ECLI:NL:RBMNE:2014:3557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
C-16-353430 - FL RK 13-2219
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding, boedelverdeling en alimentatie tussen echtgenoten

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 20 april 1990 in de gemeente Lelystad met elkaar zijn gehuwd. De vrouw heeft op 27 september 2013 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, dat rechtsgeldig is betekend. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en brieven van beide partijen. De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 15 juli 2014.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, en heeft beide verzoeken tot echtscheiding toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de huwelijkse voorwaarden afgewikkeld, waarbij partijen zijn overeengekomen dat zij met uitsluiting van iedere gemeenschap zijn gehuwd. De rechtbank heeft de verdeling van de gemeenschappelijke goederen en schulden vastgesteld, waaronder de voormalige echtelijke woning, een beleggingsrekening, en een Peugeot. De rechtbank heeft bepaald dat de woning verkocht moet worden en dat de verkoopopdracht aan een makelaar te Lelystad zal worden gegeven.

Wat betreft de alimentatie heeft de man een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud gevraagd van € 2.300,-- per maand, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de draagkracht van de vrouw toereikend is voor het betalen van een uitkering tot levensonderhoud van € 763,-- per maand. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vrouw de hypotheektermijnen van de woning tot aan de levering moet voldoen en dat partijen de onderwaarde van de woning na verkoop ieder voor de helft zullen dragen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/353430 / FL RK 13-2219 (echtscheiding)
C/16/359075 / FL RK 13-2900 (boedel)
datum : 19 augustus 2014

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. A.H.H. Nauta,
hierna als de vrouw aangeduid,
verzoekster,
en

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. S.L. Raphaël,
hierna als de man aangeduid,
belanghebbende.

Het procesverloop

De vrouw heeft op 27 september 2013 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend, dat rechtsgeldig is betekend.
De man heeft op 13 december 2013 een verweerschrift ingediend, dat tevens zelfstandige verzoeken inhoudt.
Naar aanleiding van die zelfstandige verzoeken heeft de vrouw op 24 januari 2014 daartegen een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de beschikkingen voorlopige voorzieningen d.d. 16 september 2013 en 24 december 2013;
- een brief met bijlagen d.d. 3 juli 2014 van de vrouw;
- een brief met bijlagen d.d. 3 juli 2014 van de man;
- een brief met bijlagen d.d. 10 juli 2014 van de vrouw, voor zover deze betrekking heeft op:
-Informatie wooncomplex Hanzekade, en
-Proefberekeningen huurtoeslag.
- een brief d.d. 11 juli 2014 van de man.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 15 juli 2014.
Verschenen zijn:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Nauta, en
  • de man, bijgestaan door mr. Raphaël.
De rechtbank heeft partijen alsnog in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken met betrekking tot het pensioenoverzicht.
Dientengevolge heeft de rechtbank kennis genomen van:
- een brief d.d. 16 juli 2014 van de vrouw, en
- een brief d.d. 17 juli 2014 van de man.

Vaststaande feiten

De man en de vrouw zijn op 20 april 1990 in de gemeente Lelystad met elkaar gehuwd.
De man en de vrouw bezitten de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling van de zaak

Scheidingsverzoek

De vrouw heeft echtscheiding verzocht op grond van de stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De man heeft eveneens echtscheiding verzocht.
Nu ook overigens aan de wettelijke bepalingen is voldaan, zijn de verzoeken tot echtscheiding voor toewijzing vatbaar.

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden

De verzoeken van partijen

Kort gezegd houden de verzoeken van partijen in dat de rechtbank de verdeling en de verrekening vaststelt ten aanzien van de gemeenschappelijke bestanddelen.
Vaststaande feiten (partijen zijn het hierover eens)
1.
Partijen hebben huwelijkse voorwaarden gemaakt. Hierin is onder meer opgenomen dat zij met uitsluiting van iedere gemeenschap zijn gehuwd. Er is ook een regeling voor de kosten van de huishouding en belastingen opgenomen. Er is tevens een bepaling opgenomen dat overgespaard inkomen verrekend moet worden.
2.
Het verzoek echtscheiding is ingediend op 27 september 2013. Deze datum is de peildatum voor de omvang en samenstelling van de gemeenschappelijke goederen en schulden. Partijen wonen sinds 17 september 2013 niet meer samen. Deze datum is de peildatum voor de verrekening.
De voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] en de hypotheekschulden
3.
Ter zitting is gebleken dat de vrouw de woning niet kan overnemen nu zij partneralimentatie dient te betalen aan de man. De man heeft onvoldoende gesteld dat hij wel de woning kan overnemen. De vrouw heeft vervolgens aangevoerd twee jaar te willen wachten, zodat zij tezamen met haar dochters de woning kan overnemen. De man heeft daartegen bezwaar gemaakt. De rechtbank zal de man volgen, ook nu onvoldoende is gebleken dat de dochters daartoe met de vrouw in staat (zullen) zijn en dat ook willen. Het gevolg is dat de woning verkocht moet worden. Partijen zijn het er over eens dat de verkoopopdracht aan makelaar Van der Linden te Lelystad zal worden gegeven. Ook met betrekking tot de vraagprijs zijn partijen het eens. Er zal een vraagprijs worden gehanteerd van € 315.000,--. Ter zitting bleek dat er in de maandelijkse hypotheekbetalingen geen achterstand was. De vrouw bewoont nu de woning en de man woont elders. In het kader van de partneralimentatie heeft de vrouw onweersproken als last opgevoerd dat zij de hypotheektermijnen voldoet. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de vrouw de lopende termijnen van de hypotheek betaalt tot aan de levering van de woning en dat partijen vervolgens de onderwaarde ieder voor de helft voor zijn/haar rekening neemt.
Beleggingsrekening nr. [nummer]
4.
Vast staat dat de beleggingsrekening op naam van beide partijen staat. De man stelt onweersproken dat deze “gekoppeld” is aan de hypotheek. Ieder van partijen stelt zonder enige onderbouwing dat deze rekening door de betreffende partij is gevoed. De vrouw stelt dat het saldo geheel aan haar moet worden toebedeeld om reden dat dit gevoed is door haar met gelden uit voorhuwelijks vermogen. De man stelt dat het saldo hen beiden, ieder voor de helft toekomt. De rechtbank zal bepalen dat partijen over en weer mee werken aan opheffing van de rekening bij de levering van de woning en zal verder bepalen dat het saldo bij helfte gedeeld moet worden aangezien de vrouw haar stelling over de voeding van die rekening onvoldoende heeft onderbouwd.
De en/of rekeningen eindigend op 642 en 594
5.
De rechtbank bepaalt dat partijen deze rekeningen zullen opheffen en dat daartoe over en weer medewerking zal worden verleend. Partijen zijn het hierover eens.
De Peugeot
6.
Uit de niet weersproken stellingen en stukken van partijen volgt dat de Peugeot is gekocht door en geleverd aan de man. De verzekeringspapieren staan op naam van de vrouw. De auto is op 17 september 2013 door de vrouw meegenomen. De auto heeft kort op naam van de vrouw gestaan en staat nu op naam van een dochter van partijen. De vrouw reed meestal in de auto. Partijen twisten over de eigendom van de Peugeot. Geen van beiden heeft afdoende onderbouwd dat hij/zij de eigenaar van de Peugeot was. Nader bewijs is ook niet aangeboden. Op grond van artikel 2, lid 3 van de huwelijkse voorwaarden gaat de rechtbank er daarom van uit dat de Peugeot gemeenschappelijk eigendom was. De rechtbank zal bepalen dat de vrouw de helft van de waarde aan de man vergoed. De man heeft overgelegd een uitdraai van de ANWB koerslijst waaruit blijkt dat de waarde van de Peugeot € 6.150,-- is. De vrouw heeft dit niet bestreden, zodat de vrouw aan de man € 3.075,-- dient te voldoen.
De inboedel
7.
Partijen stellen over en weer dat de wederpartij de inboedel geheel of grotendeels in bezit heeft genomen. De vrouw onderbouwt haar stelling in het geheel niet. De man onderbouwt zijn stelling onvoldoende. Buiten de lijst van de man (productie 14) met daarop vermeld “serviesgoed, wat keukenspullen, stofzuigers, een laptop, ski- spullen, een buitenboord motor en boormachine”, hebben beide partijen nagelaten een overzicht te verstrekken van wat tot die inboedel behoorde. De rechtbank is daarom niet in staat om een andere beslissing te nemen dan te bepalen dat ieder behoudt wat hij/zij feitelijk in bezit heeft. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat geen van partijen is overbedeeld.
Doorlopend krediet
8.
Het doorlopend krediet staat op naam van beide partijen. Partijen zijn het er over eens dat dit een gemeenschappelijke schuld is. Partijen hebben over en weer te weinig gesteld om af te wijken van de hoofdregel dat ieder de helft van de schuld voor zijn/haar rekening dient te nemen. Betalingen verricht vóór de peildatum 27 september 2013 strekken niet tot mindering op de te betalen helft van de schuld.
Bankrekeningen
9.
De ING-betaalrekening en de bonusrekening beiden eindigend op 425 staan op naam van de man. Op de peildatum was het saldo van beide rekeningen in totaal € 774,69. De rechtbank zal bepalen dat de man daarvan de helft aan de vrouw moet voldoen, derhalve (afgerond) € 387,35, uit hoofde van verrekening van overgespaard inkomen.
10.
De vrouw zal van haar rekeningen eindigend op 042 en of 373 binnen een week na heden aan de man doen toekomen een afschrift van de rekeningen waaruit het saldo blijkt per 17 september 2013. Is het saldo positief dan zal de vrouw de helft daarvan aan de man voldoen, is het saldo negatief dan zal de man de helft daarvan aan de vrouw voldoen.
Volkswagen Passat
11.
De vrouw heeft nog gesteld dat de VW-Passat nog tot het te verrekenen vermogen behoort, maar de rechtbank gaat hieraan voorbij, gelet op de door de man overgelegde verkoop overeenkomst d.d. 31 juli 2013. De vrouw stelt wel dat dit de waarde niet is en het een papieren transactie betreft, maar zij onderbouwt dit verder niet. Ze stelt ook niet wat dan wel de waarde was.
Pensioenverevening
12.
De rechtbank zal het verzoek van de man om informatie over de pensioenopbouw van de vrouw toewijzen en bepalen dat de vrouw binnen één week na heden een uitdraai van www.mijnpensioenoverzicht.nl aan de man verstrekt met daarop de herkenningsnummers en adresgegevens van de verschillende pensioenfondsen, ook als deze nadien zijn overgeboekt naar het ABP. De vrouw heeft dat ook niet bestreden.

Uitkering tot levensonderhoud

De man heeft een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud gevraagd van € 2.300,-- per maand. Hij heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat zijn behoefte ten minste € 2.523,93 netto per maand bedraagt. Hij refereert daarbij aan hetgeen hij gesteld heeft in de procedure voorlopige voorzieningen. Hij verwacht niet in zijn eigen behoefte te kunnen voorzien. De man is van mening dat de vrouw voldoende draagkracht heeft.
De vrouw heeft verweer gevoerd.
Zij weerspreekt de behoefte van de man aan alimentatie.
Verder stelt de vrouw dat haar draagkracht niet toereikend is om de verzochte bijdrage te voldoen. De man had tot voor kort een inkomen uit onderneming van ongeveer € 1.100,-- per maand. In september 2013 heeft de man zijn onderneming gestaakt, zonder duidelijke grond/noodzaak. Het stopzetten van zijn onderneming komt geheel voor rekening en risico van de man. De vrouw is van mening dat de man in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Hij heeft immers verdiencapaciteit.
De rechtbank zal hieronder de behoefte van de man en de draagkracht van de vrouw bespreken.
Behoefte van de man:
In de voorlopige voorzieningenprocedure heeft de man een gespecificeerde opgave gedaan van zijn uitgaven en daarmee van zijn behoefte. Aangezien de man niet meer in de voormalige echtelijke woning woont en ook de hypotheeklasten niet meer hoeft te voldoen heeft de rechtbank deze behoeftelijst gecorrigeerd voor wat betreft de hypotheek, maar daaraan wel toegevoegd de huur van € 747,-- per maand die hij nu moet betalen. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan het onvoldoende onderbouwde verweer van de vrouw dat goedkoper gehuurd kan worden of dat dit van de man gelet op zijn welstand gevergd kan worden.
De gecorrigeerde en aangevulde behoeftelijst sluit dan op € 1.798,-- per maand. Uitgaande van een onvoldoende weersproken verdiencapaciteit van € 1.100,-- resteert dan een netto behoefte van € 698,-- per maand, dat komt neer op een bruto behoefte van ongeveer
€ 1.100,-- per maand. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan de door de vrouw gestelde behoefte van € 300,-- per maand. De rechtbank acht dit onvoldoende aannemelijk gelet op het feit dat toepassing van de 60% norm, zoals in de voorlopige voorzieningen procedure uitkwam op € 853,-- netto. De vrouw heeft haar stelling ook niet onderbouwd.
Draagkracht van de vrouw:
Voor zover het de draagkracht van de vrouw betreft, verwijst de rechtbank naar de bruto berekening, welke aan deze beschikking is gehecht en door de griffier is gewaarmerkt.
Ter toelichting merkt de rechtbank het volgende op:
Inkomen van de vrouw
De man is van mening dat het inkomen van de vrouw vermeld op de jaaropgaaf 2013 lager is dan volgens de overgelegde salarisopgaven van januari 2014 tot en met april 2014. Rekening houdende met de huidige inkomsten komt het jaarinkomen op € 45.000,--. De man stelt dat de vrouw nog inkomsten genereert uit huiswerkbegeleiding en garage verhuur.
De vrouw stelt dat haar inkomen ten opzichte van 2013 gelijk is gebleven. Er zijn geen inkomsten uit huiswerkbegeleiding en garageverhuur.
De rechtbank zal voorbij gaan aan de door de man gestelde extra inkomsten van de vrouw, omdat dit onvoldoende is gebleken. Uitgegaan zal worden van het inkomen blijkens de overgelegde salarisopgaven 2014 van € 45.000,--.
Hypotheekrente
Volgens de man is de hypotheekrente lager omdat voor deel 1 een rentevaste periode van één jaar is afgesloten, dit geldt niet voor deel 2. De vrouw wilde niet meewerken waardoor deel 2 op een hogere rente is blijven staan.
De vrouw heeft hiervan gesteld dat zij niet bekend is met het voorstel van de man om deel 2 van de hypotheek ook te wijzigen in een rentevaste periode van één jaar.
De rechtbank zal uitgaan van de situatie dat de vrouw € 1.152,-- per maand dient te voldoen. De man heeft dat niet betwist.
Premie zorgverzekering
De vrouw is onderhoudsplichtig voor de jongste dochter van partijen. De rechtbank zal rekening houden met de nominale premie en aanvullende verzekering. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat de jongste dochter aanspraak maakt op zorgtoeslag. De rechtbank acht het redelijk (schattenderwijs) dat rekening gehouden wordt met een totaal bedrag van € 150,-- per maand. De vrouw is niet onderhoudsplichtig voor de bij haar inwonende oudste dochter. De rechtbank zal wat betreft deze oudste dochter de man volgen en geen rekening houden met haar premie. Eveneens zal rekening worden gehouden met de door de vrouw in haar berekening opgevoerde - en niet weersproken - post eigen risico van € 29,-- per maand.
Studiekosten
De rechtbank zal rekening houden met de studiekosten van de jongste dochter die studerend is en bij de vrouw inwoont. De oudste dochter is afgestudeerd en kan in haar eigen levensonderhoud voorzien. Partijen hebben onvoldoende gesteld om van een andere situatie uit te gaan.
De rechtbank houdt rekening met een maandelijkse last van € 85,--.
Lening in verband met herinrichtingskosten
De rechtbank is gelet op de stellingen van partijen van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de man alle inboedel heeft gehouden. De vrouw heeft onvoldoende aangetoond dat zij deze kosten heeft moeten maken. De rechtbank zal geen rekening houden met de gestelde herinrichtingskosten.
Doorlopend krediet
Partijen hebben over en weer te weinig onderbouwd gesteld om te kunnen vaststellen wat door wie en wanneer betaald wordt op deze schuld. Wel heeft de vrouw een stuk overgelegd waaruit een maandelijks termijn bedrag volgt van € 181,51. Dit stuk is door de man niet bestreden. Gelet hierop en gelet op het feit dat in de verdeling bepaald wordt dat ieder de helft van de schuld zal moeten dragen, zal de rechtbank rekening houden in de berekening met een maandelijks bedrag van € 91,-- ten laste van de vrouw.
Verwervingskosten
De rechtbank houdt geen rekening met de weersproken verwervingskosten omdat de vrouw deze onvoldoende heeft onderbouwd.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat de draagkracht van de vrouw toereikend is voor het betalen van een uitkering tot levensonderhoud van € 763,-- per maand, rekening houdend met het fiscaal voordeel.

Echtelijke woning

De vrouw en de man hebben beiden het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de tot de inboedel daarvan behorende zaken verzocht.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek gesteld dat, conform de beschikking voorlopige voorzieningen van 24 december 2013, zij de echtelijke woning bewoont tezamen met de jongmeerderjarige kinderen van partijen.
De man heeft zich uiteindelijk gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal het voortgezet gebruik van de woning aan de vrouw toekennen, daar de vrouw reeds (met haar meerderjarige dochters) in de echtelijke woning verblijft en de man elders woonruimte heeft gevonden. Er zijn geen zwaarwegende omstandigheden gesteld, daarvan is ook niet gebleken om aan de huidige situatie, in het vooruitzicht van een eventuele verkoop van de woning, nog verandering te brengen. Het meer of anders gevraagde wordt afgewezen.

Proceskosten

Daar de man en de vrouw echtgenoten zijn zal de rechtbank de kosten van de procedure in die zin compenseren, dat beiden hun eigen kosten zullen dragen.

Beslissing

De rechtbank:
Spreekt de echtscheiding uit tussen de man en de vrouw, op 20 april 1990 in de gemeente Lelystad met elkaar gehuwd.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden:
bepaalt dat partijen de woning aan de [adres] te [woonplaats] verkopen en dat de verkoopopdracht aan makelaar Van der Linden te Lelystad wordt gegeven en dat de vraagprijs van € 315.000,-- wordt gehanteerd;
bepaalt dat de vrouw tot aan de levering van de woning de lopende hypotheektermijnen zal voldoen;
bepaalt dat partijen de onderwaarde van die woning na verkoop voor hun rekening nemen, ieder voor de helft;
bepaalt dat partijen bij de levering van de woning over en weer mee werken aan opheffing van de beleggingsrekening en bepaalt dat het saldo daarop bij helfte wordt gedeeld;
bepaalt dat de en/of rekeningen eindigend op 642 en 594 worden opgeheven en dat partijen over en weer daartoe medewerking zullen verlenen, binnen twee weken na heden;
bepaalt dat de vrouw aan de man moet voldoen een bedrag van € 3.075,--, terzake van de Peugeot;
bepaalt dat ten aanzien van de inboedel ieder behoudt wat hij/zij feitelijk in bezit heeft;
bepaalt dat partijen ieder de helft zullen voldoen van het doorlopend krediet;
bepaalt dat de man aan de vrouw moet voldoen een bedrag van € 387,35, terzake van zijn bankrekeningen;
bepaalt dat de vrouw van haar rekeningen eindigend op 042 en of 373 binnen een week na heden aan de man doet toekomen een afschrift van de rekeningen waaruit het saldo op 17 september 2013 blijkt, en bepaalt dat de vrouw de helft van die saldi aan de man moet voldoen indien die saldi positief zijn en bepaalt dat de man de helft van die saldi aan de vrouw moet voldoen indien die saldi negatief zijn;
bepaalt dat de vrouw binnen één week na heden een uitdraai van www.mijnpensioenoverzicht.nl aan de man verstrekt met daarop de herkenningsnummers en adresgegevens van de verschillende pensioenfondsen, ook als deze nadien zijn overgeboekt naar het ABP.
Kent aan de man met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand een telkens bij vooruitbetaling te ontvangen uitkering tot levensonderhoud ten laste van de man toe van € 763,-- (zegge: zevenhonderddrieënzestig euro) per maand.
Bepaalt dat de vrouw, als zij de echtelijke woning aan de [adres] in de gemeente [woonplaats], op de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand nog bewoont, jegens de man bevoegd is die bewoning en het gebruik van de tot die woning en de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na dat tijdstip voort te zetten.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de
echtscheiding betreft.
Wijst het meer of anders gevraagde af.
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat de man en de vrouw hun eigen kosten dragen.
Aldus gegeven door mr. G.J.J.M. Essink, rechter, in tegenwoordigheid van R. Postma, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2014.

Hoger beroep

Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.