ECLI:NL:RBMNE:2014:391

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
16-661939-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en afpersing

Op 24 januari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 september 2013 in Vleuten samen met een ander een auto heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever, die hen had benaderd over een geldlening, naar een afgelegen locatie hebben gelokt onder het voorwendsel dat hij zijn geld terug zou krijgen. Daar aangekomen hebben zij de aangever met een mes bedreigd en gedwongen om zijn auto en mobiele telefoon af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de medeverdachten zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verweren van de verdediging, die pleitte voor vrijspraak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die het slachtoffer was van de diefstal en afpersing. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die een traumatische ervaring heeft ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661939-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 24 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats],
gedetineerd te PI Utrecht, HvB Wolvenplein te Utrecht
Raadsman: mr. H.G.J. Ligtenberg, advocaat te Utrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 29 september 2013 te Vleuten, gemeente Utrecht, samen met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een auto;
2. op 29 september 2013 te Vleuten, gemeente Utrecht, samen met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, waarbij een sleutelbos en/of een mobiele telefoon is afgegeven.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat er sprake is van een samenloop van de ten laste gelegde feiten. Zij acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, voor zover sprake is van de diefstal met geweld van de auto en het met geweld dwingen tot afgifte van de mobiele telefoon.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte voor feit 1 dient te worden vrijgesproken, omdat niet overtuigend is gebleken dat het oogmerk van verdachte en zijn medeverdachte gericht is geweest op diefstal van de auto.
De verdediging heeft voorts ten aanzien van feit 2 bepleit dat verdachte en zijn medeverdachte zich niet hebben gerealiseerd dat zij zichzelf zouden bevoordelen door medeneming van de goederen. Verdachten hebben spontaan gehandeld en niet over de gevolgen nagedacht. Om die reden heeft de verdediging ook ten aanzien van feit 2 om vrijspraak gevraagd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen
Op 29 september 2013 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal met geweld. Daarbij heeft aangever verklaard [1] dat hij op 29 september 2013 omstreeks 18:45 uur, via facebook contact had met [verdachte], zijnde verdachte, en dat verdachte met hem wilde afspreken omdat aangever nog ongeveer € 1.200,00 van verdachte te goed had. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem vertelde dat hij zijn geld terug zou krijgen en dat hij, aangever, daarvoor naar Vleuten moest komen.
Aangever reed vervolgens met zijn auto, een rode Peugeot 206, naar het adres van verdachte in Vleuten. Daar aangekomen zag aangever naast verdachte een onbekende jongen en een onbekend meisje staan. Aangever hoorde verdachte zeggen: “Kom, we gaan je geld halen.”
De onbekende jongen en het onbekende meisje zijn achter in de auto gestapt en verdachte kwam naast aangever zitten. Verdachte vertelde aangever hoe hij moest rijden. . Aangever moest stoppen op een afgelegen locatie. Nadat de auto tot stilstand was gekomen, stapten verdachte en de onbekende jongen uit. Aangever zag verdachte en de onbekende jongen weglopen en zag dat de onbekende jongen zijn telefoon pakte en ging bellen. Aangever voelde dat er iets niet klopte en werd angstig. Aangever zag verdachte samen met de onbekende jongen terugkomen naar de auto. Aangever hoorde verdachte vragen of hij mocht rijden en hoorde dat verdachte boos reageerde toen aangever vertelde dat hij dat niet mocht. Aangever zag dat verdachte op de bijrijdersstoel plaats nam en de autosleutel uit het contact draaide. Aangever hoorde dat de onbekende jongen, die achter hem zat, zei dat hij, aangever, en verdachte van plek moesten wisselen. Aangever werd bang en is toen uitgestapt. Aangever zag verdachte en de onbekende jongen ook uitstappen. Aangever stond met zijn rug naar een sloot gekeerd. Aangever kreeg een duw van verdachte. Aangever zag dat de onbekende jongen een groot mes trok en naar voren wees in de richting van het lichaam van aangever. Aangever zag dat de onbekende jongen dichterbij kwam tot ongeveer een halve meter en zag deze jongen het mes omhoog bracht en onder de kin van aangever plaatste. Plots zag en voelde aangever dat verdachte hem met kracht duwde waardoor aangever achterover in de sloot viel en kopje onderging . Aangever kwam met zijn hoofd boven water en zag dat verdachte en de onbekende jongen er met zijn auto vandoor gingen. Van aangever zijn onder meer weggenomen voornoemde auto en een witte mobiele telefoon van het merk Alcatel.
Verdachte heeft verklaard [2] dat hij op 29 september 2013 bij zijn huisadres in Vleuten aangever stond op te wachten, samen met medeverdachte [medeverdachte] en een meisje. Verdachte heeft verklaard dat zij met de auto van aangever naar de Haarrijnse Plas zijn gereden, dat aangever onderweg vroeg waar het geld lag, waarop verdachte als antwoord heeft gegeven dat het geld ergens in een plastic tas bij het water lag. Volgens verdachte bleef aangever zeuren over het geld en greep aangever verdachte bij zijn T-shirt. Verdachte duwde aangever vervolgens van zich af. Verdachte zag dat medeverdachte een keukenmes uit een zwarte meshouder pakte, dat medeverdachte op aangever afliep met het mes in zijn hand en dat medeverdachte aangever bedreigde met dat mes door met het mes te zwaaien in de richting van aangever. Verdachte hoorde medeverdachte zeggen “Spullen uit je zak en geef alles af.” Verdachte zag dat aangever onder meer een witte telefoon van het merk Alcatel aan medeverdachte gaf. Vervolgens heeft verdachte aangever een duw gegeven waardoor aangever in het water viel. Hierop zijn verdachte en medeverdachte, aldus verdachte, samen naar de auto van aangever gerend en zijn zij met die auto weggereden.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard [3] dat hij op 29 september 2013 samen met zijn vriendin [A] op zijn kamer was geweest, en dat verdachte op enig moment aan hem had gevraagd om met hem mee te gaan omdat verdachte een afspraak had gemaakt met aangever. Voordat medeverdachte zijn kamer verliet, vroeg verdachte aan medeverdachte of medeverdachte zijn zwarte nektas meenam. Medeverdachte heeft verklaard dat hij van zijn kamer een keukenmes heeft meegenomen en in zijn nektas heeft gestopt. Nadat medeverdachte, zijn vriendin en verdachte in de auto van aangever zijn gestapt, zijn zij gaan rondrijden in de auto en zijn zij uiteindelijk uitgekomen op een verlaten gebied vlakbij de Haarrijnse Plas. Medeverdachte heeft verklaard dat hij op enig moment op aangever is afgelopen, dat hij het keukenmes heeft gepakt en dat hij met dat mes voor aangever is gaan zwaaien. Medeverdachte heeft verklaard dat hij het mes met de punt op ongeveer dertig centimeter van de keel van aangever heeft gezet. Medeverdachte zag dat verdachte aangever een duw gaf en zag dat aangever hierdoor in het water viel. Hierop zijn medeverdachte en verdachte naar de auto van aangever gerend en zijn zij met de auto weggereden. Bij verdachte thuis heeft medeverdachte op verzoek van verdachte de Sim-kaart uit de telefoon van aangever gehaald.
Op aanwijzing van verdachte is de witte mobiele telefoon van het merk Arcatel aangetroffen in de woning van verdachte. Op aanwijzing van medeverdachte is de zwarte nektas en een dertig centimeter groot keukenmes aangetroffen in de kamer van medeverdachte. [4]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard [5] dat hij wist dat in de zwarte nektas van medeverdachte een mes zat.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
De verdediging stelt dat verdachte in paniek met de auto is weggereden, maar dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad om zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte en medeverdachte hebben de auto van verdachte zonder diens toestemming weggenomen, met de bedoeling om daarmee naar huis te rijden. Hieruit volgt dat zij het oogmerk hadden om - zij het wellicht slechts tijdelijk - over die auto als heer een meester te beschikken. Dit betekent dat verdachte en zijn mededader zich de auto wederrechtelijk hebben toegeëigend. Of zij op dat moment al dan niet in paniek waren, is voor de bewezenverklaring niet van belang.
Aangever is onder bedreiging gedwongen om zijn witte telefoon af te geven, van welke telefoon later door medeverdachte de Sim-kaart nog is verwijderd in opdracht van verdachte. De telefoon is later aangetroffen in de woning van verdachte. Door zich de telefoon toe te eigenen, heeft verdachte zichzelf bevoordeeld. Dat verdachte en medeverdachte niet zouden hebben nagedacht over de gevolgen van hun handelen, maakt dat niet anders.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 29 september 2013 in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Peugeot, type 206, kleur rood), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte
- in de auto van die[slachtoffer] zijn gestapt en die[slachtoffer] naar een afgelegen locatie hebben laten rijden (onder het voorwendsel dat die[slachtoffer] nog geld tegoed had en op die locatie betaald zou worden) en
- die[slachtoffer] heeft/hebben gedwongen uit die auto te stappen en vervolgens die[slachtoffer] (met kracht) hebben/heeft geduwd zodat die[slachtoffer] op de grond is gevallen, en
- die[slachtoffer] een (groot) mes, hebben/heeft getoond en vervolgens dat mes hebben gericht op het gezicht van die[slachtoffer] en
- die[slachtoffer] (achterover) in een sloot heeft/hebben geduwd;
2.
op 29 september 2013 in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld C.[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, toebehorende aan die[slachtoffer],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte
- in de auto van die[slachtoffer] zijn gestapt en die[slachtoffer] naar een afgelegen locatie hebben laten rijden (onder het voorwendsel dat die[slachtoffer] nog geld tegoed had en op die locatie betaald zou worden) en
- die[slachtoffer] hebben/heeft gedwongen uit die auto te stappen en vervolgens
die[slachtoffer] (met kracht) hebben/heef geduwd zodat die[slachtoffer] op de grond is
gevallen, en
- die[slachtoffer] een (groot) mes, hebben/heeft getoond en vervolgens dat mes hebben/heeft gericht op het gezicht van die[slachtoffer] en
- ( op dreigende toon) tegen die[slachtoffer] hebben/heeft gezegd: "spullen uit je
zak en geef alles af", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken;
2. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: het houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, een meldplicht bij Reclassering Nederland, een ambulante behandeling door FACT Altrecht of een soortgelijke instelling, alsmede urinecontroles.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen dan heeft de verdediging bepleit dat de feitelijke vrijheidsbeneming niet meer dan 3 maanden zal bedragen. In dat verband heeft de verdediging gewezen op de voor verdachte geplande medische ingreep op 10 februari 2014.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en aan afpersing, waarbij het slachtoffer in de avonduren naar een verlaten locatie is gelokt en waarbij onder meer gebruik is gemaakt van een groot keukenmes.
Het spreekt voor zich dat het gebeuren voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dat dit in het onderhavige geval ook daadwerkelijk zo was, blijkt uit de slachtofferverklaring van C.[slachtoffer], zoals die ter terechtzitting door de voorzitter van de rechtbank is voorgelezen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte op 18 oktober 2013 is veroordeeld voor een werkstraf van 20 uren in verband met een door hem, samen met een ander, gepleegde diefstal.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland d.d. 8 januari 2014.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij C.[slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.068,72, te weten
€ 318,72 aan materiële kosten en € 750,00 aan immateriële kosten.
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten ten bedrage van € 26,77 is de rechtbank ter terechtzitting gebleken dat deze reiskosten niet zijn gemaakt door de benadeelde partij. De kosten van de aanschaf van een fiets ten bedrage van € 229,95, acht de rechtbank kosten die en te ver verwijderd verband hebben van de bewezen feiten.
Voor het overige acht de rechtbank de gevorderde kosten toewijsbaar. De schade is een rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten en verdachte is aansprakelijk voor die schade. Voorts is het gevorderde voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering kan dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 812,00.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd. Tevens zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de feiten werden gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, hetgeen inhoudt dat verdachte van zijn verplichting tot betaling zal zijn bevrijd voor zover hij of zijn mededader aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
De benadeelde partij is in het restant van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, , 27, 36f, 57, 310, 312, 317, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken;
2. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij FACT Altrecht of een soortgelijke instelling, en ook als dat inhoudt het meewerken aan urinecontroles;
* dat verdachte zich binnen één week na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht (telefoon: 030-2305454);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij C.[slachtoffer] van € 812,00 waarvan € 62,00 ter zake van materiële schade en € 750,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
-verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer C.[slachtoffer], € 812,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2013, bij niet betaling te vervangen door 16 dagen gevangenisstraf, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
BIJLAGE
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 september 2013 te Vleuten, gemeente Utrecht,, althans
in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een auto (merk Peugeot, type 206, kleur rood), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan C.[slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of
bedreiging met geweld tegen die[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte
- in de auto van die[slachtoffer] zijn/is gestapt en die[slachtoffer] naar een afgelegen
locatie hebben/heeft laten rijden (onder het voorwendsel dat die[slachtoffer] nog
geld tegoed had en op die locatie betaald zou worden) en/of
- die[slachtoffer] hebben/heeft gedwongen uit die auto te stappen en/of (vervolgens)
die[slachtoffer] (met kracht) hebben/heeft geduwd zodat die[slachtoffer] op de grond is
gevallen, althans terecht gekomen, en /of
- die[slachtoffer] een (groot) mes, althans een scherp voorwerp, hebben/heeft
getoond en (vervolgens) dat mes, althans dat scherpe voorwerp, op, althans
hebben/heeft gericht op de/het kin/gezicht, althans lichaam, van die[slachtoffer]
en/of
- die[slachtoffer] (achterover) een sloot hebben/heeft ingeduwd, althans zodanig
hebben/heeft geduwd dat die[slachtoffer] achterover is gevallen en/of (vervolgens
en/of daarbij) achterover in een sloot terecht is gekomen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 september 2013 te Vleuten, gemeente Utrecht,, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer]
heeft gedwongen tot de afgifte van een sleutelbos, althans een
autosleutel, en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan die[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
medeverdachte
- in de auto van die[slachtoffer] zijn/is gestapt en die[slachtoffer] naar een afgelegen
locatie hebben/heeft laten rijden (onder het voorwendsel dat die[slachtoffer] nog
geld tegoed had en op die locatie betaald zou worden) en/of
- die[slachtoffer] hebben/heeft gedwongen uit die auto te stappen en/of (vervolgens)
die[slachtoffer] (met kracht) hebben/heeft geduwd zodat die[slachtoffer] op de grond is
gevallen, althans terecht gekomen, en /of
- die[slachtoffer] een (groot) mes, althans een scherp voorwerp, hebben/heeft
getoond en (vervolgens) dat mes, althans dat scherpe voorwerp, op, althans
hebben/heeft gericht op de kin/gezicht, althans lichaam, van die[slachtoffer] en/of
- ( op dreigende toon) tegen die[slachtoffer] hebben/heeft gezegd:"spullen uit je
zak en geef alles, af", althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door C.[slachtoffer] d.d. 29 september 2013, opgenomen op pagina 29-34 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A-2013219081 (voorgeleiding), in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 56.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 september 2013, opgenomen op pagina 44-48 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte[medeverdachte] d.d. 1 oktober 2013, opgenomen op pagina 53-56 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, opgenomen op pagina 12-17 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A-2013219081 (raadkamer), in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 17.
5.Het proces-verbaal van de zitting van 10 januari 2014.