In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2014 een beschikking gegeven inzake de benoeming van een bijzondere curator voor de vermogensrechtelijke belangen van een minderjarige. De minderjarige is erfgenaam in een nalatenschap die mogelijk een aanzienlijke vordering op de moeder bevat. De moeder, die als bewindvoerder over het vermogen van de erflaatster fungeerde, heeft nagelaten de vereffening van deze nalatenschap ter hand te nemen. De kantonrechter heeft op 25 juli 2014 mevrouw [moeder] verzocht om de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap te rapporteren, maar heeft geen schriftelijke reactie ontvangen. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de ouders van de minderjarige, als wettelijke vertegenwoordigers, niet de wettelijk voorgeschreven stappen hebben genomen om de nalatenschap te vereffenen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de belangen van de ouders mogelijk in strijd zijn met die van de minderjarige.
De kantonrechter heeft op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek besloten om een bijzondere curator te benoemen, mr. E.J. van den Brink, voor een periode van zes maanden. De bijzondere curator is belast met het onderzoeken van de situatie rondom de nalatenschap en het opstellen van een plan van aanpak. De kantonrechter heeft benadrukt dat de benoeming van de bijzondere curator in het belang van de minderjarige niet kan worden uitgesteld, gezien de weigering van de ouders om te reageren op de aangetekende brief. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders hebben de mogelijkheid om binnen twee weken na de beschikking schriftelijk te reageren als zij zich niet kunnen vinden in deze beslissing.