In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 augustus 2014 een beschikking gegeven in een familiekamerzaak betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige zoon. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. Daniëls, verzocht om een wijziging van de voorlopige zorgregeling die eerder was vastgesteld. De vrouw, de moeder van de minderjarige, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Stein, was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij begeleide omgang tussen de vader en de zoon zou plaatsvinden, onder bepaalde voorwaarden, waaronder alcoholtesten voor de vader.
Tijdens de zitting op 22 juli 2014 heeft de vader aangegeven dat er sinds de eerdere beschikking geen begeleide omgang heeft plaatsgevonden en dat hij geen contact heeft gehad met zijn zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet heeft meegewerkt aan de begeleide omgang en dat dit in het belang van de minderjarige niet wenselijk is. De rechtbank heeft de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de omgang bij de vrouw gelegd, met de mogelijkheid dat de omgang onbegeleid plaatsvindt als zij niet meewerkt.
De rechtbank heeft besloten dat er vanaf november 2014 elke drie maanden een omgangsmoment zal zijn, waarbij de vader moet aantonen dat hij geen alcohol gebruikt. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beslissing over de definitieve zorgregeling voor twaalf maanden aangehouden, met de mogelijkheid voor partijen om de rechtbank te informeren over het verloop van de voorlopige zorgregeling. De beschikking kan door beide partijen worden aangevochten in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.