In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 augustus 2014 uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening van twee verzoekers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. Dit besluit betrof de verlening van een standplaatsvergunning voor een PlayFountain op het middenterrein van de Brink in Baarn. De vergunninghouder had op 28 juli 2014 een vergunning gekregen voor een standplaats van 10 bij 10 meter voor de periode van 28 juli tot en met 1 september 2014. De verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigden, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2014 hebben de verzoekers hun bezwaren toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Belangrijk was of het bezwaar tegen de vergunningverlening een redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de PlayFountain qua omvang en uitstraling niet voldoet aan de definitie van een standplaats zoals vastgelegd in de Algemene plaatselijke verordening Baarn 2012. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunning op onjuiste gronden was verleend en dat de verzoekers wel degelijk spoedeisend belang hadden bij hun verzoek.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, en verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de verzoekers. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.