In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2014, heeft verzoeker mr. S.J. Daniëls een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. G.A. Bos, mr. R.P. den Otter en mr. C.S.K. Fung Fen Chung. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een tussenvonnis van 7 mei 2014, waarin de rechtbank het onderzoek heropende vanwege een discrepantie in de data van een incident dat in de tenlastelegging werd genoemd. Verzoeker meende dat deze discrepantie een aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechters opleverde, omdat het openbaar ministerie hierdoor in staat zou worden gesteld om de tenlastelegging te wijzigen, wat de kans op veroordeling zou vergroten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2014, waar verzoeker niet zelf aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door mr. Daniëls, hebben de gewraakte rechters hun standpunt toegelicht. Zij stelden dat het heropenen van het onderzoek geen beslissing over het bewijs inhield en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die vooringenomenheid zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker zijn verzoek niet tijdig had ingediend, aangezien hij pas meer dan twee maanden na het tussenvonnis een wrakingsverzoek had ingediend. Er waren geen feiten of omstandigheden die een verschoonbare termijnoverschrijding konden onderbouwen.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor persoonlijke vooringenomenheid van de gewraakte rechters en dat de vrees van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden en bepaalde dat de strafzaak met parketnummer 16/661101-13 in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek, moest worden voortgezet.