de continuïteit van het bedrijfsproces. Wanneer de beschikbare capaciteit dat vergt, kan door de inzet van WTV de inzet van medewerkers worden beïnvloed door NSR als werkgever. Een situatie van ondercapaciteit betekent kort gezegd dat er meer werk voorhanden is dan er medewerkers beschikbaar zijn. Artikel 9 van hoofdstuk 12 bijlage 3 is het resultaat van overleg met vakorganisaties in 2007 en is een bepaling die geldt voor alle bedrijfsonderdelen van NS. Doel van de betreffende cao bepaling is dat bij ondercapaciteit in een bepaalde productie-eenheid er in die productie-eenheid de mogelijkheid bestaat WTV-dagen daar in te zetten via het keuzeplan. NS Reizigers wijst op het verslag van de cao-bespreking van 23 mei 2007. Onbegrijpelijk en in strijd met het doel van de betreffende cao-bepaling is de suggestie van FNV Bondgenoten dat aan een situatie van ondercapaciteit in een bepaalde productie-eenheid het gevolg moet worden verbonden dat alle medewerkers van NS Reizigers in het hele land mogen overgaan tot inzet van vrije uren via het keuzeplan. Een dergelijke uitleg leidt ertoe dat de continuïteit van bedrijfsprocessen in verschillende productie-eenheden waar geen sprake is van ondercapaciteit onder druk zou komen te staan. Weliswaar voert FNV Bondgenoten aan dat een bepaalde uitleg moet worden gegeven aan de cao, maar naar het oordeel van NS Reizigers biedt de tekst geen ruimte voor discussie. De tekst laat de werkgever toe ondercapaciteit vast te stellen per productie-eenheid en per functiegroep. Nu NS Reizigers niet in strijd handelt met haar verplichtingen die voortvloeien uit de cao valt ook niet in te zien dat de schade is geleden die door NS Reizigers vergoed zou moeten worden. De toeslag is alleen verschuldigd, zoals blijkt uit de tekst van de cao, wanneer werkgever een verzoek aan werknemer doet tot inzet van WTV, waarop een toeslag van 25% toegekend wordt bij verkoop. Het geven van een toeslag dient ook als trigger.

5.De beoordeling

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
5.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vorderingen is dat, wanneer uitleg van de cao-bepalingen dient plaats te vinden, de tekst van de bepaling, eventueel voorzien van een toelichting en bezien in het licht van de gehele tekst, ook weer eventueel voorzien van een toelichting, van doorslaggevende betekenis is, zij het dat de voor de individuele werkgever en werknemer kenbare bedoelingen een rol kunnen spelen evenals niet-kenbare, die dan wel naar objectieve maatstaven uit de cao-bepaling (en de toelichting) moeten blijken.
5.2.
FNV Bondgenoten heeft in de dagvaarding bepleit dat door middel van uitleg een oplossing wordt gevonden. Zij heeft evenwel ook, vooral bij repliek, gesproken over een eenzijdige wijziging van de bepalingen. Bezien moet worden of uit de hierna door de kantonrechter te plegen uitleg ook van een wijziging van de cao-bepaling blijkt.
5.3.
Immers lid 2 van artikel 9 van bijlage 3 bepaalt dat jaarlijks, wanneer er sprake is van ondercapaciteit in een NS bedrijfsonderdeel in overleg met vakorganisaties zal worden besproken of WTV-dagen kunnen worden ingezet via het keuzeplan. De zinsnede “wanneer er sprake is van ondercapaciteit in een NS-bedrijfsonderdeel”, tezamen met de bepaling dat ”jaarlijks” overleg zal plaatsvinden (”in overleg … besproken”) maakt dat tussen partijen discussie dient plaats te vinden over de aanwezigheid van ondercapaciteit, en voorts dat die discussie elk jaar zal plaatsvinden. De door NS aangevoerde omstandigheid dat er jarenlang sprake was van ondercapaciteit, maar dat dat in 2013 veranderd is, is een invulling van de bepaling in de cao die naar het oordeel van de kantonrechter geoorloofd is door de zinsnede dat er jaarlijks, wanneer er sprake is van ondercapaciteit in een NS-bedrijfsonderdeel, in overleg gesproken wordt over de inzet van WTV-dagen. Dit is een voorwaardelijke bepaling die ertoe leidt dat jaarlijks ondercapaciteit kan worden onderzocht. De omstandigheid dat die ondercapaciteit zich in een reeks van jaren heeft voorgedaan en onderzoek of overleg daarover niet of schaars heeft plaatsgevonden, maakt niet dat in enig jaar dat onderzoek naar de aanwezigheid van ondercapaciteit niet ineens serieuzer kan zijn en ertoe kan leiden dat, vanwege de bevinding dat er geen ondercapaciteit is, geen toepassing wordt gegeven aan artikel 9 lid 6 van de cao. Dat ineens, en wellicht zelfs onverwacht, de lijn van aanwezige ondercapaciteit wordt doorbroken, maakt niet dat NSR niet redelijkerwijs in de gegeven omstandigheden terug heeft mogen grijpen op de benutting van de mogelijkheden die de tekst van artikel 9 haar geeft. Iets anders is of de communicatie hierover tussen partijen anders zou hebben kunnen of moeten verlopen, maar het maakt het optreden van NS Reizigers niet in strijd met de tekst van de cao of zoals hieronder zal worden besproken in strijd met goed-werkgeverschap. De kantonrechter is dus van oordeel dat de tekst van de cao voldoende duidelijk aangeeft dat de door FNV Bondgenoten ervaren ”eenzijdige wijziging” van de cao-bepaling kan plaatsvinden.
5.4.
Het bovenstaande leidt ertoe dat ook de door FNV Bondgenoten ingeroepen bestendige lijn niet in de weg staat aan een striktere toepassing van lid 6, wanneer er geen sprake is van ondercapaciteit in een NS-bedrijfsonderdeel. De kantonrechter doelt met het in de vorige zin gebruikte woord strikter op een zodanige toepassing door NS Reizigers dat niet meer in algemene zin voor een groep van werknemers een impliciet verzoek wordt gedaan om extra werkzaamheden te verrichten door middel van het inleveren van WTV-dagen, zoals bedoeld in lid 6 van artikel 9, eerste volzin van bijlage 3 bij de cao. Daarbij komt dat ook in lid 6 vrijheid voor de werkgever is opgenomen, omdat niet alleen aan groepen van werknemers met een contractuele arbeidsduur van 36 uur per week jaarlijks een verzoek kan worden gedaan extra werkzaamheden te verrichten, maar dat verzoek ook aan een werknemer individueel kan worden gevraagd. De omstandigheid dat er per 2013 een eind is gekomen aan het voorheen in een reeks van jaren telkens gedane (impliciete) verzoek door middel van het groepsgewijs aanwijzen van werknemers voor de verrichting van extra werkzaamheden door inlevering van WTV-dagen, is – onweersproken – door NS Reizigers onderbouwd met de stelling dat er geen ondercapaciteit meer was in 2013. Bovendien heeft NS Reizigers, door het niet meer collectieve indienen van het verzoek ex lid 6 van art. 9 voldoende aannemelijk gemaakt dat er kennelijk geen generale ondercapaciteit is die noopt tot het generaal vragen van de verrichting van extra werkzaamheden voor alle bedrijfsonderdelen. Bovendien beperkt de cao-tekst NSR niet om, in de keus tussen het vragen aan een groep of het vragen aan werknemers, te differentiëren of te specificeren per regionale productie-eenheid en per functie. Weliswaar is de zinsnede wanneer er sprake is van ondercapaciteit zeer algemeen, maar partijen hebben niks afgesproken over de wijze waarop de vaststelling van de ondercapaciteit plaatsvindt, anders dan dat dat in overleg jaarlijks plaatsvindt en wordt vastgesteld.
Bovendien kan en mag, wanneer op grond van artikel 9, lid 6, eerste volzin wordt aangenomen dat de bevoegdheid aan NS Reizigers is gegeven om de verrichting van extra werkzaamheden door inlevering van WTV-dagen aan “(groepen van) werknemer(s)” te vragen, de cao tekst ook zo worden gelezen dat niet alleen één, al dan impliciet. verzoek aan hele groepen van werknemers kan worden gedaan, maar dat ook het richten van een verzoek aan de werknemers op een bedrijfsonderdeel of aan werknemers in bepaalde functies, in plaats van aan individuele werknemers, tot de mogelijkheden behoort.
De stelling van FNV Bondgenoten dat NS Reizigers op grond van de cao aan alle medewerkers in de productie-eenheid moet toestaan om, bij gebleken ondercapaciteit, WTV-dagen te verkopen, wordt derhalve verworpen.
5.6.
FNV Bondgenoten heeft aangevoerd dat NS Reizigers in strijd handelt met goed-werkgeverschap. De wijze evenwel waarop NS gerechtigd is uitvoering te geven aan situaties van ondercapaciteit geeft blijk van een grote mate van aan haar ter beoordeling gelaten situaties. Voorwaarde is wel dat overleg wordt gevoerd, maar voldoende is komen vast te staan dat het overleg ook daadwerkelijk jaarlijks is gevoerd. Doordat in de reeks van jaren de ondercapaciteit niet tot discussie behoefde te leiden, is kennelijk een impliciet collectief verzoek gedurende een reeks van jaren gedaan waardoor het lijkt alsof geen overleg heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter wijst evenwel ook het verslag van dinsdag 7 september 2010, dat als productie 7 bij de dagvaarding is overgelegd, erop dat voorstellen zijn gedaan, ook al zijn deze gelijk aan die van het vorig jaar. Ook constateert de kantonrechter dat er wel enig overleg heeft plaatsgevonden en dat in zoverre dus meer overleg heeft plaatsgevonden dan geen overleg. Zo heeft de heer [A]op 7 september 2010 aan de orde gesteld waarom de service medewerkers niet de mogelijkheid krijgen om WTV te verkopen. En ook is door [B] toen aan de orde gesteld waarom bij NS Reizigers de overige medewerkers niet de mogelijkheid krijgen om WTV te verkopen hetgeen geleid heeft tot een discussie met mevrouw[C] waaruit blijkt dat er bij hen geen ondercapaciteit is en ook is de niet betaling van toeslag bij Hispeed aan de orde geweest. Al met al kan daarom niet worden gezegd dat het jaarlijks overleg nutteloos is geweest. Hieruit blijkt dat het overleg wel (enige) inhoud heeft gehad.
5.7.
Verder is voldoende aangevoerd dat er per jaar gewijzigde conjuncturele omstandigheden kunnen zijn die NS Reizigers doen besluiten niet voor alle medewerkers de mogelijkheid open te stellen van de verkoop van WTV-dagen. Derhalve is NS Reizigers niet verplicht alle verzoeken van werknemers om 25% toeslag te krijgen te honoreren, nu immers het verzoek, zowel in zeer algemene zin, voor alle werknemers, als in bijzondere zin, wanneer de aanwezigheid van ondercapaciteit tot die diversificatie moet leiden, van haar dient uit te gaan. Ook is onvoldoende komen vast te staan dat NS Reizigers in het nabije verleden zodanig vaak wel verzoeken van werknemers heeft gehonoreerd met een toeslag van 25% dat daardoor een onveranderlijke staande praktijk is ontstaan dan wel een situatie op grond waarvan werknemers redelijkerwijs onder de gegeven omstandigheden mochten aannemen dat NSR altijd bij elk verzoek aan elke werknemer 25% betaalt. In zoverre wordt goed-werkgeverschap in casu ook vertaald in de invulling van het woord redelijkerwijs in (de zin van) artikel 3:35 BW en in de zin van de zogenoemde Haviltex-formule, waarvan de kantonrechter hierboven al heeft vastgesteld dat FNV Bondgenoten (en de leden waarvoor zij optreedt) redelijkerwijs onder gegeven omstandigheden niet de bestendiging van de gedurende jaren toegepaste praktijk mocht(en) verwachten.
Derhalve dient ook de stelling van FNV Bondgenoten te worden verworpen dat NS Reizigers na 1 januari 2013 verplicht is op grond van de cao, als zij het keuzeplan openstelt, alle werknemers die belangstelling tonen om WTV-dagen te verkopen, aan te merken als werknemer aan wie een verzoek op grond van artikel 9 lid 6 van bijlage 3 bij de cao wordt gedaan.
5.8.
Gelet op deze uitkomst behoeft de vordering tot betaling van vergoeding voor schade op grond van art. 15 en 16 Wet op de CAO niet te worden behandeld.
5.9.
Bovenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van FNV Bondgenoten in al haar onderdelen moet worden afgewezen en dat FNV Bondgenoten in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af.
veroordeelt FNV Bondgenoten in de kosten van de procedure tot op heden begroot op € 800,-
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.