ECLI:NL:RBMNE:2014:3979

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
16-995008-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Milieucriminaliteit en overtredingen van de Natuurbeschermingswet op het eiland Elleman

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte werkzaamheden heeft verricht op het eiland Elleman, gelegen in het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. De verdachte heeft in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 puin, grond, aarde en bouw- en sloopafval gestort op het eiland, wat heeft geleid tot de vernietiging van een aanzienlijk deel van de rietkraag, de natuurlijke habitat van de grote karekiet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zonder de benodigde vergunningen handelingen heeft verricht die de kwaliteit van de natuurlijke habitat konden verslechteren en dat hij opzettelijk handelingen heeft verricht die nadelige gevolgen voor het milieu konden veroorzaken. De verdachte heeft geen meldingen gedaan op grond van het Besluit bodemkwaliteit, terwijl hij wel bouwstoffen en grond op het eiland heeft toegepast.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geoordeeld dat er geen sprake was van schending van de redelijke termijn. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet ontvankelijk verklaard moest worden, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een geldboete op van € 13.500,- waarvan € 4.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van milieuwetgeving en de bescherming van kwetsbare natuurgebieden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-995008-14 (P)
vonnis van de economische meervoudige strafkamer van 8 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1952] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. V.C. van der Velde, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht samen met een ander of anderen werkzaamheden heeft verricht en/of laten verrichten en puin en/of grond en/of aarde en/of bouw- en sloopafval heeft gestort en/of laten storten op eiland Elleman waardoor de natuurlijke habitat van de grote karekiet voor een aanzienlijk deel is verdwenen;
Feit 2:
in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht samen met een ander of anderen bedrijfsmatig grond en/of bagger en/of stenen en/of beton en/of (ander) bouw- en sloopafval heeft gestort terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan.
Feit 3:
in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht ten minste vijf werkdagen voordat hij bouwstoffen en/of grond en/of baggerspecie wilde storten
geen BBK-meldingen heeft gedaan.

3.Voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Volgens de raadsman is sprake van schending van de redelijke termijn. Verdachte heeft een dagvaarding ontvangen met betrekking tot een verdenking van drie strafbare feiten gepleegd in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012. Hij is als verdachte aangemerkt in 2011 en is ook gehoord in december 2011.
Bovendien is op 31 augustus 2012 aan verdachte een last onder dwangsom opgelegd. De overheid mag een justitiabele niet tweemaal lastig vallen met hetzelfde strafbare feit. Hiervan is volgens de raadsman sprake in de onderhavige zaak. Door een last tot dwangsom aan verdachte op te leggen, heeft de overheid besloten dat hij moet stoppen met het uitvoeren van zijn project. Dit project behelst hetzelfde feitencomplex als onderliggend aan de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Ten aanzien van het bestuursrechtelijke traject stelt de rechtbank vast dat de last onder dwangsom die aan verdachte is opgelegd volgens vaste jurisprudentie niet moet worden beschouwd als een ‘criminal charge’ maar als een herstelmaatregel. De overheid vervolgt verdachte aldus niet andermaal wegens hetzelfde feit.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, verklaart de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
3.2
De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Hieronder volgen de bewijsmiddelen waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens wordt gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht puin, grond en aarde door [medeverdachte] heeft laten storten op het eiland Elleman, gelegen in de Oostelijke Vechtplassen. Hij heeft ook werkzaamheden op dit eiland verricht, te weten het ophogen van het eiland. [verdachte] had hiervoor geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet. [2]
Verdachte is aannemer en houdt zich bezig met het bouwen van kelders, bruggen en beschoeiingswerken, met name het funderingswerk. Vanaf zijn bedrijf zijn wel eens partijen puin naar het eiland Elleman gebracht. Verdachte heeft zich laten betalen door klanten van zijn bedrijf om grond af te voeren die vrij kwam bij de bouw van woningen waar een kelder moest worden uitgegraven. Hij voert deze grond via [medeverdachte] af naar eiland Elleman. Een voorbeeld hiervan is het bouwproject van de familie [A], [adres] in [woonplaats].
Verdachte heeft ongeveer 2.500 kuub grond met puin er doorheen op het eiland gestort. Van dit puin heeft hij geen verklaring dat het schoon is. Rond het eiland staan stalen buispalen. Door het bedrijf [verdachte] zijn damwanden geplaatst. Verder maakt verdachte gebruik van een kraan en pontons. [3]
Verdachte heeft op 28 maart 2012 verklaard dat hij al meer dan 20 jaar bezig met werkzaamheden aan het eiland Elleman. Hij is ongeveer 15 jaar bezig met het ophogen en aanpassen van het eiland Elleman. De werkzaamheden bestaan uit het aanvoeren van puin, grond en bagger. De grond, bagger en puin komen van verschillende werken binnen het plassengebied. Dit zijn werken die door het bedrijf van hem worden afgevoerd.
Hij heeft van deze stortingen geen BBK-meldingen gedaan. Er is grond afkomstig van het project [A] afgevoerd naar het eiland Elleman. Ook puin dat overbleef van de fundering is op eiland Elleman gestort. [4]
[medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) heeft op 13 december 2011 verklaard eigenaar te zijn van v.o.f. [medeverdachte] water- en baggerwerken. In opdracht van verdachte brengt [medeverdachte] met zijn vaartuigen partijen vaste bagger c.q. zand naar het eiland Elleman. De partijen die [medeverdachte] naar het eiland brengt worden aangeleverd door verdachte. Van de partijen die verdachte aanlevert krijgt [medeverdachte] geen bemonsteringen te zien. Deze partijen zijn afkomstig van kelderbouw of waterkundige projecten gelegen aan de Loosdrechtse Plassen. Over de laatste vijf jaar heeft [medeverdachte] ongeveer vier tot vijf partijen afkomstig uit kelderbouw of waterkundige projecten naar het eiland gebracht, naar schatting 2.000 tot 3.000 kuub. Bij deze partijen zat ook betonpuin. De puin is afkomstig van dezelfde projecten. [medeverdachte] stort de partijen op de plaats die verdachte hem heeft aangegeven op het eiland. [5]
Op 17 november 2011 heeft verbalisant [verbalisant 1] een onderzoek ingesteld rond en op het eiland Elleman.
Vanaf het water zag hij een kraan staan op het eiland. Er lag een ponton aangemeerd tegen het eiland. De grond was plaatselijk verhoogd met zwarte aarde, bagger of grond. Er waren damwanden geslagen op een aantal plaatsen rond het eiland. Verbalisant zag bouwmaterialen zoals damwanden, houten palen, houten planken en stalen buizen in de nabijheid van eerder genoemde kraan liggen. Op de oevers van het eiland was afval gestort. Verbalisant zag plastic, straatstenen, gebroken puin met bewapeningsstaal, bakstenen met verf, gebroken vloerplaten en betonnen palen liggen op de oever van het eiland. Tevens zag hij op verschillende plekken rond het eiland stalen buizen uit het water steken. In één haventje waren zware meerpalen geplaatst.
Bij onderzoek op het eiland zag verbalisant de kraan met daar omheen rijsporen in pas aangebrachte aarde, grond of bagger. Hij zag damwanden, houten palen, stalen buizen en houten balken liggen. Op de oevers van het eiland zag verbalisant bakstenen, stukken marmer, straatstenen, gebroken puin, een straatkolk, straattegels maat 30/30, stoepbanen, grind en betonnen palen liggen. [6]
Op 15 december 2011 zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] plastics, bakstenen, metselpuin, delen van heipalen, gebroken trottoirband, een rioolkolk, een rioolput, straatstenen maat 30/30, gewapende betonplaat, graskeien, een stuk muur met verf op de stenen en een drainagepijp op de oevers van het eiland Elleman liggen. [7]
Op 5 maart 2012 hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op het eiland Elleman wederom een onderzoek ingesteld.
Op en rond het eiland Elleman zagen zij dat er op verschillende plaatsen op het eiland afval is gestort. Zij zagen plastics, bakstenen, metselpuin, delen van heipalen, gebroken trottoirband, een rioolkolk, een rioolput, straatstenen maat 30/30, gewapende betonplaat, graskeien, een stuk muur met verf op de stenen en een stuk drainagepijp. [8]
Voorts ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Het eiland Elleman ligt binnen het Natura 2000 gebied Oostelijke Vechtplassen dat in 2000 (wijziging 2003) is aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn. Onder de Vogelrichtlijn is de grote karekiet aangewezen. De Loosdrechtse plassen vormen een kerngebied voor deze soort. Significante effecten als gevolg van de afname van het leefgebied zijn niet uitgesloten. Optimaal broedbiotoop is een rietkraag van meer dan drie meter breed in water dat ongeveer 40 centimeter diep is. [9]
[X] werkt als vergunningverlener bij de provincie Noord-Holland. [10] De Loosdrechtse plassen vervullen een belangrijke rol voor de grote karekiet. [X] is gaan kijken wat er op het eiland Elleman is gebeurd. Met name de rietkragen zijn verdwenen. [X] heeft naar foto’s van het eiland Elleman van verbalisant [verbalisant 1] gekeken en naar google maps. De rietkragen vielen hem op. De rietkragen zijn enorm belangrijk als broed- en foerageergebied voor de karekiet in het bijzonder. [X] heeft op basis van de luchtfoto’s kunnen constateren dat het riet niet meer aanwezig is rondom het eiland, zeker niet de brede rietkragen die er eerst waren. [X] kan zich niet voorstellen dat er andere oorzaken voor het verdwijnen van het riet kunnen zijn dan de werkzaamheden. Het gaat om, grof geschat, rietkragen van 20 meter breed over 50 meter lengte die verdwenen zijn. Dat is ineens weg tussen 2006 en 2013. In het aanwijzingsbesluit en de bijbehorende plankaarten staat dat Elleman onder Natura 2000 valt. Dat is per april 2013 vastgesteld. Daarvóór lag het verankerd in de Natuurbeschermingswet. [11] De grote karekiet is gevoelig voor aantasting van zijn broedbiotoop. [12]
[Y], vogelecoloog, heeft verklaard dat in 2009 een eerste dump op het waterriet bij het eiland Elleman is gestort, terwijl waterriet voor de grote karekiet de natuurlijke habitat is. In 2011 werden de damwanden geslagen. Het waterriet is grotendeels verdwenen. [Y] zag dat een grote berg zwarte aarde en puin op de rietkraag lag. Daarmee is de rietkraag vernield. In termen van Natura 2000 is het leefgebied van de grote karekiet verminderd door deze ingreep. [13]
[getuige] heeft verklaard dat het riet werd plat geduwd en beschadigd door de pontons en hijskranen. [14]
Voorts ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
[Z], werkzaam bij Waternet, heeft verklaard dat Waternet een waterwetvergunning aan verdachte [verdachte] heeft afgegeven met betrekking tot het eiland Elleman. Aangaande het vergroten van het eiland is in de vergunning sprake van het vergroten van het eiland met bagger of puin. Het maakt Waternet niet uit waarmee wordt gestort als het maar geen vervuiling is. [15]
[W], eveneens werkzaam bij Waternet, heeft verklaard dat ingevolge de watervergunning niet wordt geregeld met welke stoffen gedempt mag worden. Puin, bagger, aarde en grond zijn toegestaan. Deze mogen niet vervuild zijn. De ontvangende bodem mag niet kwalitatief achteruit gaan. [16]
Op het adres [adres] te [woonplaats] is grond bemonsterd. De bemonsterde grond betreft venig zand. Zintuiglijk zijn in de onderzochte partij bijmengingen aan puin, kool-, glas- en plasticdeeltjes waargenomen. In de bemonsterde partij zijn verhoogde gehalten aan koper, zink en PAK aangetoond. De aangetoonde gehalten koper, zink en PAK overschrijden de toetsingswaarden voor wonen-grond. Bij toetsing van het Besluit bodemkwaliteit betreft de onderzochte grond, industrie-grond. [17]
In een rapport van [naam]Holding B.V. wordt vermeld dat op het eiland Elleman zintuiglijk in de opgeboorde boven- en ondergrond voornamelijk een lichte puinbijmenging is aangetroffen. Plaatselijk is in boring 1, 2 en 8 in de opgeboorde bovengrond een sterke puinbijmenging aangetroffen. In het mengmonster van de bovengrond MM1 (met een sterke puinbijmenging) zijn licht verhoogde concentraties kobalt, kwik, molybdeen en PAK’s en matig verhoogde concentraties barium en zink aangetroffen. De lichte tot sterke verontreinigingen met zware metalen en PAK’s in het bovengrondmengmonster MM1 zijn waarschijnlijk het gevolg van de sterke puinbijmenging in de grond. [18]
Voorts ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
[Z], werkzaam bij Waternet, heeft op 14 december 2011 verklaard dat hij verdachte heeft vermeld dat hij moest stoppen met het aanbrengen van grond, puin of bagger op het eiland zonder BBK-meldingen. Waternet heeft tot op heden geen BBK-melding ontvangen. [19]
[W], eveneens werkzaam bij Waternet, heeft op 14 december 2011 verklaard dat [verdachte] minimaal vijf dagen vooraf de zogenaamde BBK-melding moet doen bij Senternovum, het landelijk meldpunt, voordat hij gaat dempen. Dit moet gebeuren per partij en per plaats. Op 19 januari 2011 heeft [W] met twee collega’s een gesprek met verdachte gehad. In dit gesprek hebben zij hem gewezen op de BBK-meldingen via Senternovum. [verdachte] heeft tot op heden geen BBK-meldingen via Senternovum aangeleverd. [20]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 16 december 2011 aan Senternovum, [emailadres], gevraagd of door de volgende personen c.q. bedrijven BBK-meldingen zijn gedaan aangaande stortingen van bagger, grond en puin op het eiland Elleman:
- [verdachte];
- [verdachte] Bouw- en Waterwerken B.V.;
- [medeverdachte];
- v.o.f. [medeverdachte] water- en baggerwerken. [21]
Op 21 december 2011 vermeldt [B], agentschap NL, dat via het meldpunt bodemkwaliteit geen meldingen zijn ingediend voor de locatie eiland Elleman, Loosdrechtse Plassen. [22]
4.3.2
De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
Bouw- en sloopafval
[verdachte] heeft ontkend bouw- en sloopafval op het eiland Elleman te hebben laten storten.
In het artikel 1.1 (oud) van de Wet milieubeheer worden afvalstoffen als volgt gedefinieerd: 'alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.'
Artikel 1, onder a, van de Richtlijn 75/442/EEG omschrijft afvalstoffen als volgt: 'elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.'
Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie - voor zover hier van belang - leidt de rechtbank het volgende af.
Het begrip afvalstof moet niet zo beperkt worden opgevat dat daaronder niet de stoffen vallen die voor hergebruik geschikt zijn. De enkele omstandigheid dat stoffen waarvan afstand wordt gedaan nog commerciële waarde hebben, betekent niet dat die stoffen niet als afvalstoffen kunnen worden beschouwd. Het toepassingsgebied van het begrip afvalstof hangt samen met de betekenis van de term zich ontdoen. Bij de uitleg van die term moet rekening worden gehouden met de doelstellingen van de Richtlijn 75/442/EEG; voorkomen moet worden dat daaraan afbreuk wordt gedaan.
Het zwaartepunt ligt derhalve bij de intentie en de gedragingen van de houder van de stoffen die daarvan afstand doet. Daaraan doet niet af of de ontvanger van de stoffen die stoffen al dan niet als afvalstoffen ziet en of die er nog iets mee kan. Een andere opvatting zou een effectieve controle op de naleving van de onderhavige regelgeving illusoir maken .
In dit geval is het bouw- en sloopafval vrijgekomen bij het verbouwen of slopen van een pand. Verdachte heeft deze stoffen naar het eiland Elleman af laten voeren. Hiermee heeft verdachte bouw- en sloopafval op het eiland Elleman laten storten.
Voorts ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid
De verdediging heeft een beroep gedaan op het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid omdat verdachte met het ophogen van het eiland Elleman dit eiland juist heeft willen redden. Volgens verdachte zou het eiland anders verdwijnen als gevolg van afkalving.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het doel om het eiland te redden, niet rechtvaardigt dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hierbij een aanzienlijk deel van de natuurlijke habitat van de grote karekiet hebben doen verdwijnen en nadelige gevolgen voor het milieu hebben kunnen veroorzaken. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Voorts ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Natura 2000 gebied
De raadsman heeft aangevoerd dat het eiland Elleman pas op 23 mei 2013, dus na de ten laste gelegde periode, bij Aanwijzingsbesluit Natura 2000 Oostelijke Vechtplassen is aangemerkt als een gebied dat onder Natura 2000 gebied valt.
De rechtbank weerlegt deze stelling. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat het eiland Elleman binnen het Natura 2000 gebied Oostelijke Vechtplassen ligt dat reeds in 2000 is aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn.
Vergunningplicht
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat hij een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig had voor het verrichten van werkzaamheden en het storten van stoffen op het eiland Elleman.
Voor een opzettelijke overtreding van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 is geen boos opzet vereist, maar is kleurloos opzet voldoende. Voor de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde doet derhalve niet ter zake of verdachte wel of niet wist dat hij een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 had moeten hebben.
De grote karekiet
De raadsman heeft gesteld dat de vraag beantwoord moet worden of de grote karekiet op het eiland Elleman voorkwam of voorkomt.
Aangezien beantwoording van deze vraag niet relevant is voor de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit zal de rechtbank aan deze stelling voorbij gaan.
Significant verstorende effecten op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen
De raadsman heeft betoogd dat uit het dossier niet is gebleken dat de werkzaamheden die verdachte heeft uitgevoerd significant verstorende effecten op de grote karekiet hadden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat significante effecten als gevolg van de afname van het leefgebied niet zijn uitgesloten.
Voorts ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Nadelige gevolgen voor het milieu
Volgens de verdediging hebben de materialen die [medeverdachte] voor verdachte op eiland Elleman heeft gestort geen nadelige gevolgen gehad op het milieu.
Niet is vastgesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit daadwerkelijk nadelige consequenties voor het milieu heeft gehad. Wel is komen vast te staan dat door de stortingen die [medeverdachte] namens verdachte op het eiland Elleman heeft verricht milieuvreemde stoffen in het milieu terecht zijn gekomen. De rechtbank merkt dit aan als nadelig gevolg dat voor het milieu kon ontstaan in de zin van artikel 10.1 van de Wet milieubeheer.
Voorts ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat hij meldingen op grond van het Besluit bodemkwaliteit (BBK) moest doen.
Voor het plegen van het onder 3 ten laste gelegde feit is geen boos opzet vereist, maar is kleurloos opzet voldoende. Gelet hierop is voor de beoordeling van dit feit niet van belang of verdachte wel of niet wist dat hij BBK-meldingen moest doen.
Verantwoordelijkheid voor de BKK-meldingen
Verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat niet hij, maar de partij die zich van de bouwstoffen, grond, of baggerspecie wenst te ontdoen de BKK-meldingen dient te verrichten.
Nu verdachte degene is die de materialen toepast, is hij ook de aangewezen persoon om de BKK-meldingen te verrichten. De rechtbank gaat derhalve ook voorbij aan dit verweer.
In de uitoefening van beroep of bedrijf
De raadsman heeft betoogd dat verdachte op grond van artikel 42, achtste lid, onder a, van het Besluit Bodemkwaliteit is uitgezonderd van de meldingsplicht omdat hij heeft gehandeld als natuurlijk persoon anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf.
Verdachte heeft verklaard dat hij aannemer is en vanaf zijn bedrijf partijen puin naar het eiland Elleman heeft gebracht. Zijn werkzaamheden op het eiland Elleman bestonden uit het aanvoeren van puin, grond en bagger die afkomstig was van verschillende werken binnen het plassengebied. Dit zijn werken die door het bedrijf van hem worden afgevoerd, aldus verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat hij bedrijfsmatig heeft gehandeld. Het verweer slaagt derhalve niet.
4.3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2008 tot en met 05 maart 2012 te Loosdrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk zonder vergunning van gedeputeerde staten, handelingen heeft verricht, die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen de kwaliteit van de natuurlijke habitat en de habitat van soorten in een Natura-2000 gebied konden verslechteren of een significant verstorend effect konden hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, immers heeft verdachte op het eiland 'Elleman', gelegen in een Natura-2000 gebied, werkzaamheden verricht en laten verrichten en puin en grond en aarde en bouw- en sloopafval laten storten, teneinde dit eiland op te hogen en te vergroten, waardoor de natuurlijke habitat, te weten riet grenzend aan diep water, van de grote karekiet voor een aanzienlijk deel is verdwenen;
2.
op tijdstippen in periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk bedrijfsmatig handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, terwijl daardoor, naar verdachte en zijn mededader redelijkerwijs hadden kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader bouw- en sloopafval op het eiland 'Elleman' gestort;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht opzettelijk als degene die voornemens was bouwstoffen en grond en baggerspecie, als bedoeld in artikel 29 en 35 van het Besluit bodemkwaliteit, toe te passen, telkens dit voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren heeft gemeld aan Onze Minister, immers heeft verdachte in voornoemde periode in het geheel geen BBK-meldingen gedaan, terwijl hij wel bouwstoffen en grond en baggerspecie op het eiland Elleman heeft toegepast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 15.000,- waarvan € 5.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat gelet op de persoon van verdachte en het tijdsverloop kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke sanctie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte] werkzaamheden verricht en daarnaast puin, grond, aarde en bouw- en sloopafval gestort op het eiland Elleman dat ligt in het gebied van de Oostelijke Vechtplassen. Hierdoor is een aanzienlijk deel van de rietkraag, de natuurlijke habitat van de grote karekiet, rondom dit eiland verdwenen. Deze handelingen konden aldus verstorend effect op de natuurlijke habitat van de grote karekiet of een significant verstorend effect hebben op deze soort vogel. Voor de grote karekiet zijn speciale beschermingsmaatregelen van kracht om deze vogel voor uitsterven in Nederland te behoeden.
Tevens konden door het storten van bouw- en sloopafval op het eiland Elleman nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan.
Ten slotte heeft verdachte geen meldingen op grond van het Besluit bodemkwaliteit gedaan terwijl hij van plan was om bouwstoffen, grond en baggerspecie op Elleman toe te passen. Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is duurzaam bodembeheer.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij zijn werkzaamheden onvoldoende heeft bekommerd om de gevolgen hiervan voor het milieu.
Wel zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met het feit dat aan verdachte door de provincie Noord-Holland een last onder dwangsom is opgelegd.
Verder zal de rechtbank aan verdachte een proeftijd van 3 jaren opleggen, nu de strafbare feiten gedurende een langere periode zijn begaan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Op 12 december 2011 is verdachte voor het eerst door een toezichthoudend ambtenaar van de provincie Noord-Holland gehoord. De rechtbank beschouwt dit als een moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de behandeling in eerste aanleg niet met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn is afgerond, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigt. De redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is met bijna negen maanden is geschonden. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete van € 15.000,- waarvan € 5.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
Gelet op de schending van de redelijke termijn zal de rechtbank evenwel een geldboete opleggen van € 13.500,- waarvan € 4.500,- voorwaardelijk met genoemde proeftijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998, artikel 10.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 29, 32, 35 en 42 van het Besluit bodemkwaliteit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 13.500,-(dertienduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 102 dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot € 4.500,-, van deze geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 55 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast
,indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, voorzitter,
mrs. I.P.H.M. Severeijns en N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 september 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 05 maart 2012 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder vergunning van gedeputeerde staten, (een) project(en) en/of (een) andere handeling(en) heeft gerealiseerd onderscheidenlijk heeft verricht, die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen de kwaliteit van de natuurlijke habitat(s) en/of de habitat(s) van soorten in een Natura-2000 gebied konden verslechteren of een significant verstorend effect konden hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, immers heeft verdachte op het eiland 'Elleman' (gelegen in een Natura-2000 gebied) werkzaamheden verricht en/of laten verrichten en/of puin en/of grond en/of aarde en/of bouw- en sloopafval gestort en/of laten storten, teneinde dit eiland op te hogen en/of te
vergroten, waardoor de (natuurlijke) habitat (te weten riet grenzend aan diep water) van de Grote Karekiet voor een (aanzienlijk) deel is verdwenen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 05 maart 2012 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, terwijl daardoor, naar verdachte en/of zijn mededader(s) wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) grond en/of bagger en/of stenen en/of beton en/of (ander) bouw- en sloopafval op het eiland 'Elleman' gestort;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 05 maart 2012 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, al dan niet opzettelijk, als degene die voornemens was (een) bouwstof(fen) en/of grond en/of baggerspecie, als bedoeld in artikel 29 en/of 35 van het Besluit bodemkwaliteit, toe te passen, (telkens) dit voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren heeft gemeld aan Onze Minister, immers heeft verdachte in voornoemde periode het geheel geen BBK-meldingen gedaan, terwijl hij wel bouwstof(fen) en/of grond en/of baggerspecie op het eiland Elleman heeft toegepast.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar bijlagenummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de provincie Noord-Holland, genummerd 2719/2011, van 19 juni 2012, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 30.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 25 augustus 2014.
3.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], bijlage 26, pagina’s 1 tot en met 3.
4.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], bijlage 60, pagina’s 2 en 3.
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], bijlage 33, pagina 2.
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], bijlage 4.
7.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], bijlage 39.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], bijlage 58.
9.Een geschrift, inhoudende een Aanwijzing, bijlage 6, pagina’s 1, 2 en 9.
10.Proces-verbaal van verhoor van [X], bijlage 56, pagina 1.
11.Proces-verbaal van verhoor van [X] bij de rechter-commissaris van 23 juli 2014, RC-nummers 14/3358 en 14/3359.
12.Proces-verbaal van verhoor van [X], bijlage 56, pagina 2.
13.Proces-verbaal van verhoor van [Y] bij de rechter-commissaris van 21 juli 2014, RC-nummers 14/3358 en 14/3359.
14.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] bij de rechter-commissaris van 21 juli 2014, RC-nummers 14/3358 en 14/3359.
15.Proces-verbaal van verhoor van [Z], bijlage 34.
16.Proces-verbaal van verhoor van [W], bijlage 38.
17.Een geschrift, inhoudende een partijkeuring [adres] te [woonplaats] van juni 2011, rapportnummer 2011.326/lvh02, bijlage 28, pagina 138/196.
18.Een geschrift, inhoudende een nulsituatie (water)bodemonderzoek Eiland De Elleman te Breukeleveen, bijlage 27, pagina’s 12/85 en 13/85.
19.Proces-verbaal van verhoor van [Z], bijlage 34.
20.Proces-verbaal van verhoor van [W], bijlage 38.
21.Een geschrift, inhoudende een schrijven van [verbalisant 1] aan Senternovum, bijlage 40, pagina 2/2.
22.Een geschrift, inhoudende een e-mailbericht van [B], [emailadres], aan [M], bijlage 41.