Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1],
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 juni 2013
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met productie 7
- de akte met producties 8 tot en met 11 van [eiser sub 1] c.s.
- de akte met producties 12 tot en met 14 van [eiser sub 1] c.s.
- de akte met producties 17 tot en met 19 van [gedaagden] c.s.
- het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2013.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
primairom de twee op het pad geplaatste poorten binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden en het pad voor een ieder, althans voor [eiser sub 1] c.s., toegankelijk te maken en te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
subsidiairom binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis [eiser sub 1] c.s. ieder een kopie van de sleutel(s) van de twee op het pad geplaatste poorten te verschaffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
4.De beoordeling
vóór 1992als buurweg kon worden aangemerkt.
LJN: BW4210).
alleomwonenden zijn gerechtigd, maar alleen die (rechtsopvolgers van) buren ten behoeve van wie de eigenaar van de weg deze als buurweg heeft bestemd (Hoge Raad 3 februari 2012,
LJN: BU6496, conclusie mr. E.B. Rank-Berenschot).
NJ2006, 502). Aannemelijk is geworden dat de omwonenden in het algemeen – dus niet zozeer de voormalig eigenaren van de percelen van [eiser sub 1] c.s. – vóór 1992, als hen dat uitkwam, gebruik maakten van het voetpad. Dit volgt uit voornoemde schriftelijke verklaringen van (voormalig) buurtbewoners alsook uit het enkele feit dat het voetpad niet afgesloten was en de eigenaren van de percelen aan de Dorpsstraat de mogelijkheid bood om ook via de achterzijde van hun percelen, al dan niet via hun schuren, het bos en het Van Tuyllplantsoen te bereiken. Het ligt voor de hand dat zij, indien dat zo uitkwam, van die mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. Dit volgt ook uit de verklaring van [A], de enige rechtsvoorganger van [eiser sub 1] c.s. die over het feitelijk gebruik van het voetpad – weliswaar na 1992 – heeft verklaard. [A] verklaart dat hij veelvuldig gebruik maakte van het voetpad om grotere stukken in de tuin te krijgen en dat zijn kinderen de doorgang gebruikten om naar het plantsoen te gaan. Dat gebruik op zich en het feit dat Portaal de omwonenden dat gebruik niet heeft belet is echter onvoldoende om ten aanzien van (de rechtsvoorgangers van) [eiser sub 1] c.s. een bezit van een recht van buurweg aan te nemen. [eiser sub 1] c.s. hebben geen gedragingen van Portaal gesteld die aannemelijk maken dat Portaal het voetpad vóór 1992, uitdrukkelijk of stilzwijgend, ten behoeve van de (voormalig) eigenaren van [adres 5], [adres 6] en[adres 7] heeft bestemd als buurweg. De schriftelijke verklaring van de voormalig huurster van [adres 1], die daar heeft gewoond van 1958 tot 2009, kan [eiser sub 1] c.s. in dit verband niet baten. Zij verklaart dat het gebruik van het voetpad door de bewoners van [adres 7], [adres 6] en [adres 5] was toegestaan. Niet duidelijk is op wiens toestemming met dat gebruik zij doelt of waaruit zij die toestemming heeft afgeleid. Dit laatste geldt ook voor de verklaringen van de overige bewoners (producties 5 en 8 t/m 10 van [eiser sub 1] c.s.). Zoals hiervoor reeds is overwogen is het enkele feit dat Portaal de omwonenden het gebruik niet heeft belet, onvoldoende om een stilzwijgende bestemming als buurweg aan te nemen. Ook het feit dat de voormalig huurster van [adres 1]gelet op de plaats van de schutting een kleinere tuin had dan [gedaagden] c.s., omdat Portaal met het oog op het voetpad een strook van die tuin heeft afgescheiden en afgescheiden gehouden, is geen gedraging van Portaal die duidt op een bestemming als buurweg. Portaal was tot 2010 immers eigenaar van zowel perceel [adres 1]als de percelen [adres 2], [adres 3] en [adres 4]. Onder die omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat zij het voetpad heeft aangelegd en in stand gehouden alleen ten behoeve van zichzelf, oftewel ten behoeve van haar eigen huurders.
LJN: BA8379). De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. zijn ook op deze grond niet toewijsbaar.
- € 274,00 vastrecht;
- € 904,00 salaris advocaat (2 punten x het tarief van € 452,00, 1 punt voor de conclusie van antwoord, 1 punt voor de comparitie).