ECLI:NL:RBMNE:2014:3995

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
C-16-343514 - HA ZA 13-335
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake samenwerkingsovereenkomst en betalingsverplichtingen tussen ElectronicPartner Nederland B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen ElectronicPartner Nederland B.V. (hierna: ElectronicPartner) en een gedaagde die een eenmanszaak dreef onder de handelsnamen '[bedrijf 1]' en '[bedrijf 2]'. ElectronicPartner vorderde een verklaring voor recht dat de samenwerkingsovereenkomst op 13 februari 2013 rechtsgeldig door haar is opgezegd, alsook betaling van onbetaald gelaten facturen ter hoogte van € 29.938,72, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenwerkingsovereenkomst op de genoemde datum rechtsgeldig is opgezegd, omdat de gedaagde zijn rechtsverhouding niet had overgedragen aan Mebex B.V., zoals hij stelde. De rechtbank oordeelde dat voor een geldige overdracht van de rechtsverhouding de schriftelijke toestemming van ElectronicPartner vereist was, welke toestemming niet was verleend. Hierdoor bleef de samenwerkingsovereenkomst van kracht tussen ElectronicPartner en de gedaagde.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de gedaagde gehouden is tot betaling van de facturen, omdat deze zijn betaald door ElectronicPartner en de gedaagde niet had aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de bestellingen die met zijn code waren gedaan. De rechtbank heeft de vordering van ElectronicPartner in zijn geheel toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 3.070,71 zijn begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van schriftelijke toestemming bij de overdracht van rechtsverhoudingen en de verplichtingen die voortvloeien uit samenwerkingsovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/343514 / HA ZA 13-335
Vonnis van 13 augustus 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELECTRONICPARTNER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Vianen,
eiseres,
advocaat mr. A.A.T. Werner te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
voorheen handelend onder de namen
[bedrijf 1]en
[bedrijf 2]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.M.F. Schreurs te Enschede.
Partijen zullen hierna ElectronicPartner en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 september 2013;
  • de akte overleggen producties en vermindering (c.q. wijziging) van eis van ElectronicPartner, die gezien het feit dat beide partijen refereren naar producties die (alleen) bij deze akte horen kennelijk op de zitting van 10 januari 2014 is genomen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2014;
  • de brief namens [gedaagde] van 17 januari 2014, naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie;
  • de brief namens ElectronicPartner van 21 januari 2014, naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie en de brief van 17 januari 2014 van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Om organisatorische redenen is dit vonnis gewezen door een andere rechter dan de rechter ten overstaan van wie de comparitie is gehouden.

2.De feiten

2.1.
ElectronicPartner is een inkooporganisatie, waarbij gecontracteerde detaillisten via een centraal magazijn elektronische apparaten en aanverwante accessoires kunnen inkopen.
2.2.
ElectronicPartner fungeert bovendien als intermediair bij de inkoop van elektronische apparaten en aanverwante apparatuur door gecontracteerde detaillisten bij contractleveranciers van ElectronicPartner. ElectronicPartner regelt daarbij het betalingsverkeer tussen de detaillisten en leveranciers. Hierbij hanteert ElectronicPartner een “centrale betalingsregeling”. De centrale betalingsregeling houdt in dat ElectronicPartner de facturen voor de gecontracteerde detaillisten betaalt en daarna door subrogatie de hiermee corresponderende vorderingen op de gecontracteerde inkopers verkrijgt.
2.3.
[gedaagde] dreef een eenmanszaak onder de handelsnamen “[bedrijf 1]” en “[bedrijf 2]” en hield zich in die hoedanigheid bezig met de (online) handel in consumentenelektronica.
2.4.
Op 3 augustus 2009 heeft [gedaagde] een samenwerkingsovereenkomst met ElectronicPartner (hierna: de samenwerkingsovereenkomst) gesloten. Op de samenwerkingsovereenkomst zijn de algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van ElectronicPartner van toepassing.
2.5.
Op 1 oktober 2012 zijn de activa en passiva van [bedrijf 2] overgenomen door Mebex B.V. (hierna: Mebex).
2.6.
[gedaagde] heeft per e-mail een brief van 11 december 2012 gestuurd aan (onder anderen) ElectronicPartner. In deze brief staat, voor zover relevant:
“Alle activiteiten van Internet warenhuis zijn per heden ondergebracht in Mebex B.V.”
2.7.
ElectronicPartner heeft per e-mail van 13 februari 2013 de samenwerkingsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd.
2.8.
[gedaagde] heeft facturen van ElectronicPartner, ondanks sommaties, onbetaald gelaten.
2.9.
ElectronicPartner heeft ten laste van [gedaagde] conservatoir (derden)beslag gelegd.

3.Het geschil

3.1.
ElectronicPartner vordert, na wijziging van eis, samengevat:
- verklaring voor recht dat de samenwerkingsovereenkomst op 13 februari 2013 rechtsgeldig door ElectronicPartner is opgezegd subsidiair ontbonden;
- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de door hem onbetaald gelaten facturen ter hoogte van in totaal € 29.938,72, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] op 1 oktober 2012 zijn rechtsverhouding tot ElectronicPartner heeft overgedragen aan Mebex. Volgens [gedaagde] heeft ElectronicPartner haar medewerking hieraan (stilzwijgend) verleend. De aan de vordering ten grondslag liggende facturen zien op bestellingen die zijn gedaan in de periode van 3 januari 2013 tot 13 februari 2013. Omdat dit na de overdracht van de rechtsverhouding is geweest, is Mebex en niet [gedaagde] de wederpartij van ElectronicPartner. [gedaagde] kan daarom niet worden aangesproken tot betaling van de aan de vordering ten grondslag liggende facturen, aldus telkens [gedaagde]. ElectronicPartner betwist gemotiveerd dat zij haar medewerking aan deze overdracht heeft verleend. Hierdoor liep volgens ElectronicPartner de samenwerkingsovereenkomst door, totdat deze door haar is opgezegd.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor een geldige overdracht van een rechtsverhouding is op grond van artikel 6:159 BW niet alleen een daartoe opgemaakte akte tussen in dit geval [gedaagde] en Mebex vereist, maar ook de medewerking van ElectronicPartner. De vereiste medewerking kan gezien artikel 3:37 lid 1 BW in iedere vorm geschieden, tenzij dit anders is bepaald. Anders dan [gedaagde] stelt, betekent de laatste zinsnede dat een vormvereiste kan voortvloeien uit bijvoorbeeld een overeenkomst. In de samenwerkingsovereenkomst staat in artikel 9.4 onder andere:
“Het inkooplid[de rechtbank: te weten [gedaagde]]
kan zijn rechtsverhouding tot EP:[de rechtbank: te weten ElectronicPartner]
slechts aan een derde overdragen of in een andere rechtsvorm voortzetten indien daarvoor door EP: vooraf schriftelijk toestemming is verleend.”Hieruit volgt dat partijen zijn overeengekomen dat voor een geldige overdracht van de rechtsverhouding een schriftelijke toestemming van ElectronicPartner vereist is. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke schriftelijke toestemming er is. De e-mail namens ElectronicPartner van 14 mei 2012 is niet als zodanig te beschouwen. Hierin staat alleen dat ElectronicPartner niet meteen negatief staat tegen het participeren in [gedaagde] als onderneming en dat ElectronicPartner eerst wil afwachten wat de resultaten van de onderhandelingen met de andere partij zijn. De e-mail van 5 november 2012 bevat evenmin een schriftelijke toestemming voor de overdracht. ElectronicPartner heeft met deze e-mail alleen aan [gedaagde] gevraagd of zij kan worden geïnformeerd over de situatie met [naam] (een andere mogelijke zakelijke partner voor [gedaagde]). Dat niet is gereageerd op [gedaagde] antwoord inhoudende dat de stukken bij de notaris liggen, zodat de benodigde B.V.’s kunnen worden opgericht en aandelen herverdeeld kunnen worden is geen schriftelijke toestemming voor de overdracht van haar rechtsverhouding met [gedaagde].
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] zijn rechtsverhouding tot ElectronicPartner niet heeft overgedragen aan Mebex. Hierdoor is de samenwerkingsovereenkomst door blijven lopen tussen ElectronicPartner en [gedaagde].
4.4.
De rechtbank overweegt verder dat in artikel 4.2 van de samenwerkingsovereenkomst staat dat deze overeenkomst met onmiddellijke ingang kan worden beëindigd bij een gehele of gedeeltelijke overdracht van “de onderneming van de ElectronicPartner” aan een derde. Niet in geschil is dat met “de ElectronicPartner” in dit verband [gedaagde] wordt bedoeld. Uit dit artikel vloeit voort dat ElectronicPartner op 13 februari 2013 de samenwerkingsovereenkomst per direct heeft mogen opzeggen. De gevorderde verklaring voor recht dat de samenwerkingsovereenkomst op deze datum rechtsgeldig is opgezegd, is daarom toewijsbaar.
4.5. In artikel 4.4 van de samenwerkingsovereenkomst staat dat zodra de samenwerkingsovereenkomst is beëindigd, alle vorderingen van ElectronicPartner op het inkooplid per direct opeisbaar zijn. Hieruit vloeit voort dat de in geding zijnde vorderingen opeisbaar zijn. Dit is ook niet betwist door [gedaagde].
4.6.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat niet hij, maar Mebex bestellingen heeft gedaan bij ElectronicPartner. [gedaagde] wijst in dit verband op het feit dat diverse facturen, ter hoogte van € 8.447,12 in totaal, aan Mebex geadresseerd zijn. Daarnaast zou de onderneming van [gedaagde] niet meer hebben bestaan tijdens de bestellingen, aldus [gedaagde]. Ter comparitie heeft ElectronicPartner toegelicht dat niet zij, maar enkele leveranciers de tenaamstelling op de desbetreffende facturen hebben gewijzigd van [gedaagde] naar Mebex. Daarnaast heeft ElectronicPartner ter comparitie toegelicht dat volgens de overeenkomst de bij ElectronicPartner aangesloten winkeliers, zoals [gedaagde], bij leveranciers bestellingen doen met een code. De in geding zijnde bestellingen zijn volgens ElectronicPartner gedaan met een code die aan [gedaagde] is toegekend. Deze toelichting heeft [gedaagde] niet betwist. De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat de code, waarmee de in geding zijnde bestellingen zijn gedaan, aan [gedaagde] is verstrekt, dus niet aan Mebex. Daarnaast is de code verstrekt uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst, die geldt tussen [gedaagde] en ElectronicPartner. Uit deze samenwerkingsovereenkomst vloeit voort dat [gedaagde] verplicht is tot betaling van de bestellingen die met zijn code zijn gedaan. Dat enkele leveranciers de adressering op de factuur hebben veranderd van [gedaagde] naar Mebex, doet hier niet aan af.
4.7.
[gedaagde] heeft betwist dat ElectronicPartner de facturen, die ten grondslag liggen aan haar vordering, heeft betaald aan de desbetreffende leveranciers. Hierdoor zijn de met de facturen samenhangende vorderingen niet door subrogatie overgegaan op ElectronicPartner, aldus [gedaagde]. Hierop heeft ElectronicPartner betaalspecificaties ten aanzien van de desbetreffende leveranciers overgelegd. Tegen deze specificaties heeft [gedaagde] niets meer aangevoerd. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat ElectronicPartner de aan de vordering ten grondslag liggende facturen heeft betaald. Uit de samenwerkingsovereenkomst en de daarbij horende centrale betalingsregeling vloeit dan voort dat [gedaagde] gehouden is tot betaling van deze facturen aan ElectronicPartner.
4.8.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat ElectronicPartner schadebeperkende maatregelen had moeten nemen. De rechtbank overweegt dat ElectronicPartner geen vergoeding van schade vordert, maar haar vordering grondt op [gedaagde] plicht tot nakoming van de indertijd tussen partijen geldende samenwerkingsovereenkomst. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze stelling.
4.9.
Uit al het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen. De primair gevorderde contractuele rente van 1% per maand hierover zal als onbetwist en niet onrechtmatig of ongegrond worden toegewezen vanaf 13 februari 2013.
Kosten
4.10.
Ter comparitie is door ElectronicPartner toegelicht dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten (nog) moeten worden verminderd met de voor het verzoekschrift tot conservatoir beslag betaalde griffierecht van € 589,-. Dit deel van de
vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal de rechtbank daarom niet toewijzen.
4.11.
ElectronicPartner maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat ElectronicPartner voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief van € 1.074,39.
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over buitengerechtelijke incassokosten is als vermogensschade toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding of vanaf een eerdere dag op basis van het bepaalde in artikel 6:74 BW in combinatie met artikel 6:83 aanhef en sub b BW, voor zover de gestelde vermogensschade daadwerkelijk is geleden doordat deze kosten door ElectronicPartner zijn betaald. Op basis van zojuist genoemde wetsartikelen hoeft ElectronicPartner niet in verzuim te zijn voor de verschuldigdheid van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Omdat niet is gesteld op welke datum de buitengerechtelijke incassokosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de rechtbank de wettelijke rente over buitengerechtelijke incassokosten toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding.
4.13.
De gevorderde beslagkosten bestaande uit verschotten zijn, gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv, in principe toewijsbaar. De gevorderde omzetbelasting hierover wordt desalniettemin afgewezen. ElectronicPartner heeft namelijk niet gesteld, en dit is ook geenszins gebleken, dat zij geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, of dat de omzetbelasting voor haar geen verrekenpost is, of dat zij als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht waarop de vordering betrekking heeft. Van de gevorderde beslagkosten zal daarom het bedrag zonder BTW worden toegewezen, zijnde € 593,77.
4.14.
Het salaris van de advocaat voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift tot verlof tot het conservatoir beslag is niet door ElectronicPartner gevorderd als zijnde beslagkosten, terwijl dergelijke kosten wel onder de in artikel 706 Rv bedoelde beslagkosten vallen. Nu de rechtbank niet meer kan toewijzen dan wat er is gevorderd, laat de rechtbank het salaris dat ziet op zojuist genoemde handelingen buiten beschouwing bij haar begroting van de beslagkosten.
4.15.
Omdat de beslagkosten tot de proceskosten worden gerekend, wordt de gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten niet vanaf de dag van de dagvaarding toegewezen, maar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na de datum van dit vonnis.
4.16.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ElectronicPartner worden begroot op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht € 1.836,00
- salaris advocaat €
1.158,00(2 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.070,71
4.17.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen en worden begroot op de in het dictum weergegeven wijze.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat de tussen partijen geldende samenwerkingsovereenkomst op 13 februari 2013 rechtsgeldig door ElectronicPartner is opgezegd;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan ElectronicPartner tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 29.938,72, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand vanaf 13 februari 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ElectronicPartner aan vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 1.074,39, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding, te weten 24 april 2013;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 593,77, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ElectronicPartner tot op heden begroot op € 3.070,71,
5.6.
veroordeelt [gedaagde], onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door ElectronicPartner volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.7.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.B.H. Nguyen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2014. [1]

Voetnoten

1.type: THN/4595