In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 januari 2014, is de verdachte beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer op 1 september 2013 in Hilversum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer met gebalde vuist heeft geslagen en met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 47 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarden zijn onder andere een meldplicht en een behandelverplichting bij een forensische instelling. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf behandeld, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er mogelijk sprake was van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet in een werkstraf van 28 uren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.