ECLI:NL:RBMNE:2014:3980

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
16-995009-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Storten van bouw- en sloopafval op het eiland Elleman en de gevolgen voor het milieu

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte bouw- en sloopafval heeft gestort op het eiland Elleman. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bedrijfsmatig storten van afvalstoffen, wat nadelige gevolgen voor het milieu kon hebben. De tenlastelegging betrof de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012, waarin de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Wet milieubeheer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten dat hun handelingen schadelijk voor het milieu konden zijn.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een geldboete van € 4.000,-, waarvan € 2.000,- voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor het milieu.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 3.600,-, waarvan € 1.800,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft geleid tot een lagere boete dan oorspronkelijk geëist. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet milieubeheer, die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-995009-14 (P)
vonnis van de economische meervoudige strafkamer van 8 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1953] te[geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht samen met een ander of anderen bedrijfsmatig grond en/of bagger en/of stenen en/of beton en/of (ander) bouw- en sloopafval heeft gestort terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
[medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht puin, grond en aarde door verdachte heeft laten storten op zijn eiland Elleman, gelegen in de Oostelijke Vechtplassen. Hij heeft ook werkzaamheden op dit eiland verricht, te weten het ophogen van het eiland. [medeverdachte] had hiervoor geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet. [2]
[medeverdachte] is aannemer en houdt zich bezig met het bouwen van kelders, bruggen en beschoeiingswerken, met name het funderingswerk. Vanaf zijn bedrijf zijn wel eens partijen puin naar het eiland Elleman gebracht. [medeverdachte] heeft zich laten betalen door klanten van zijn bedrijf om grond af te voeren die vrij kwam bij de bouw van woningen waar een kelder moest worden uitgegraven. Hij voert deze grond via verdachte af naar eiland Elleman. Een voorbeeld hiervan is het bouwproject van de familie [A ], [adres] in [woonplaats].
Verdachte is de enige die in opdracht van [medeverdachte] op het eiland stort. [medeverdachte] heeft ongeveer 2.500 kuub grond vermengd met puin op het eiland gestort. Van dit puin heeft hij geen verklaring dat het schoon is. Rond het eiland staan stalen buispalen. Door het bedrijf [medeverdachte] zijn damwanden geplaatst. Verder maakt [medeverdachte] gebruik van een kraan en pontons. [3]
[medeverdachte] heeft op 28 maart 2012 verklaard dat hij al meer dan 20 jaar bezig is met werkzaamheden aan het eiland Elleman. Hij is sinds ongeveer 15 jaar bezig met het ophogen en aanpassen van het eiland Elleman. De werkzaamheden bestaan uit het aanvoeren van puin, grond en bagger. De grond, bagger en puin komen van verschillende werken binnen het plassengebied. Dit zijn werken die door het bedrijf van [medeverdachte] worden uitgevoerd.
Hij heeft van deze stortingen geen BBK-meldingen gedaan. Er is grond afkomstig van het project [A ] afgevoerd naar het eiland Elleman. Ook puin dat overbleef van de fundering is op Elleman gestort. [4]
Verdachte heeft op 13 december 2011 verklaard eigenaar te zijn van v.o.f. [verdachte] water- en baggerwerken. In opdracht van [medeverdachte] brengt verdachte met zijn vaartuigen partijen vaste bagger c.q. zand naar het eiland Elleman. De partijen die hij naar het eiland brengt worden aangeleverd door [medeverdachte]. Van de partijen die [medeverdachte] aanlevert krijgt verdachte geen bemonsteringen te zien. Deze partijen zijn afkomstig van kelderbouw of waterkundige projecten gelegen aan de Loosdrechtse Plassen. Over de laatste vijf jaar heeft verdachte ongeveer vier tot vijf partijen afkomstig uit kelderbouw of waterkundige projecten naar het eiland gebracht, naar schatting 2.000 tot 3.000 kuub. Bij deze partijen zat ook betonpuin. De puin is afkomstig van dezelfde projecten. Verdachte stort de partijen op de plaats die [medeverdachte] hem heeft aangegeven op het eiland. . [5]
Op 17 november 2011 heeft verbalisant [verbalisant 1] een onderzoek ingesteld rond en op het eiland Elleman.
Vanaf het water zag hij een kraan staan op het eiland. Er lag een ponton aangemeerd tegen het eiland. De grond was plaatselijk verhoogd met zwarte aarde, bagger of grond. Er waren damwanden geslagen op een aantal plaatsen rond het eiland. Verbalisant zag bouwmaterialen zoals damwanden, houten palen, houten planken en stalen buizen in de nabijheid van eerder genoemde kraan liggen. Op de oevers van het eiland was afval gestort. Verbalisant zag plastic, straatstenen, gebroken puin met bewapeningsstaal, bakstenen met verf, gebroken vloerplaten en betonnen palen liggen op de oever van het eiland. Tevens zag hij op verschillende plekken rond het eiland stalen buizen uit het water steken. In één haventje waren zware meerpalen geplaatst.
Bij onderzoek op het eiland zag verbalisant [verbalisant 2] met daar omheen rijsporen in pas aangebrachte aarde, grond of bagger. Hij zag damwanden, houten palen, stalen buizen en houten balken liggen. Op de oevers van het eiland zag verbalisant bakstenen, stukken marmer, straatstenen, gebroken puin, een straatkolk, straattegels maat 30/30, stoepbanen, grind en betonnen palen liggen. [6]
Op 15 december 2011 zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] plastics, bakstenen, metselpuin, delen van heipalen, gebroken trottoirband, een rioolkolk, een rioolput, straatstenen maat 30/30, gewapende betonplaat, graskeien, een stuk muur met verf op de stenen en een drainagepijp op de oevers van het eiland Elleman liggen. [7]
Op 5 maart 2012 hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] op het eiland Elleman wederom onderzoek ingesteld.
Op en rond het eiland Elleman zagen zij dat er op verschillende plaatsen op het eiland afval is gestort. Zij zagen plastics, bakstenen, metselpuin, delen van heipalen, gebroken trottoirband, een rioolkolk, een rioolput, straatstenen maat 30/30, gewapende betonplaat, graskeien, een stuk muur met verf op de stenen en een stuk drainagepijp. [8]
[B], werkzaam bij Waternet, heeft verklaard dat Waternet een watervergunning aan medeverdachte [medeverdachte] heeft afgegeven met betrekking tot het eiland Elleman. Aangaande het vergroten van het eiland is in de vergunning sprake van het vergroten van het eiland met bagger of puin. Het maakt Waternet niet uit waarmee wordt gestort als het maar geen vervuiling is. [9]
[C], eveneens werkzaam bij Waternet, heeft verklaard dat ingevolge de watervergunning niet wordt geregeld met welke stoffen gedempt mag worden. Puin, bagger, aarde en grond zijn toegestaan. Deze mogen niet vervuild zijn. De ontvangende bodem mag niet kwalitatief achteruit gaan. [10]
Op het adres [adres] te [woonplaats] is grond bemonsterd. De bemonsterde grond betreft venig zand. Zintuiglijk zijn in de onderzochte partij bijmengingen aan puin, kool-, glas- en plasticdeeltjes waargenomen. In de bemonsterde partij zijn verhoogde gehalten aan koper, zink en PAK aangetoond. De aangetoonde gehalten koper, zink en PAK overschrijden de toetsingswaarden voor wonen-grond. Bij toetsing van het Besluit bodemkwaliteit betreft de onderzochte grond, industrie-grond. [11]
In een rapport van [naam] Holding B.V. wordt vermeld dat op het eiland Elleman zintuiglijk in de opgeboorde boven- en ondergrond voornamelijk een lichte puinbijmenging is aangetroffen. Plaatselijk is in boring 1, 2 en 8 in de opgeboorde bovengrond een sterke puinbijmenging aangetroffen. In het mengmonster van de bovengrond MM1 (met een sterke puinbijmenging) zijn licht verhoogde concentraties kobalt, kwik, molybdeen en PAK’s en matig verhoogde concentraties barium en zink aangetroffen. De lichte tot sterke verontreinigingen met zware metalen en PAK’s in het bovengrondmengmonster MM1 zijn waarschijnlijk het gevolg van de sterke puinbijmenging in de grond. [12]
4.3.2
De bewijsoverwegingen
Afvalstoffen
De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen afvalstoffen op het eiland Elleman heeft gestort.
In het artikel 1.1 (oud) van de Wet milieubeheer worden afvalstoffen als volgt gedefinieerd: 'alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.'
Artikel 1, onder a, van de Richtlijn 75/442/EEG omschrijft afvalstoffen als volgt: 'elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.'
Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie - voor zover hier van belang - leidt de rechtbank het volgende af.
Het begrip afvalstof moet niet zo beperkt worden opgevat dat daaronder niet de stoffen vallen die voor hergebruik geschikt zijn. De enkele omstandigheid dat stoffen waarvan afstand wordt gedaan nog commerciële waarde hebben, betekent niet dat die stoffen niet als afvalstoffen kunnen worden beschouwd. Het toepassingsgebied van het begrip afvalstof hangt samen met de betekenis van de term zich ontdoen. Bij de uitleg van die term moet rekening worden gehouden met de doelstellingen van de Richtlijn 75/442/EEG; voorkomen moet worden dat daaraan afbreuk wordt gedaan.
Het zwaartepunt ligt derhalve bij de intentie en de gedragingen van de houder van de stoffen die daarvan afstand doet. Daaraan doet niet af of de ontvanger van de stoffen die stoffen al dan niet als afvalstoffen ziet en of die er nog iets mee kan. Een andere opvatting zou een effectieve controle op de naleving van de onderhavige regelgeving illusoir maken.
In dit geval is het bouw- en sloopafval vrijgekomen bij het verbouwen of slopen van een pand. Verdachte heeft in opdracht van [medeverdachte] stoffen naar het eiland Elleman afgevoerd die waren vrijgekomen bij de bouw van woningen waar een kelder moest worden uitgegraven. Hiermee heeft verdachte afvalstoffen op het eiland Elleman gestort.
Nadelige gevolgen voor het milieu
Volgens de verdediging hebben de materialen die verdachte op eiland Elleman heeft gestort geen nadelige gevolgen gehad voor het milieu.
Niet is vastgesteld dat het ten laste gelegde feit daadwerkelijk nadelige consequenties voor het milieu heeft gehad. Wel is komen vast te staan dat door de stortingen die verdachte namens [medeverdachte] op het eiland Elleman heeft verricht milieuvreemde stoffen in het milieu terecht zijn gekomen. De rechtbank merkt dit aan als nadelig gevolg dat voor het milieu kon ontstaan in de zin van artikel 10.1 van de Wet milieubeheer.
Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid
De verdediging heeft een beroep gedaan op het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid omdat verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] heeft geholpen met het ophogen van het eiland Elleman om dit eiland te redden. Volgens verdachte zou het eiland anders verdwijnen als gevolg van afkalving.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het doel om het eiland te redden, niet rechtvaardigt dat [medeverdachte] en verdachte hierbij, zoals uit het dossier is gebleken, een aanzienlijk deel van de natuurlijke habitat van de grote karekiet hebben doen verdwijnen en nadelige gevolgen voor het milieu hebben kunnen veroorzaken. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen in periode van 1 september 2008 tot en met 5 maart 2012 te Loosdrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk bedrijfsmatig handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, terwijl daardoor, naar verdachte en zijn mededader redelijkerwijs hadden kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader bouw- en sloopafval op het eiland 'Elleman' gestort;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,- waarvan € 2.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat kan worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het storten van bouw- en sloopafval op het eiland Elleman. Hierdoor konden nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij zijn werkzaamheden onvoldoende heeft bekommerd om de gevolgen hiervan voor het milieu.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2014, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden strafrechtelijk is veroordeeld.
Op 13 december 2011 is verdachte voor het eerst door een toezichthoudend ambtenaar van de provincie Noord-Holland gehoord. De rechtbank beschouwt dit als een moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de behandeling in eerste aanleg niet met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn is afgerond, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigt. De redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is met bijna negen maanden geschonden. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete van € 4.000,- waarvan € 2.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Gelet op de schending van de redelijke termijn zal de rechtbank evenwel een geldboete opleggen van € 3.600,- waarvan € 1.800,- voorwaardelijk, met genoemde proeftijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 3.600,-(drieduizend zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 46 dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot € 1.800,-, van deze geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 28 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast
,indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, voorzitter,
mrs. I.P.H.M. Severeijns en N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 september 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 05 maart 2012 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, terwijl daardoor, naar verdachte en/of zijn mededader(s) wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) grond en/of bagger en/of stenen en/of beton en/of (ander) bouw- en sloopafval op het eiland 'Elleman' gestort.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar bijlagenummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de provincie Noord-Holland, genummerd 2719/2011, van 19 juni 2012, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 30.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 25 augustus 2014.
3.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], bijlage 26, pagina’s 1 tot en met 3.
4.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], bijlage 60, pagina’s 2 en 3.
5.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], bijlage 33, pagina 2.
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], bijlage 4.
7.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 3], bijlage 39.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 3], bijlage 58.
9.Proces-verbaal van verhoor van [B], bijlage 34.
10.Proces-verbaal van verhoor van [C], bijlage 38.
11.Een geschrift, inhoudende een partijkeuring [adres] te [woonplaats] van juni 2011, rapportnummer 2011.326/lvh02, bijlage 28, pagina 138/196.
12.Een geschrift, inhoudende een nulsituatie (water)bodemonderzoek Eiland De Elleman te Breukeleveen, bijlage 27, pagina’s 12/85 en 13/85.