ECLI:NL:RBMNE:2014:3334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
4 augustus 2014
Zaaknummer
C-16-372954 - KG ZA 14-503
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkwestie en ontruiming in kort geding met verstek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2014, hebben eisers, [eiser] en [eiseres], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De eisers vorderen ontruiming van hun woning en betaling van huurachterstand en waarborgsom. De procedure is gestart met een dagvaarding op 17 juli 2014, waarna gedaagde op 28 juli 2014 verzocht heeft om de zitting te verplaatsen vanwege medische redenen en het ontbreken van vervoer. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat gedaagde niet tijdig om uitstel heeft gevraagd en onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verhindering. Tijdens de zitting op 30 juli 2014 is verstek verleend tegen gedaagde.

Eisers hebben hun vorderingen onderbouwd met de stelling dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door huur en waarborgsom niet te betalen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers niet onrechtmatig of ongegrond zijn en heeft de ontruiming toegewezen, met uitzondering van de gevorderde machtiging voor zelfuitvoering van de ontruiming, omdat deze al voortvloeit uit de wet. De vordering tot vergoeding van ontruimingskosten is afgewezen, omdat deze kosten pas na het vonnis kunnen worden vastgesteld.

De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en waarborgsom. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.490,77. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/372954 / KG ZA 14-503
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2014
in de zaak van

1.[eiser],

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
verder te noemen [eisers],
eisers,
advocaat mr. C.J.P. Liefting,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties a. tot en met j.
  • de brief met producties k. tot en met m. van [eisers] van 25 juli 2014
  • de brief met productie n. van [eisers] van 25 juli 2014
  • de brief met producties o. en p. van [eisers] van 28 juli 2014
  • de brief met bijlagen van [gedaagde] van 28 juli 2014
  • de mondelinge behandeling van 30 juli 2014
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] heeft per brief van 28 juli 2014, ingekomen bij de rechtbank op 29 juli 2014, aan de voorzieningenrechter verzocht om de mondelinge behandeling te verplaatsen. [gedaagde] heeft in de brief aangegeven dat haar niet is gevraagd om haar verhinderdata. Verder heeft zij in de brief gewezen op haar medische situatie.
De voorzieningenrechter heeft besloten om de zittingsdatum niet te verplaatsen. Een medewerker van de griffie van de rechtbank heeft [gedaagde] voorafgaand aan de zitting telefonisch meegedeeld dat de geplande mondelinge behandeling op 30 juli 2014 door zou gaan. Hierop heeft [gedaagde] geantwoord dat zij geen auto heeft.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter toegelicht dat zowel de schriftelijke als de in het telefoongesprek met de griffiemedewerker mondeling door [gedaagde] aangevoerde argumenten geen reden geven om de zittingsdatum te verplaatsen. Ten eerste heeft [gedaagde] haar verzoek tot uitstel niet uiterlijk 24 uur voor de zitting ingediend, terwijl zij vanaf het uitbrengen van de dagvaarding op 17 juli 2014 op de hoogte was van de zittingsdatum. Ten tweede heeft [gedaagde] weliswaar aangevoerd dat haar verhinderdata niet zijn opgevraagd, maar heeft zij nagalaten aan te geven dat zij op de geplande datum daadwerkelijk verhinderd was. Uit de door [gedaagde] overgelegde bijlagen bij de brief van 28 juli 2014 blijkt verder niet dat zij vanwege medische redenen niet op de zitting aanwezig kon zijn. Dat zij niet over een auto beschikt, is daarnaast geen reden om de zitting te verplaatsen. Hier komt nog bij dat door [eisers] voldoende aannemelijk is gemaakt dat zij een bijzonder spoedeisend belang hebben bij de behandeling van hun vordering en door [eisers] gemotiveerd is toegelicht dat sterke twijfel bestaat omtrent de beweegredenen van [gedaagde] voor haar verzoek tot verplaatsing van de zitting.
Nu de dagvaarding verder, zoals eerder is vermeld, op 17 juli 2014 is uitgebracht, deze is op die datum is afgegeven aan [gedaagde] in persoon en zij dus vanaf die datum op de hoogte is van de mondelinge behandeling op 30 juli 2014, is op de zitting tegen haar verstek verleend.
2.2.
[eisers] vorderen - kort gezegd - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, [gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen twee dagen na betekening van het vonnis, althans uiterlijk 31 juli 2014, althans uiterlijk 31 augustus 2014, de woning van [eisers] aan de [adres] te ontruimen;
II. tot betaling van de huurachterstand als nader gespecificeerd in de dagvaarding, berekend tot en met augustus 2014, alsmede tot betaling van € 750,00 per maand of gedeelte daarvan aan huur en € 125,00 per maand of gedeelte daarvan aan kosten water/energie vanaf 1 september 2014 tot aan de daadwerkelijke ontruiming;
III. - ondanks betaling van voormelde bedragen - de woning te ontruimen;
IV. tot betaling van de waarborgsom van € 1.500,00;
V. tot betaling van de proceskosten.
Ter onderbouwing van hun vordering stellen [eisers] dat [gedaagde] jegens hen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, door voormelde bedragen aan huur en waarborgsom niet te voldoen.
Ter onderbouwing van de gevorderde ontruiming stellen [eisers], naast de betalingsachterstand, nog dat [gedaagde] zich niet als goed huurster heeft gedragen.
2.3.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met dien verstande dat de door [eisers] gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 555 e.v. juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
[eisers] hebben tevens een vergoeding voor de kosten voor de ontruiming van het gehuurde gevorderd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit onderdeel van de vordering afgewezen dient te worden. Ingevolge artikel 237 lid 3 Rv wordt het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld bij het vonnis vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt. Daarvan is bij ontruimingskosten geen sprake; dit zijn immers kosten die ná het ontruimingsvonnis (mogelijk) worden gemaakt. Ten tijde van het ontruimingsvonnis staat immers nog niet vast of deze kosten zullen worden gemaakt en zo ja, in welke omvang. [eisers] zullen derhalve een afzonderlijke executoriale titel moeten verwerven voor het verhaal van de executiekosten, bestaande uit een veroordeling tot betaling van die kosten.
2.4.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut wordt afgewezen, omdat [eisers] daarbij geen belang hebben. Zij beschikken immers al over een uitvoerbare grosse.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren wordt eveneens afgewezen, omdat [eisers] hebben nagelaten te stellen dat hiertoe noodzaak bestaat.
2.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht € 868,00
- salaris advocaat €
527,00
Totaal € 1.490,77

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] - ook ingeval de onder 3.2. vermelde bedragen worden betaald - om de woning aan de [adres] te [plaats] met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eisers] te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [eisers]:
1. ter zake van achterstallige huur tot en met augustus 2014 ;
2. € 375,00 ter zake van kosten water/energie tot en met augustus 2014;
3. € 750,00 aan huur voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 september 2014 en de daadwerkelijke ontruiming;
4. € 125,00 aan kosten water/energie voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 september 2014 en de daadwerkelijke ontruiming;
5. € 1.500,00 aan waarborgsom;
3.3.
veroordeelt de [gedaagde] partij tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eisende partij, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.490,77, waarin begrepen € 527,00 aan salaris gemachtigde;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MT 4253