8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 4,5 jaar schuldig gemaakt aan een gewoonte maken van het verspreiden, openlijk tentoonstellen en in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderporno. De 2132 kinderpornografische foto’s en 667 kinderpornografische films zijn door de verdachte op verschillende gegevensdragers opgeslagen, te weten op zijn computer, een harddisk en een USB-stick.
Kinderporno is uiterst verwerpelijk - hetgeen verdachte nu ook lijkt te beseffen - met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor dit seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderpornografisch materiaal te downloaden alsmede aan te bieden, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk niet alleen diegenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno in bezit hebben, verspreiden en openlijk tentoonstellen, hetgeen de verdachte heeft gedaan.
De rechtbank heeft er ten gunste van de verdachte rekening mee gehouden dat hij uit eigen beweging lijkt te zijn gestopt met het up- en downloaden van kinderpornografisch materiaal.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor seksueel misbruik van kinderen dan wel de exploitatie daarvan (in de zin van kinderpornografie).
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met voornoemd pro justitia rapport, zoals dat op 20 juni 2014 is opgemaakt door drs. R.K.F. Lemmens, klinisch psycholoog.
Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een identiteitsprobleem, hyperseksualiteit, mogelijk een pervasieve ontwikkelingsstoornis en verslavingsgevoeligheid. Dit was actueel en aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
Voorts wordt door de deskundige geadviseerd om verdachte – in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf – een ambulante behandeling te laten volgen bij een forensische polikliniek zoals De Waag. Hierbij moet eerst verdiepende diagnostiek worden verricht om de diagnose(s) en het delict scenario duidelijker in kaart te krijgen en vervolgens de geslotenheid en de seksuele identiteit van de verdachte.
De rechtbank neemt voorts bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland van 13 februari 2014, opgemaakt door B. Bakker, reclasseringswerker. De reclassering schat het risico op recidive in als laag tot gemiddeld. De achtergrond van verdachte kenmerkt zich door grensoverschrijdend gedrag op het gebied van alcohol en in de onderhavige zaak op het gebied van seksualiteit. Omdat verdachte zelf geen problemen ervaart en niet zelfstandig hulp zal zoeken heeft de reclassering de indruk dat er op termijn sprake zal zijn van een verhoogd recidiverisico. De reclassering adviseert daarom aan de verdachte, een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht;
- de verplichting om mee te werken aan een intake bij De Waag en indien nodig ook ambulante behandeling;
- de verplichting om inzage te geven in zijn computer en andere apparaten voor mediaopslag;
- het toestaan dat de reclassering contact op zal nemen met relevante partijen, zoals bijvoorbeeld de vrijwilligersorganisatie waarvoor verdachte werkt en waarbij hij in aanraking komt met minderjarigen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, met name de ernst van het feit, een gevangenisstraf passend en geboden is. Slechts de bijzondere, in de persoon van de verdachte gelegen omstandigheden, maken dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden acht.
Teneinde te voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan het bezit, verspreiden en openlijk tentoonstellen van kinderporno en om mogelijk te maken dat verdachte zal worden behandeld zal de rechtbank daarbij in ieder geval de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Daarnaast zal de rechtbank, nu zij van oordeel is dat met slechts voornoemde voorwaardelijke straf en voorwaarden, niet kan worden volstaan, door het stellen van een extra bijzondere voorwaarde, verdachte bewegen tot het storten van een bedrag van €5.000,- op de rekening van Stichting Terre des Hommes Nederland te ‘s-Gravenhage, te betalen binnen een jaar. Bij het vaststellen van deze bijzondere voorwaarde heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde.
De rechtbank bepaalt de proeftijd op drie jaren en zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat aan de vereisten van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht niet is voldaan.