ECLI:NL:RBMNE:2014:4668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
16.659587-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van koperen kabels van ProRail met gevaar voor treinverkeer

Op 3 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en vernieling van spoorwegwerken. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. C. Grijsen, werd beschuldigd van het wegnemen van 60 meter koperen kabels, toebehorende aan ProRail, op 10 juni 2014 te Lelystad. De officier van justitie, mr. M.J.A. Colijn, vorderde een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van medeplegen en dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de verwijdering van de kabels.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting werd het bewijs besproken, waaronder verklaringen van de verdachte en medeverdachte, alsook de aangifte van ProRail. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal van de kabels, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het veroorzaken van gevaar voor het treinverkeer, zoals ten laste gelegd onder feit 2.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en het opzettelijk vernielen van spoorwegwerken, maar sprak hem vrij van het veroorzaken van gevaar. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 43 dagen reeds in voorarrest, en een werkstraf van 60 uur. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 3.301,35 aan ProRail te betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het potentieel gevaar dat kon ontstaan door de diefstal, ondanks dat er geen concreet gevaar was aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659587-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats 1],
wonende [adres] ([woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 september 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Grijsen, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.A. Colijn en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 60 meter, althans een (grote) hoeveelheid (koperen) kabel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ProRail BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, namelijk het losknippen, in elk geval vernielen, van voornoemde kabel(s);
2.
Primair
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk 60 meter, althans een (grote) hoeveelheid (koperen) kabel(s) weggeknipt waardoor in de betreffende spoorsectie de detectie van treinen niet meer functioneerde, waardoor het gevaar is ontstaan dat (een) naderende trein(en) (derhalve) een groen sein krijgt/krijgen terwijl deze(n) een rood sein zouden moeten krijgen en (aldus) treinen in botsing komen en/of (een) trein(en) ontspoort/ontsporen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en / of onoplettend en / of onachtzaam 60 meter, althans een (grote) hoeveelheid (koperen) kabel(s) heeft weggeknipt waardoor in de betreffende spoorsectie de detectie van treinen niet meer functioneerde, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat gevaar is ontstaan voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, te weten dat (een) naderende trein(en) (derhalve) een groen sein krijgt/krijgen terwijl deze(n) een rood sein zouden moeten krijgen en (aldus) treinen in botsing komen en/of (een) trein(en) ontspoort/ontsporen;
3.
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) spoorwegwerk(en) en/of elektriciteitswerk(en) ten algemenen nutte gebezigd, te weten: (een) (koperen) kabel(s) in een spoorsectie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Pro Rail, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk 60 meter, althans een (grote) hoeveelheid (koperen) kabel(s) behorend tot/ten behoeve van het spoorwegnetwerk weggeknipt.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 3.
De officier van justitie acht de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de aangifte, de foto’s, de processen-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte]. De verklaring van verdachte acht de officier van justitie ongeloofwaardig, aangezien verdachte telkens wisselend heeft verklaard.
Feit 2.
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de bewijsoverwegingen met betrekking tot de diefstal van de kabels en de wijze waarop dit is geschied.
Er is sprake van gevaar, aangezien blijkt dat door het ontbreken van de koperbedrading de detectie van treinen ontbreekt, waardoor het gevaar ontstaat dat een trein die in die spoorsectie rijdt niet wordt gedetecteerd. Daardoor kunnen treinen in botsing komen of ontsporen.
Er is voorts sprake van voorwaardelijk opzet op het veroorzaken van gevaar. Er dient sprake te zijn van een aanmerkelijke kans dat het gevolg, te weten gevaar, zal intreden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Evident is dat een verstoring van signalen een veiligheidsgevaar met zich brengt.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 3.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten, aangezien er geen sprake is van medeplegen. Uit het dossier blijkt niet van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook blijkt niet dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Daarbij komt dat gelet op het tijdsverloop er geen tijd was om zestig meter kabel los te knippen en te verplaatsen. De verklaring van verdachte is geloofwaardiger dan de verklaring van de medeverdachte.
Feit 2.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Er is geen sprake van een aanmerkelijke kans, aangezien het gaat om een klein risico en een combinatie van factoren die zich moet voordoen. Er is geen sprake van het veroorzaken van gevaar.
Ten aanzien van de culpoze variant heeft de raadsvrouw gesteld dat er geen sprake is van het veroorzaken van gevaar. Daarbij komt dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en derhalve niet verantwoordelijk is voor het verwijderen van de koperen kabel.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 en 3.
Uit het proces-verbaal blijkt dat verbalisanten op de Bijlweg te Lelystad zien dat er een stapel kabelmateriaal met koperen kern naast de weg ligt. Daarnaast ligt een stapel kleding . Als verbalisanten richting het hek richting het spoor lopen zien zij weer twee stukken kabels liggen. Aan de andere zijde van het hek ligt een grote gele beton-/knipschaar. Nabij die plaats is verdachte aangetroffen die gehurkt in het riet zat. [2] Kort daarna is tevens medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen in een sloot. [3] De aangetroffen koperkabels hadden een totale lengte van 63,60 meter. [4]
Uit de aangifte van [aangever], namens ProRail, blijkt dat op 10 juni 2014 is geconstateerd dat er in totaal 300 meter (koper) kabel was weggeknipt rondom twee wissels in een baanvak op het spoor tussen Dronten en Lelystad, ter hoogte van de Bijlweg. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 10 juni 2014 met de medeverdachte [medeverdachte] op pad was, dat ze ergens parkeerden om te gaan chillen, dat [medeverdachte] met een knipschaar uit de auto ging, dat hij, verdachte, op enig moment ook uit de auto stapte en [medeverdachte] achterna liep en dat de aangetroffen kleding van hem is. [6] Voorts heeft hij verklaard dat hij koperen kabel heeft getild. Verdachte ontkent echter dat hij zelf koperkabel heeft geknipt.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in meerdere verhoren bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 10 juni 2014 met verdachte was. [7] Voorts heeft hij verklaard: “wij zijn over een hek gesprongen en zijn koper gaan knippen. (…) Ik stond daar samen met [verdachte] het koper op te winden tot een rol.” [8] De medeverdachte heeft verklaard dat het koper zou worden ingeleverd bij de eerste Lelystadse Schroothandel. [9] De medeverdachte heeft verder verklaard als volgt: “[verdachte] is gaan kijken en toen hebben we besloten het koper weg te nemen” [10] en “We hebben beiden die kniptang vastgehouden.” [11] De medeverdachte is in geen van zijn afgelegde verklaringen teruggekomen op zijn verklaring dat hij samen met de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte. De medeverdachte heeft telkens consistent verklaard, belast zichzelf, bagatelliseert zijn aandeel niet en neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden. Verdachte daarentegen heeft telkens wisselend en telkens in afnemende mate omtrent zijn eigen betrokkenheid verklaard.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake is van medeplegen, mede omdat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Uit de verklaring van de medeverdachte blijkt immers voldoende dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking en tevens dat verdachte wel degelijk uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Feit 2.
Uit het proces-verbaal blijkt dat [A], voorman van de buitengewoon opsporingsambtenaren bij ProRail, op 10 juni 2014 heeft verklaard dat het verwijderen van de koper kabel geen gevaar opleverde. [12]
Vervolgens blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat een medewerker van ProRail op 11 juni 2014 het volgende heeft verklaard: “
Door het ontbreken van de koper bedrading ontbreekt de detectie van de treinen, daardoor kan het gevaar ontstaan dat er een trein die in de sectie staat niet gedetecteerd is. Hierdoor kan een volgende trein een groen sein krijgen terwijl hij een rood sein zou moeten krijgen. Hierdoor kunnen de treinen in botsing komen of ontsporen.” [13]
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat “gevaar” als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van het Wetboek van Strafrecht bestaat zodra voor een ongeluk kan worden gevreesd. Echter, anders dan de officier van justitie, is de rechtbank voorts van oordeel dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “gevaar” de kans op een ongeluk reëel c.q. aanmerkelijk moet zijn. Een potentiële kans op een ongeluk is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het bestaan van gevaar aanwezig te achten.
In een mailbericht van 13 juni 2014 geeft ir. [B] (tracémanager bij Pro Rail)het volgende aan:

De gestolen kabel op station Swifterbant betrof een brokenraildetectorkabel. Met deze kabel wordt gezorgd dat detectie van treinen geborgd blijft nadat zich eventueel een spoorstaafbreuk in het wissel voordoet. Een stilstaande trein kan zich deels in een spoorwissel bevinden zonder dat deze gedetecteerd wordt. (…) Uitval van detectie in het wissel ontstaat doordat zonder kennis van de machinist er een spoorbreuk in het wissel aanwezig is. Als een andere trein door het wissel heen wil dan kan zich een (flank)aanrijding voordoen met de niet-gedetecteerde trein. De passerende trein wordt ongewenst toegelaten in het wissel. Als een trein niet wordt gedetecteerd in het wissel dan krijgt een opvolgende trein een groen seinbeeld om het wissel in te rijden met een aanrijding tot gevolg. Dit scenario geldt nadrukkelijk alleen als er een spoorbreuk in het wissel aanwezig is. In feite is de kabel bedoeld om een combinatie van factoren (stilstaande trein in wisseltak + gebroken wisselspoor + passerende trein) te voorkomen als veiligheidsincident. Resumerend heeft de kabel primair het doel treindetectie te garanderen in geval van een spoorstaafbreuk in de wisseltak. In feite is het een fail-safe mechanisme om een relatief klein risico (gezien de combinatie van factoren) met grote gevolgen te voorkomen. [14]
Uit voornoemde mail leidt de rechtbank af dat er wel in potentie een kans op een ongeluk is ontstaan door het wegknippen van de kabels door verdachte en zijn medeverdachte, maar dat het zich voordoen van daardoor daadwerkelijke/concreet veroorzaakt gevaar ook nog afhankelijk is van een combinatie van drie andere factoren, te weten een stilstaande trein in een wisseltak, een gebroken wisselspoor en een passerende trein. Geen van deze aanvullende factoren, zo constateert de rechtbank, is echter daadwerkelijk beïnvloed door het wegnemen van de kabels door verdachte en zijn medeverdachte.
Uit een ander proces-verbaal van bevindingen blijkt bovendien:

Tevens komen deze zogenaamde broken rail kabels uiteindelijk samen in een schakelkast, die direct naast het spoor is gelegen. Waardoor als de kabel gebroken is er vanuit deze kast een signaal zou moeten gaan naar de rode stoplichten op het spoor. Waardoor de trein met machinist, moet stoppen. Dit omdat er een veiligheid probleem is. [15]
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, af dat door het uitgebreide veiligheidsmechanisme dat in het spoorwegwerk is ingebouwd de kans op een ongeluk in dit concrete geval weliswaar potentieel is, maar niet reëel c.q. aanmerkelijk. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat er door het ten laste gelegde handelen van verdachte en zijn medeverdachte gevaar is ontstaan.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor het onder 2 primair dan wel subsidiair ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 10 juni 2014 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 60 meter (koperen) kabels, toebehorende aan ProRail BV, waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, namelijk het losknippen van voornoemde kabels.
3.
hij op 10 juni 2014 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een spoorwegwerk ten algemenen nutte gebezigd, te weten: (koperen) kabels in een spoorsectie, toebehorende aan Pro Rail, heeft vernield immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk 60 meter (koperen) kabels behorend tot/ten behoeve van het spoorwegwerk weggeknipt.
De rechtbank heeft in de bewezenverklaring een aantal kennelijke schrijffouten verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 3.
Spoorwegwerken, welke werken ten algemenen nutte gebezigd worden, opzettelijk vernielen.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan een gedeelte van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een strafoplegging, rekening te houden met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, het reeds door verdachte ondergane voorarrest en zijn persoonlijke omstandigheden. De raadsvrouw heeft bepleit een straf op te leggen die de duur van het reeds ondergane voorarrest niet overschrijdt, eventueel met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachte, schuldig gemaakt aan het wegnemen van koperen kabels behorende bij een treinspoor. Hierdoor is grote materiële schade veroorzaakt, die vele malen hoger is dan de waarde van het koper. Het ging hierbij om koper, dat onderdeel uitmaakte van het spoorwegwerk, dat als gevolg van die diefstal is beschadigd. Hoewel geen sprake was van concreet gevaar (zoals ten laste gelegd onder 2) had er potentieel gevaar kunnen ontstaan door het handelen van verdachte. Verdachte heeft geen oog gehad voor het feit dat de kabels een beveiliging bieden voor de spoorweg. Verdachte heeft enkel oog gehad voor eigen financieel gewin.
Met de op te leggen straf beoogt de rechtbank duidelijk te maken dat deze gedragingen onacceptabel zijn en dat hiervoor aanzienlijke straffen worden opgelegd.
Uit een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 augustus 2014 blijkt dat hij eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld, maar niet wegens soortgelijke vermogensdelicten.
Uit de rapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 5 september 2014, opgesteld door T. Clarke, reclasseringswerker, blijkt onder meer het volgende. De situatie van verdachte lijkt na 2011 gestabiliseerd te zijn ten aanzien van huisvesting, financiën, dagbesteding en op emotioneel gebied. Het recidiverisico wordt laag ingeschat gelet op de delictsgeschiedenis en de criminogene factoren die lijken te zijn afgenomen. Geadviseerd is de oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden, maar zal daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en een werkstraf om de ernst van de feiten te benadrukken.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft ProRail B.V. – daartoe vertegenwoordigd door [C] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van
€ 7.425,91.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.485,00, hoofdelijk, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de vordering ziet op 300 meter, terwijl de verdachten blijkens de tenlastelegging enkel verantwoordelijk zijn voor 60 meter weggenomen koper.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de reeds bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering te matigen tot een vijfde deel van de hoogte van de vordering, aangezien bij de berekening van de schade is uitgegaan van diefstal van 300 meter kabel, terwijl het ten laste gelegde ziet op diefstal van 60 meter kabel.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij ProRail B.V. rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde.
De vordering ziet op een totaal weggenomen hoeveelheid koper van 300 meter, maar blijkens de bewezenverklaring acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededader 60 meter koper kabel hebben weggenomen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de materiaalkosten dienen te worden gematigd tot een vijfde deel. De hoogte van de materiaalkosten is derhalve € 1.031,14 (een vijfde deel van de gevorderde € 5.155,70).
De kosten voor de storingsmonteur acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Blijkens de vordering en de aangifte namens ProRail B.V. is er naar aanleiding van de diefstal door verdachte en zijn mededader een storingsmonteur van Strukton in de nachtelijke uren tewerk gesteld, zodat deze kosten volledig voor rekening van verdachte en zijn mededader komen.
De hoogte van de schade is daarmee genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 3.301,35, vermeerderd met de wettelijke rente en met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 310, 311 en 351 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 primair en 2 subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zoals hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
43 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt voorts aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij ProRail B.V. te Utrecht, van een bedrag van € 3.301,35 (zegge: drieduizenddriehonderd en één euro en vijfendertig cent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 10 juni 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.301,35 , vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 10 juni 2014, tot die van de voldoening, ten behoeve van het slachtoffer ProRail B.V. voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij ProRail B.V. (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij ProRail B.V., daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij ProRail B.V. voor wat het meer gevorderde betreft in de vordering niet-ontvankelijk is en dat ProRail B.V. de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. E.C. Ruinaard en mr. G. Blomsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2014.
Mrs. Ruinaard en Blomsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014149631, doorgenummerd 1 tot en met 124.
2.Pagina 77.
3.Pagina 78.
4.Pagina 84.
5.Pagina 62 e.v.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 september 2014.
7.Pagina 55.
8.Pagina 56.
9.Pagina 56.
10.Pagina 57.
11.Pagina 59.
12.Pagina 84.
13.Pagina 91.
14.Pagina’s 92 en 93.
15.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2014149631-43, houdende het relaas van verbalisant [verbalisant].