Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 februari 2014;
- akte overlegging producties aan de zijde van [gedaagde] d.d. 29 april 2014;
- akte overlegging producties en vermeerdering/wijziging van eis aan de zijde van [eiser] d.d. 6 mei 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 mei 2014.
2.De feiten
FW: projectontwikkelaar / uitkoop klant’ heeft [gedaagde] aan [eiser] onder meer het volgende geschreven:
De p o[waarmee bedoeld wordt: de projectontwikkelaar, toevoeging rechtbank]
probeert onze klant mentaal te breken. Dat is hun tactiek.
klant [A]’ heeft [gedaagde] aan [eiser] onder meer geschreven:
Gisteravond een zeer lange bespreking gehad met cliënt over alles wat er gebeurd is de afgelopen weken tijdens vakantie. (…)
Ik ben bezorgd over mijn inkomsten op dit moment en zeker voor de toekomst. Zoals je weet zijn de inkomsten uit onze vof mijn enige inkomstenbron. De winst, die ik uit onze vof kan halen, wordt minder en minder. En daar ben ik bezorgd over voor nu en voor de toekomst. Ik kan er gewoon niet van leven. Zo simpel ligt het.
Op zich heb ik wel oren na alleen moeten wij goede afspraken maken”.
Onteigening’ heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven:
Weet dat het loopt maar heb geen mailtjes voorbij zien gaan al ruim 1 maand, is er een stilte?”
(…)
Gezien je opstelling en zienswijze is verdere samenwerking voor mij uitgesloten.
U bent toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst tussen u en cliënt. Ten onrechte weigert u te voldoen aan de verzoeken van cliënt hem te informeren over de onteigeningszaak.
[eiser],
Onderstaand vragen van [E].
[F] van Vof [G] heb ik telefonisch medegedeeld, dat sinds vorige week onze samenwerking is verbroken.
[H], stucadoorsbedrijf, is vorige week, telefonisch medegedeeld dat onze samenwerking is verbroken.
Ik acht [eiser] niet in staat jullie aangiften i.b. naar behoren te doen. Dat is zelfs vragen om problemen !
3.Het geschil
4.De beoordeling
onze klant’. In de e-mail van 22 september 2011 van Van Berg aan [eiser] waarin hij [eiser] op de hoogte brengt van de op 21 september 2011 gemaakte afspraak met [A], schrijft hij [eiser] over ‘
onze factuur’ en ‘
Dit geeft een flinke omzet voor onze vof’. Dat de e-mail van 22 september 2011 stoere praat zou zijn en dikdoenerij van [gedaagde] en dat ten onrechte en onbedoeld de vof zou zijn genoemd in de e-mail, zoals door hem is aangevoerd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de tekst van de e-mail en komt de rechtbank ook overigens niet aannemelijk voor gelet op de inhoud van de eerdere e-mail van 10 juni 2011 waarin [gedaagde] ook al over [A] als ‘onze klant’ schrijft. Beide e-mails staan bovendien niet op zichzelf, want uit de navolgende feiten en omstandigheden volgt dat [gedaagde] ook in de uitvoering van de onteigeningszaak, heeft gehandeld als vennoot van de vof en niet in privé.