ECLI:NL:RBMNE:2014:3403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
7 augustus 2014
Zaaknummer
16-661960-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van wapens, vernieling, mishandeling en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2014, is de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging, en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april tot en met 31 mei 2013 zijn ex-vriendin heeft mishandeld en bedreigd. Op 11 oktober 2013 werd bij een doorzoeking van zijn woning een aanzienlijke hoeveelheid wapens en munitie aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de vernieling van haar auto. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en het risico dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zou plegen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-661960-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J. Denissen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 april tot en met 31 mei 2013 te [plaats]
primairheeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer],
subsidiairdie [slachtoffer], zijnde zijn levensgezel, heeft mishandeld;
feit 2:in de periode van 1 april tot en met 31 mei 2013 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 3:op 11 oktober 2013 te [plaats] een of meer vuurwapens en/of onderdelen van vuurwapens en/of munitie voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 11 oktober 2013 te [plaats] een busje traangas heeft gedragen;
feit 5:op 24 mei 2013 te [plaats] de auto van [benadeelde] heeft vernield.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de feiten 1, primair, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om hem daarvan vrij te spreken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de feiten ontkent en dat de verklaringen van aangeefster en de getuige niet betrouwbaar zijn. Voorts kan het primair onder 1 ten laste gelegde feit niet worden bewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte al dan niet voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte in een machtsrelatie tot het wapen en de munitie stond, noch dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1 en 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, primair, en feit 2 heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Feiten en omstandigheden
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de maand april 2013 samen met [getuige 1] naar de woning van [verdachte] te [plaats] is gegaan. Zij zag en voelde dat [verdachte] haar bij de keel vastpakte en haar met de rug tegen de muur aan duwde. Zij voelde dat [verdachte] zijn hand dichtkneep, waardoor zij geen adem kreeg. Aangeefster zag vervolgens dat [verdachte] ongeveer anderhalve meter van haar af stond. Zij zag dat hij een mes in zijn handen had. Ze hoorde dat [verdachte] tegen haar zei: ‘Ik steek je en ik prik je lek’. [1]
Aangeefster heeft in een aanvullend verhoor verklaard dat toen [verdachte] haar bij de keel pakte, zij haar vingers voelde tintelen. Zij kreeg geen lucht meer. Haar keel en nek deden zeer. Na afloop zag ze rode vlekken op de huid van haar keel. Toen hij haar losliet moest ze hoesten. Ze kon niet direct praten. Kort daarop verscheen [verdachte] met een mes in zijn handen. [verdachte] heeft met een gestrekte arm naar haar gewezen. De punt van het mes wees in de richting van aangeefster. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze in april 2013 samen met [slachtoffer] naar de woning van [verdachte] te [plaats] ging. Zij zag dat hij [slachtoffer] bij de keel greep en tegen de muur drukte. [verdachte] had even later een mes in zijn hand. Ze zag dat [verdachte] dreigend op [slachtoffer] afliep. [3]
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 bepleit dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en getuige [getuige 1] niet betrouwbaar zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat zij geen enkele aanleiding ziet om aan de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] te twijfelen.
De verdediging heeft ten aanzien van het primair onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte het – voorwaardelijk – opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer], zodat verdachte moet worden vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de keel van aangeefster zo hard dicht kneep en haar zo hard tegen de muur duwde dat de nek van aangeefster zeer deed, dat zij geen lucht meer kreeg en dat haar vingers begonnen te tintelen. Voorts had aangeefster rode vlekken in haar nek, moest zij hoesten en kon zij niet meteen praten kort nadat verdachte haar keel losliet. Daarbij komt dat verdachte aangeefster niet uit eigen beweging heeft losgelaten, maar pas nadat een getuige tussen beiden was gekomen. Verdachte heeft met dit handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het zodanig dichtknijpen van de keel kan immers leiden tot afsluiting van zuurstoftoevoer naar de hersenen, hetgeen vervolgens tot hersenbeschadiging kan leiden.
4.3.2
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende
Feiten en omstandigheden
Op 11 oktober 2013 is de woning van verdachte te [plaats] doorzocht. In een lade van de kledingkast in de slaapkamer lag een pistool. Voor de kast in de hal stond een schoenendoos met munitie en in de kast lag een tas met munitie en onderdelen van een wapen. Op de kast bevond zich een doosje met munitie. [4]
Voornoemde wapens en munitie werden vervolgens door de politie onderzocht en omschreven. Het betroffen een vuurwapen, onderdelen van een pistool/geweer, munitie en onderdelen van munitie, allen behorende tot categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
  • een gaspistool, merk Kimar, model 92 Auto, kaliber 9mm P.A.;
  • een patroonmagazijn, merk Anschutz, kaliber .22lr;
  • twee patroonmagazijnen, merk Walther, kaliber 9x19mm;
  • een patroonmagazijn, kaliber 9mm;
  • 4714 scherpe patronen, kaliber .22LR;
  • twee scherpe patronen, kaliber 9mm;
  • een scherp patroon, kaliber 9x19NP;
  • acht scherpe patronen, kaliber .380Auto;
  • 32 scherpe hagelpatronen, kaliber 12;
  • 75 scherpe patronen, kaliber .45Auto;
  • 103 scherpe patronen, kaliber 6mm flobert spitskop;
  • een scherp patroon, kaliber 6mm flobert rondkop;
  • 38 scherpe patronen, kaliber .22Short;
  • drie scherpe patronen, kaliber 9mm flobert ronde kop;
  • zeven scherpe patronen, kaliber .38Sp.;
  • zeven scherpe patronen, kaliber .38S&W;
  • een scherpe patroon, kaliber .30M1;
  • vijf scherpe patronen, kaliber .357Mag;
  • vier scherpe hagelpatronen, kaliber 32;
  • een scherpe patroon kaliber .25Auto;
  • drie scherpe patronen, kaliber 6,35mm;
  • 22 scherpe knalpatronen, kaliber 9mm;
  • acht scherpe knalpatronen, kaliber 8mm;
  • tien scherpe knalpatronen, kaliber .38;
  • twee scherpe knalpatronen, kaliber 6,35mm;
  • een scherp gaspatroon, kaliber 9mm;
  • twee patroonhulzen, kaliber 6,35mm;
  • drie kogelkoppen, verschillende kalibers.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte in een machtsrelatie tot – onderdelen van – het wapen en de munitie stond, noch dat hij zich bewust was van de aanwezigheid daarvan. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij niet wist dat het wapen en de munitie in zijn woning aanwezig waren en dat deze van ene [naam], aan wie hij een tijdje zijn slaapkamer heeft afgestaan, waren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat zij de verklaring van verdachte volstrekt onaannemelijk acht, mede vanwege het feit dat deze niet verifieerbaar is. Verdachte is de enige bewoner van zijn woning en de rechtbank acht niet aannemelijk dat (de onderdelen van) het wapen en de munitie door een ander dan verdachte in de woning zijn neergelegd en dat verdachte niets wist van de aanwezigheid daarvan. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat uit het dossier en met name uit de foto’s van de doorzoeking blijkt dat de munitie is gevonden in en voor een kast in de hal van de woning van verdachte – waarin tevens afwasmiddelen, handdoeken en verzorgingsproducten stonden – en dat het pistool is gevonden in een lade van de kledingkast op de slaapkamer van verdachte, in welke lade bovendien ook boxershorts lagen. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte de beschikkingsmacht over het wapen en de munitie had en hij zich daarvan ook bewust moet zijn geweest.
4.3.3
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Feiten en omstandigheden
Op 11 oktober 2013 te [plaats] werd verdachte aangehouden. Bij fouillering van verdachte werd onder andere een busje traangas aangetroffen. [6]
Het gasbusje werd door de politie onderzocht en bleek te zijn: een gasbusje bevattende traangas, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof. Dit is aldus een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 6 van de Wet Wapens en Munitie. [7]
4.3.4
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Feiten en omstandigheden
Benadeelde [benadeelde] heeft verklaard dat zij op 24 mei 2013 te [plaats] in haar auto van het merk Volkswagen, type Polo en voorzien van het kenteken [kenteken] zat. Zij zag dat een man zijn arm naar achteren haalde en zijn ellenboog vervolgens met veel kracht in de richting van de ruit bewoog. Ze zag en hoorde dat de ruit van de passagiersdeur hierdoor kapot ging. Later hoorde zij dat de man [verdachte] heette. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 24 mei 2013 te Utrecht in een Volkswagen Polo, voorzien van het kenteken [kenteken], zat en dat hij zag dat [verdachte] zijn arm naar achter haalde en boog, zodat zijn ellenboog hierdoor een punt vormde. Hij zag dat zijn ellenboog vervolgens met veel kracht in de richting van de ruit bewoog en tegen de ruit aan kwam. Hij zag en hoorde dat de ruit van de passagiersdeur hierdoor kapot ging. [9]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1, primair
in de periode van 1 april 2013 tot en met 31 mei 2013 te [plaats], ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en haar daarbij tegen een muur gedrukt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2
in de periode van 1 april 2013 tot en met 31 mei 2013 te [plaats], [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend terwijl hij op anderhalve meter van die [slachtoffer] stond
- met een mes naar haar gewezen en
- haar een mes getoond en
- daarbij voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik steek je en ik prik je lek’;
feit 3
op 11 oktober 2013 te [plaats], munitie en een vuurwapen en onderdelen van een
vuurwapen en van munitie van categorie III, te weten
- een pistool, merk Kimar, model 92 Auto kaliber 9 mm P.A. en
- een patroonmagazijn merk Anschutz kaliber .22lr en
- 2 patroonmagazijnen merk Walther kaliber 9x19mm en
- patroonmagazijn kaliber 9mm en
- 4714 scherpe patronen kaliber .22LR en
- 2 scherpe patronen kaliber 99mm en
- 1 scherp patroon kaliber 9x19NP en
- 8 scherpe patronen kaliber .380Auto en
- 32 scherpe hagelpatronen kaliber 12 en
- 75 scherpe patronen kaliber 45Auto en
- 103 scherpe patronen kaliber 6mm flobert spitskop en
- 1 scherp patroon kaliber 6mm flobert rondkop en
- 38 scherpe patronen kaliber .22Short en
- 3 scherpe patronen kaliber 9mm flobert ronde kop en
- 7 scherpe patronen kaliber .38Sp en
- 7 scherpe patronen kaliber .38S&W en
- 1 scherp patroon kaliber .30M1 en
- 5 scherpe patronen kaliber .357Mag en
- 4 scherpe hagelpatronen kaliber 32 en
- 1 scherp patroon kaliber .25Auto en
- 3 scherpe patronen kaliber 6,35mm en
- 22 scherpe knalpatronen kaliber 9mm en
- 8 scherpe knalpatronen kaliber 8mm en
- 10 scherpe knalpatronen kaliber .38 en
- 2 scherpe knalpatronen kaliber 6,35mm en
- 1 scherp gaspatroon, kaliber 9mm en
- 2 patroonhulzen kaliber 6,35mm en
- 3 kogelkoppen verschillende kalibers,
voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 11 oktober 2013 in de gemeente [plaats], een gasbusje bevattende traangas, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de categorie II onder 6° heeft gedragen;
feit 5
op 24 mei 2013 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Volkswagen Polo, kenteken [kenteken], toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1, primair:poging tot zware mishandeling;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4:handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, primair, 2, 3 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De officier van justitie heeft voorts een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte voor de overtreding, feit 4 van de tenlastelegging, geen straf zal worden opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging met name rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft bepleit dat de door de officier van justitie gevorderde werkstraf dient te worden gematigd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de feiten zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verdachte heeft met de poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn, inmiddels, ex-vriendin op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voorts zorgen dit soort feiten in het algemeen voor een groot gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers. Door daarnaast ook nog een auto te vernielen heeft verdachte laten zien niet alleen geen enkel respect te hebben voor andere personen, maar ook niet voor eigendommen van een ander. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een vuurwapen, een busje traangas en van een zeer grote hoeveelheid munitie. Deze goederen vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij ter terechtzitting geen enkele verantwoording heeft genomen voor zijn daden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een poging zware mishandeling;
  • een de verdachte betreffend advies van Reclassering Nederland, d.d. 17 maart 2014, opgesteld door M. Doeser, reclasseringswerker, waarin – mocht de rechtbank het noodzakelijk achten dat onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte wordt gedaan – wordt geadviseerd in het kader van bijzondere voorwaarden reclasseringscontact op te leggen, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan een IQ-test, diagnostiek en, indien geïndiceerd, een behandeling;
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2014 dat hij problemen heeft op diverse leefgebieden, dat hij open staat voor reclasseringscontact en dat hij zich wel wil laten behandelen bij Kade17.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden geen aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht voor de feiten 1, primair, 2, 3 en 5 een gevangenisstraf van 92 dagen, met aftrek van voorarrest, en een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten 90 dagen voorwaardelijk opleggen. Met dit voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom – soortgelijke – strafbare feiten te plegen en beoogt de rechtbank verplicht reclasseringscontact mogelijk te maken, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan een IQ-test, diagnostiek en, indien geïndiceerd, een poliklinische behandeling bij Kade17.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – gelet op zijn persoon – opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Voor de overtreding onder feit 4 zal de rechtbank in verband met de strafoplegging voor de feiten 1, primair, 2, 3 en 5 geen straf opleggen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een bedrag van € 250,00 gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder 5 ten laste gelegde feit, ter zake van materiële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro) aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 9a, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57, 62, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
feit 1, primair:poging tot zware mishandeling;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4:handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
ten aanzien van de straf voor de feiten 1, 2, 3 en 5
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
92 dagen;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat een gedeelte, te weten 90 dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet aan de hem opgelegde voorwaarden houdt;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich onmiddellijk moet melden bij Reclassering Nederland aan het Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zich daarna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat nodig acht;
* zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens die reclasseringsinstelling, zolang deze instelling dat nodig vindt, ook als dat inhoudt dat hij medewerking verleent aan een IQ-test en/of aan diagnostiek en/of, indien geïndiceerd, een poliklinische behandeling bij Kade17 of een soortgelijke instelling;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
verklaart de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
ten aanzien van de straf voor feit 4
bepaalt dat geen straf wordt opgelegd;
ten aanzien van de benadeelde partij (feit 5)
wijst de vordering van [benadeelde] toe tot € 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 250,- (zegge tweehonderdvijftig euro), ter zake van materiële schade, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen (de toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op) en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
ten aanzien van de voorlopige hechtenis
heft op het, reeds geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter,
mrs. M.P. Glerum en G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2014.
Mr. G.D. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 31 mei 2013 te
[plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel van voornoemde
[slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of haar daarbij tegen een muur gedrukt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 31 mei 2013 te
[plaats] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten
[slachtoffer], de keel heeft dichtgeknepen en/of haar daarbij tegen een muur
gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 31 mei 2013 te
[plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl hij op
anderhalve meter, althans op korte afstand van die [slachtoffer] stond)
- met een mes naar haar gewezen en/of
- ( haar) een mes getoond en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek
je en ik prik je lek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2013 te [plaats], in ieder geval in Nederland,
munitie en/of een of meer (vuur)wapen(s) en/of onderde(e)l(en) van (een)
(vuur)wapen(s) en/of van munitie van categorie III, te weten
- een pistool, merk Kimar, model 92 Auto kaliber 9 mm P.A. en/of
- een patroonmagazijn merk Anschutz kaliber .22lr en/of
- 2 patroonmagazijnen merk Walther kaliber 9x19mm en/of
- patroonmagazijn kaliber 9mm en/of
- 4714 scherpe patronen kaliber .22LR en/of
- 2 scherpe patronen kaliber 99mm en/of
- 1 scherp patroon kaliber 9x19NP en/of
- 8 scherpe patronen kaliber .380Auto en/of
- 32 schepere hagelpatronen kaliber 12 en/of
- 75 scherpe patronen kaliber 45Auto en/of
- 103 scherpe patronen kaliber 6mm flobert spitskop en/of
- 1 scherp patroon kaliber 6mm flobert rondkop en/of
- 38 scherpe patronen kaliber .22Short en/of
- 3 scherpe patronen kaliber 9mm flobert ronde kop en/of
- 7 scherpe patronen kaliber .38Sp en/of
- 7 scherpe patronen kaliber .38S&W en/of
- 1 scherp patroon kaliber .30M1 en.of
- 5 scherpe patronen kaliber .357Mag en/of
- 4 scherpe hagelpatronen kaliber 32 en/of
- 1 scherp patroon kaliber .25Auto en/of
- 3 scherpe patronen kaliber 6,35mm en/of
- 22 scherpe knalpatronen kaliber 9mm en/of
- 8 scherpe knalpatronen kaliber 8mm en/of
- 10 scherpe knalpatronen kaliber .38 en/of
- 2 scherpe knalpatronen kaliber 6,35mm en/of
- 1 scherp gaspatroon, kaliber 9mm en/of
- 2 patroonhulzen kaliber 6,35mm en/of
- 3 kogelkoppen verschillende kalibers,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 11 oktober 2013 in de gemeente [plaats], in ieder geval in
Nederland, een gasbusje bevattende pepperspray/traangas, zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende
en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II
onder 6° heeft gedragen;
5.
hij op of omstreeks 24 mei 2013 te [plaats], in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk: Volkswagen Polo,
kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgenomen op pagina 8-9, van het proces-verbaal met nummer PL0920 2013231019Z, van politie regio [plaats], in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 100.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 14-15.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 19-20.
4.Het proces-verbaal van doorzoeking, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 24-25.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 79-82.
6.Het proces-verbaal van aanhouding, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 34-35.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 79a-80.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde], opgenomen op pagina 11-12, van het proces-verbaal met nummer PL0910 2013114854, van politie regio [plaats], in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 20.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 8 genoemde proces-verbaal, pagina 14-15.