Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 7 mei 2014;
- het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 4 juli 2014;
- de mondelinge behandeling op 10 juli 2014, waarvan aantekening is gehouden;
- het proces-verbaal van behandeling van het verzoekschrift ex artikel 1019w Rv, gehouden op 10 juli 2014.
2.De feiten
3.Het deelgeschil
Voor wat betreft de rekenrente is [verzoeker] van mening dat uitgegaan moet worden van een percentage van 1%. De rente die [verzoeker] zou kunnen ontvangen bij het wegzetten van een uitgekeerd kapitaal is op dit moment niet hoger dan 2%, terwijl de inflatie de laatste jaren gemiddeld 2,5% is.
4.De beoordeling
ASR heeft geen (afzonderlijk) verweer gevoerd tegen het aantal uren, terwijl zij met betrekking tot het uurtarief aanvoert dat een bedrag van € 200,00 per uur volstaat voor een kwestie als deze. Daarnaast voert ASR aan dat dit deelgeschil slechts zeer beperkte kosten rechtvaardigt. Hier is een incompleet deelgeschil voorgelegd, dat heeft consequenties voor de kosten en past bovendien niet bij het gehanteerde uurtarief.
De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming, zeker gezien het ontbreken van een onderbouwing met stukken van de ingenomen standpunten. Het gehanteerde uurtarief komt de rechtbank op zichzelf niet ongebruikelijk of te hoog voor, maar rechtvaardigt dan niet tevens het in rekening gebrachte aantal uren. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank daarom worden begroot op 20 uren x € 265,00 exclusief BTW, derhalve op € 5.300,00 exclusief BTW, te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 868,00.