Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
beschikking van de enkelvoudige familiekamer
[verzoekster],
[belanghebbende],
Het procesverloop
Vaststaande feiten
[minderjarige], geboren op [1997] in de gemeente [gemeente].
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot wijziging van het gezag, ingediend door de vrouw op 26 maart 2014. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. I.M.B. Kramer, verzocht om herstel van het gezag over haar minderjarige kind, na eerder ontheven te zijn van dit gezag bij beschikking van 8 mei 2014. De man, de belanghebbende, heeft het gezag over het kind sinds de ontheffing van de vrouw. Tijdens de zitting op 22 juli 2014, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de standpunten van de vrouw, de man en de gezinsvoogd besproken. De vrouw stelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd en dat het in het belang van het kind is dat zij weer het gezag krijgt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De vrouw heeft niet aangetoond dat het kind op een crisisplaats verblijft, ondanks de betwisting door de gezinsvoogd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw in eerdere procedures al had aangevoerd dat de beschikking van 8 mei 2014 gebaseerd was op onjuiste of onvolledige gegevens, maar heeft geconcludeerd dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit het geval was.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, met de overweging dat er geen grond is voor herstel van het gezag. De rechtbank heeft benadrukt dat het niet haar taak is om de eerdere beschikking opnieuw te beoordelen, maar enkel te kijken of er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een wijziging van de eerdere beslissing rechtvaardigen. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vrouw heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.