ECLI:NL:RBMNE:2014:3504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
2442646 UC EXPL 13-16443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een betalingsachterstand door International Card Services B.V.

In deze zaak vorderde International Card Services B.V. (hierna: International Card) bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een veroordeling van de gedaagde tot betaling van € 500,- wegens een betalingsachterstand op een creditcardrekening. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord van de gedaagde, die de vordering niet erkende. International Card had de creditcard van de gedaagde geblokkeerd na een betalingsachterstand van meer dan twee maanden en eiste het openstaande bedrag ineens op. De gedaagde had in zijn antwoord aangegeven meer uitleg te willen over de vordering, maar heeft niet gereageerd op de repliek van International Card, waarin bewijsstukken werden overgelegd die de vordering onderbouwden.

De kantonrechter oordeelde dat International Card voldoende bewijs had geleverd van de verschuldigdheid van het bedrag. De kantonrechter behandelde ook de vraag of de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing was op de kredietovereenkomst. Volgens artikel 7:58 lid 2, onder d, BW is de WCK niet van toepassing op kredietovereenkomsten die binnen een maand moeten worden terugbetaald. De kantonrechter concludeerde echter dat International Card niet voldoende actie had ondernomen om te voorkomen dat de debetstand langer zou voortduren, waardoor de WCK wel van toepassing was.

De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter werden begroot op € 326,79. Het vonnis werd uitgesproken op 9 juli 2014 door kantonrechter mr. J.J.M. de Laat, en is uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2442646 UC EXPL 13-16443 DJ/1067
Vonnis van 9 juli 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
International Card Services B.V.,h.o.d.n. Visa Card Services,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen International Card,
eisende partij,
gemachtigde: Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna niet voor dupliek geconcludeerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
International Card vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan International Card te voldoen € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt International Card dat aan [gedaagde] een credit card ter beschikking is gesteld met de bepaling dat de gedane opnames en bestedingen maandelijks volledig aan International Card voldaan dienen te worden. [gedaagde] heeft desondanks een betalingsachterstand van meer dan twee maanden doen ontstaan waarna International Card de credit card heeft geblokkeerd en het openstaande bedrag ineens heeft opgeëist. International Card stelt dat de WCK op de overeenkomst niet van toepassing is. International Card vordert tevens betaling van buitengerechtelijke incassokosten en rente vanaf 27 mei 2013. De totale vordering bedraagt volgens International Card € 883,67 inclusief de kosten van betekening van het sommatie-exploot. International Card beperkt haar vordering echter tot € 500,- onder voorbehoud van haar rechten ten aanzien van het resterende deel.
2.3.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord gesteld dat hij de vordering niet erkent en hierover meer uitleg wenst.
2.4.
International Card heeft naar aanleiding van dit verweer bij conclusie van repliek de afschriften van de creditcardrekening overgelegd waaruit de verschuldigdheid van het gevorderde blijkt. Hiermee heeft International Card haar vordering voldoende onderbouwd. Nu [gedaagde] dit alles niet weersproken heeft, wordt van die gegrondheid uitgegaan.
De vordering wordt daarom toegewezen.
2.5.
Ten aanzien van de toepasselijkheid van de WCK overweegt de kantonrechter het volgende. Ingevolge artikel 7:58 lid 2, onder d, BW is titel 2A van boek 7 BW niet van toepassing op kredietovereenkomsten die in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening worden verleend en die binnen een maand moeten worden terugbetaald. Het ligt op de weg van International Card om te onderbouwen dat zij actie heeft ondernomen om te voorkomen dat de debetstand langer zou voortduren. Uit de overgelegde afschriften blijkt dat de debetstand reeds in augustus 2012 is ontstaan. International Card heeft een aanmaning overgelegd van 17 december 2012. Dat International Card ook voorheen aanmaningen heeft verzonden is gesteld noch gebleken. De kantonrechter is op grond daarvan van oordeel dat International Card niet voldoende actie heeft ondernomen om te voorkomen dat de debetstand langer zou voortduren, reden waarom de uitzondering van artikel 7:58 lid 2, onder d, BW niet aan de orde is. Er moet dan ook worden geoordeeld dat de WCK op de debetstand van toepassing is.
2.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van International Card worden begroot op:
- dagvaarding € 94,79
- griffierecht € 112,00
- salaris gemachtigde €
120,00(2 punten x tarief € 60,00)
Totaal € 326,79

3.Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan International Card tegen bewijs van kwijting te betalen € 500,- met de wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 2013 tot de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van International Card, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 326,79, waarin begrepen € 120,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.