Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
2.Vaststellingen en overwegingen
3.Beslissing
8 september 2014 te 14.45 uur, welke zitting wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Utrecht, aan het Vrouwe Justitiaplein 1;
Rechtbank Midden-Nederland
Op 29 augustus 2014 heeft de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht, een verzoek ingediend voor de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen, te weten [kind 1], [kind 2], [kind 3], [kind 4] en [kind 5]. Dit verzoek volgde op een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, waarin sterke aanwijzingen werden gegeven dat de ouders van deze kinderen van plan waren om naar Syrië te vertrekken om zich daar te vestigen. De ouders zouden zich hebben geprofileerd als voorstanders van IS, wat aanleiding gaf tot ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen.
De kinderrechter oordeelde dat het dringend noodzakelijk was om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen voor een periode van drie maanden, in afwachting van verder onderzoek. Tevens werd een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, gezien het onmiddellijke en ernstige gevaar voor de kinderen. De kinderrechter stelde dat het verhoor van de ouders niet kon worden afgewacht, gezien de urgentie van de situatie.
In de beslissing werd bepaald dat de kinderen onder toezicht zouden worden gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland en dat zij in een pleegzorgvoorziening zouden worden geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend voor een periode van vier weken, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De kinderrechter hield de beslissing voor het overige aan en bepaalde dat de Raad voor de Kinderbescherming en andere belanghebbenden op 8 september 2014 zouden worden gehoord in een zitting te Utrecht. Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.