ECLI:NL:RBMNE:2014:4793

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
9 oktober 2014
Zaaknummer
16/659160-14 en 16/806403-13 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf verdachten voor drugshandel via online marktplaatsen

Op 9 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf verdachten die betrokken waren bij de faciliteit en bevordering van drugshandel via online marktplaatsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gebruik maakten van een beveiligd netwerk om anoniem drugs te verhandelen, zowel binnen als buiten Nederland. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 18 maanden tot 6 jaar, afhankelijk van hun rol in de drugshandel. Een 47-jarige verdachte uit Arnhem kreeg 5 jaar gevangenisstraf, terwijl een 22-jarige Duitser en een 30-jarige Enschedeër respectievelijk 6 jaar en 30 maanden kregen opgelegd. Een 31-jarige verdachte uit Enschede werd veroordeeld tot 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het leveren van wapens aan een politie-infiltrant en het transporteren van harddrugs naar Duitsland. Een 30-jarige Utrechter kreeg een voorwaardelijke celstraf van 12 maanden en een werkstraf van 240 uur voor zijn rol als programmeur op de marktplaats. De rechtbank sprak een 26-jarige Utrechter vrij van de verkoop van hasj, omdat niet kon worden vastgesteld dat het om drugs ging. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en rekende het de verdachten zwaar aan dat zij gedurende een langere periode deze gedragingen hebben verricht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659160-14 en 16/806403-13 (ttz gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te P.I. Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2014, 3 maart 2014 (enkel parketnummer 16/806403-13), en 28 mei 2014, 25 augustus 2014 en 22, 23 en 25 september 2014 (beide parketnummers). De verdachte is op 28 mei 2014, 22, 23 en 25 september 2014 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd om een politiële infiltrant uit te lokken een moord te plegen;
Feit 2: tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk harddrugs heeft verkocht en verstrekt;
Feit 3: voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de verkoop en uitvoer van verdovende middelen;
Feit 4 primair: tezamen en in vereniging met een ander wapens heeft overgedragen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
Feit 4 subsidiair: medeplichtig is geweest aan het overdragen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van wapens;
Feit 5 (feit 1 Shales): opzettelijk harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
Feit 6 (feit 2 Shales): een (kogel)geweer en munitie voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft nietigheid van de dagvaarding bepleit ten aanzien van feit 3 (partieel) en ten aanzien van feit 4.
Ten aanzien van feit 3 acht de rechtbank de tenlastelegging in samenhang met het dossier voldoende feitelijk en duidelijk. Gelet op de gedragingen die zijn beschreven achter de gedachtestreepjes en gelet op de ten laste gelegde periode ziet dit feit op de marktplaats [naam] (hierna ook te noemen: [naam]) en de verdovende middelen die via die website zouden worden verhandeld. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
De rechtbank stelt ten aanzien van feit 4 vast, gelet op de periode die onder 4 is ten laste gelegd, dat de verdenking niet ziet op de concrete gedraging die is beschreven in zaaksdossier 5, te weten de overdracht van wapens op 10 december 2013 aan een politie-infiltrant. Gelet op de formulering van het subsidiaire deel van het feit leest de rechtbank de tenlastelegging aldus dat verdachte wordt verweten dat hij door de betrokkenheid bij een marktplaats handel in wapens heeft medegepleegd dan wel medeplichtig is geweest daaraan. In zoverre acht de rechtbank de tenlastelegging duidelijk en verwerpt het verweer.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit op grond van verschillende omstandigheden, te weten de bevoegdheden met betrekking tot het bevel infiltratie en de gang van zaken omtrent het onderzoek Shales ter terechtzitting van 13 januari 2014.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de infiltratie toegelicht dat het eerst nodig was om fysieke ontmoetingen te hebben om het vertrouwen te winnen, voordat één of meerdere opsporingsambtenaren zodanig vertrouwen zouden genieten dat zij als moderator zouden worden toegelaten. Ten aanzien van het onderzoek Shales heeft de officier van justitie gezegd dat het daadwerkelijk zijn intentie was deze zaak afzonderlijk af te doen en dat hij op dat moment nog niet kon voorzien dat het onderzoek Commodore in de openbaarheid zou komen.
De rechtbank overweegt als volgt. De infiltratie-bevoegdheid waar de verdediging op doelt is aangevraagd op 15 april 2013, verleend op 16 mei 2013 en vervolgens verlengd op 6 augustus 2013. In het bevel van 16 mei 2013 is als doel omschreven het als moderator deel uitmaken van de groep van 5 moderators van de forums gekoppeld aan de website [naam]. Dit betreft een virtuele infiltratie via internet. Daarnaast kan het voorkomen dat fysieke infiltratie wordt toegepast bij samenkomsten met één of meer van de moderators. Bij de wijze waarop aan het bevel uitvoering zal worden gegeven, is onder meer opgenomen dat de infiltrant de functie van moderator zal waarnemen. In de aanvraag is onder meer opgenomen dat uit informatie uit andere bijzondere opsporingsmiddelen is gebleken dat verdachte moderator was op [naam] en dat hij hiermee zou willen stoppen en dat de moderators allen persoonlijk bij verdachte thuis kwamen.
Naar het oordeel van de rechtbank bracht het doel van de infiltratie, namelijk het overnemen van de cruciale rol van verdachte op [naam], met zich dat zijn vertrouwen moest worden gewonnen en dat daarvoor ook fysieke afspraken met verdachte gemaakt zouden worden. Hier voorziet het bevel ook in.
Voor de afzonderlijke afspraken waar de verdediging op doelt, zoals het ophalen van pakketjes en personen en de afspraak om bitcoins te kunnen wisselen, is steeds afzonderlijk toestemming verleend. Voorop staat dat de officier van justitie verantwoordelijk is voor de inzet van de bevoegdheid en de wijze van uitvoering ervan met het oog op het onderzoek naar de desbetreffende verdenking. Dat deze (uitvoering van de) bevoegdheid ingrijpt op het dagelijks leven van verdachte, staat buiten kijf. In deze zaak ging het echter om zeer ernstige verdenkingen zoals de handel in (hard)drugs en wapens en de cruciale rol die verdachte daar, mogelijk reeds gedurende geruime tijd, in speelde.
Gelet hierop past de keuze om door middel van diverse opdrachten en gesprekken vertrouwen van verdachte te winnen, binnen de reikwijdte van het bevel tot infiltratie. Het ophalen van pakketjes en personen tegen betaling valt hierbinnen. Gelet op het circuit waarin verdachte zich bevond, zoals dat uit onder meer tapgesprekken naar voren kwam, waarin ook dreigementen naar voren komen bij het mislukken van deals, kan ook het gesprek gedurende de autorit op 11 september 2013 beschouwd worden als vallend binnen de verleende bevoegdheid. De rechtbank is verder van oordeel dat in dit gesprek geen sprake is geweest van uitlokking van een ander strafbaar feit dan waarop de opzet van verdachte reeds tevoren gericht was. Dat de infiltrant het onderwerp dat verdachte mogelijk iemand om het leven wilde laten brengen ter sprake heeft gebracht, is hiervoor op zichzelf onvoldoende.
Ten aanzien van het onderzoek Shales merkt de rechtbank op dat de officier van justitie heeft verklaard dat hij de intentie had om de zaak Shales afzonderlijk van het onderzoek Commodore inhoudelijk te behandelen. Dat het onderzoek Commodore eerder in de openbaarheid kwam, waardoor Shales daarbij gevoegd kon en moest worden naar de mening van de officier van justitie, doet niets aan die oorspronkelijke intentie af. De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze verklaring van de officier van justitie te twijfelen en is van oordeel dat niet is gehandeld in strijd met de beginselen van de behoorlijke procesorde.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Conclusie
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van hetgeen onder feit 4 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde. De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit voor de gedragingen genoemd achter de gedachtestreepjes 5 juni 2013, 14 juni 2013 en 14 juli 2013 en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor het overige deel en ook ten aanzien van feit 6 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Vrijspraak
Feit 1
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is op grond van het beschikbare bewijsmateriaal niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte het
opzethad op de uitlokking tot moord. De rechtbank acht daartoe het volgende van belang. Uit het verhoor van de betreffende politie-infiltrant op 17 september 2014 blijkt dat hij van het begeleidingsteam uitdrukkelijk de opdracht had om met verdachte een gesprek te voeren over het ombrengen van iemand. De politie-infiltrant heeft in het gesprek zelf het onderwerp ter sprake gebracht. De rechtbank houdt voor mogelijk dat verdachte tegen de politie-infiltrant heeft gezegd dat hij het klusje mocht uitvoeren en daartoe een betaling heeft gedaan, om geen gezichtsverlies te leiden binnen het circuit waarin beiden zich bevonden. Verdachte heeft niet op enig moment de gegevens verstrekt, ook niet nadat de politie-infiltrant daarop bij verdachte had aangedrongen. Uit het beschikbare bewijsmateriaal volgt wel dat verdachte er niet voor schuwt om anderen te bedreigen, niet blijkt echter dat hij ook daadwerkelijk geweld heeft gebruikt of anderen heeft ingezet om daadwerkelijk geweld te plegen.
Nu bij de rechtbank de overtuiging ontbreekt dat verdachte het opzet had, zal zij verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit vrijspreken.
Feit 4
Vrijspraak feit 4 primair en subsidiair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat hetgeen onder feit 4 primair en subsidiair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het dossier blijkt niet dat wat betreft primair, verdachte medepleger is van wapenhandel en wat betreft subsidiair, er daadwerkelijk vuurwapens zijn verhandeld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze ten laste gelegde feiten.
4.3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Algemene bewijsmiddelen
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek onder de codenaam Commodore is gestart naar aanleiding van toenemende (internationale) signalen over drugshandel via het internet. Door middel van gebruik van het beveiligd [naam]netwerk ([naam]-netwerk) is het mogelijk op anonieme wijze verdovende middelen te aan- en te verkopen. [2]
Identificatie verdachten
Uit onderzoek komt naar voren dat een persoon die gebruik maakt van de gebruikersnaam [naam] zich via online marktplaats [naam] (hierna ook te noemen: [naam]) schuldig maakt aan handel in verdovende middelen. [3]
Door een opsporingsambtenaar is contact gezocht met [naam]. Dit heeft geleid tot een afspraak met de persoon die de gebruikersnaam [naam] hanteert op 6 maart 2013. [4]
Door het observatieteam zijn op 6 maart 2013 foto’s gemaakt van de persoon die zich bekend maakte als gebruiker van de accountnaam [naam]. Na afloop van de ontmoeting tussen de opsporingsambtenaar en de gebruiker van de accountnaam [naam] is waargenomen dat deze persoon het adres [adres] binnen ging. Op dit adres staat ingeschreven [verdachte], geboren op [1967] te [geboorteplaats]. Teneinde de persoon te kunnen identificeren is bij de gemeente de meest recente pasfoto van [verdachte] opgevraagd. Dit leverde als resultaat op dat de persoon die de opsporingsambtenaar heeft ontmoet en die zich bekend maakte als de gebruiker van de accountnaam [naam] geïdentificeerd is als [verdachte], geboren op [1967] te [geboorteplaats]. [5]
Op 10 juni 2013 ontvangt [verdachte] een sms-bericht van het mobiele Duitse nummer [nummer] met de tekst
“Hey [naam], this is my new number [naam]”. [6]
Op 12 juni 2013 wordt een sms gestuurd naar de gebruiker van telefoonnummer [nummer] met de inhoud:
“(..) i want from you that you com here must talk with you” [7]
Op 12 juni 2013 wordt een sms gestuurd door de gebruiker van telefoonnummer [nummer] met de inhoud:
“is Friday ok. I stay till Saturday” [8]
Uit het sms-verkeer maakt de politie op dat [verdachte] en de persoon die zich [naam] noemt elkaar zullen ontmoeten in [woonplaats 1] op vrijdag 14 juni 2013.
Op 14 juni 2013 omstreeks 12.40 uur neemt het observatieteam waar dat er een auto voorzien van Duitse kentekenplaten in de directe omgeving van de woning van [verdachte] staat. Dit betreft het kenteken [kenteken]. [9] Het voertuig staat op naam van[A], geboren op [1992] en wonende te [adres]. [10]
Om de persoon die gebruik maakt van de naam [naam] te identificeren is bij de Duitse opsporingsinstanties de meest recente pasfoto van[A] opgevraagd. De persoon op de foto blijkt één en dezelfde persoon te zijn als de persoon die door het observatieteam is gezien. [11]
[A] heeft verklaard dat hij meerdere gebruikersnamen heeft op [naam] en dat één daarvan [naam] is. [12]
[B] heeft met betrekking tot [naam] verklaard dat hij de vendor account [naam] van [verdachte], die hij [verdachte] noemt, heeft gekregen. [B] had toegang tot de vendor account [naam] en ook had hij toegang tot de moderator account [naam]. [13]
Op 15 september 2013 maakt een politie-infiltrant samen met [verdachte] een afspraak met [naam]. [14] Tijdens deze ontmoeting stelt een persoon zich voor als [C]. [verdachte] vertelt dat de persoon die zich voorstelde als [C], [naam] was. [C] vertelde dat het verhaal van [verdachte] klopte. [15] Op 19 september 2013 heeft dezelfde politie-infiltrant een ontmoeting met dezelfde persoon. [16] [C] vertelde dat hij graag als [naam] aangesproken wil worden. [17]
In een logbestand op internetsite www.pastebin.nl is een chatsessie aangetroffen tussen chatdeelnemers ‘[naam]’ en ‘[naam]’. [18] [naam] vraagt in dit gesprek aan [naam]:
“can y give me your name on [naam] to verify :)”. [naam] antwoordt daarop:
“[naam]”. [19]
[A] heeft verklaard dat hij betrokken is bij [naam] en [naam], net als[naam] respectievelijk [naam]. Het gaat om binnen de internetplatformen toegepaste bijnamen, die door een enkele persoon worden gebruikt. Het contact met [naam] kwam via [naam] tot stand. Nadat [verdachte] wegens drugssmokkel begin oktober 2013 werd gearresteerd, werd [naam] moderator van de Nederlandse sectie van [naam]. Met [naam] is [A] via het [naam] forum in contact gekomen. [20]
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] gebruik maakt van de naam [naam], dat[A] gebruik maakt van de namen [naam], [C], [naam] en [naam] en dat [B] gebruik maakt van de naam [naam].
Telefoonnummers
Op 14 maart 2013 geeft [verdachte] een mobiel telefoonnummer aan een medewerker van het team Werken onder Dekmantel. Dit telefoonnummer betreft het nummer [nummer](hierna te noemen: [nummer]). [21]
Op 13 juni 2013 ontvangt[nummer] een sms-bericht van het nummer [nummer] (hierna te noemen: *[nummer]) met de tekst
“Mijn nieuwe nummer is [nummer] groet.[verdachte]”. [22]
Op 4 oktober 2013 is onder [verdachte] een Samsung-telefoon in beslaggenomen. [23] Deze telefoon bevatte een simkaart met telefoonnummer [nummer]. [24]
[D] heeft verklaard dat hij een GSM heeft met het nummer [nummer] (hierna te noemen: [nummer]). [25]
Ten aanzien van de afgeluisterde telefoongesprekken op 3 juli 2013 te 16.40 uur (664), 5 juli 2013 te 00.51 en 00.15 uur (716 en 715), 9 juli 2013 te 18.14 uur (856) en 11 juli 2013 te 15.28 uur heeft [D]verklaard dat dit gesprekken zijn tussen [D]zelf en [verdachte] uit [woonplaats 1]. [26]
Op 19 september 2013 ontmoet[nummer] [C]/[naam]/[naam]. [naam] vertelt dat hij een Nederlandse prepaid telefoon gebruikt voor zijn zaken en dat het telefoonnummer daarvan is [nummer](hierna te noemen: *[nummer]). [27]
Feit 2
Het bewijs
20 maart 2013
Op 6 maart 2013 ontmoet[nummer] de persoon die op [naam] de gebruikersnaam [naam] hanteert. [verdachte] vertelt over hoe hij verdovende middelen verzendt. Hij vertelt ook dat hij cocaïne met een zuiverheid van 91% verkoopt. Hij heeft verdovende middelen aan Denen verkocht en hij verstuurt xtc pillen aan Engeland. [verdachte] vraagt of[nummer] transport kan regelen naar Denemarken en Finland. Het zou gaan om kilo’s speed, cocaïne en xtc pillen en hij zou 8.000 euro per rit krijgen. [28]
Op 20 maart 2013 ontmoet[nummer] [verdachte] opnieuw. [verdachte] vertelt dat hij elke week pillen naar Engeland verstuurt. [verdachte] vertelt dat hij met een maat de verdovende middelen handel doet. Tijdens het gesprek overhandigt [verdachte] een zakje met twee pillen met de opdruk van een Ferrari teken aan[nummer].[nummer] overhandigt twee gele pillen in een plastic zakje aan het begeleidingsteam. [29]
Uit onderzoek blijkt dat de pillen MDMA bevatten. [30]
12 april 2013
Op 12 april 2013 ontmoet[nummer] [verdachte] nogmaals. [verdachte] vertelt dat hij geen zin meer heeft om als moderator voor [naam] te werken. [verdachte] vertelt over [naam] en dat hij hem persoonlijk kent en hem coke zal verkopen. [naam] is een Duitser, woont in Duitsland en is 19 jaar. [verdachte] heeft morgen een afspraak met [naam] en zal hem 33 gram coke verkopen. [verdachte] heeft afgelopen week een afspraak gehad met twee Duitsers die altijd bij hem thuis zijn geweest om verdovende middelen te halen. Ook zegt [verdachte] dat hij in sommige gevallen met een maat naar Duitsland rijdt om daar verdovende middelen af te leveren.
[verdachte] vertelt dat hij mortal combats verkoopt voor 2 euro per stuk bij afname van 1000 stuks. Hierop heeft[nummer] een bestelling gedaan van 1.000 mortal combat xtc-pillen bij [verdachte]. Onderweg nodigt [verdachte][nummer] uit om even met hem mee naar binnen te gaan in zijn woning. Dit betreft een woning in [adres].
[nummer] ziet dat [verdachte] een witte plastic zak pakt en hieruit een hand rode pillen pakt.[nummer] ziet dat [verdachte] de pillen in een kleiner afsluitbaar zakje doet.[nummer] pakt het zakje aan en stopt het in zijn zak.[nummer] overhandigt het zakje met pillen aan het begeleidingsteam. [31]
De pillen in het zakje betreffen 54 roze tabletten met de diepdruk Mortal Combat. De pillen bevatten MDMA. [32]
15 april 2013
[nummer] gaat op 15 april 2013 naar [woonplaats 1]. [verdachte] stapt in en overhandigt aan[nummer] een doos van een webcam met daarin een plastic zak met rode pillen.[nummer] geeft aan [verdachte] twintig briefjes van 100 euro. [33]
De pillen die [verdachte] heeft overhandigd betreffen circa 1.000 roze tabletten met de diepdruk Mortal Combat. De pillen bevatten MDMA. [34]
23 april 2013
Op 23 april 2013 ontmoet[nummer] [verdachte] bij het station in [woonplaats 1]. [verdachte] overhandigt[nummer] een plastic zakje met een lichtbruin brokje. [verdachte] zegt dat het MDMA is. [35]
Het bruine brokje betreft 1,9 gram en bevat MDMA. [36]
5 juni 2013 en 14 juni 2013
Op 5 juni 2013 bestelt[nummer] op [naam] bij een verkoper met de gebruikersnaam [naam] 10 gram cocaïne. Voor deze 10 gram betaalt[nummer] in totaal 7,56365 bitcoins. Dit vertegenwoordigde op dat moment een waarde van € 702,-.[nummer] geeft als adres op [E], [adres]. [37]
Uit onderzoek blijkt dat een kartonnen doosje is aangekomen op het voornoemde adres en dat er 9,77 gram cocaïne in zat. [38]
Op 5 juni 2013 bestelt[nummer] op [naam] bij een verkoper met de gebruikersnaam [naam] 10 gram MDMA. Voor deze 10 gram MDMA betaalt[nummer] in totaal 3,23702 bitcoins. Dit vertegenwoordigde op dat moment een waarde van € 302,33.
Op 10 juni 2013 wordt de bestelling geleverd. Op 10 juni 2013 stuurt[nummer] een emailbericht aan [verdachte]. Op 14 juni 2013 bericht [verdachte] dat hij een brok zal sturen. [39]
Hetgeen op 10 juni 2013 is ontvangen betreft een beigekleurig korrelig materiaal met een netto gewicht van 10 gram. Het materiaal bevat MDMA. [40]
Op de envelop waarin het materiaal is verzonden [41] , wordt een vingerafdruk aangetroffen van [verdachte], geboren op [1967] te [geboorteplaats]. [42]
Vervolgens ontvangt[nummer] op 14 juni 2013 een brok beigekleurig materiaal. [43] Dit brok weegt 14,9 gram en bevat MDMA. [44] Op de envelop waarin het brokje is verzonden [45] , wordt een vingerafdruk aangetroffen van [verdachte], geboren op [1967] te [geboorteplaats]. [46]
14 juli 2013
[D]heeft verklaard dat hij meermalen met [verdachte] naar Duitsland is gereden en dat hij weet dat [verdachte] een drugsdealer is. [47]
Op 9 juli 2013 te 16.49.52 stuurt [verdachte] (*[nummer]) een sms-bericht naar [D](*[nummer]) met de tekst “
Kan je donderdag naar koln?”. [48]
Op 11 juli 2013 te 13.31 uur ontvangt [verdachte] (*[nummer]) een sms-bericht van [A] ([nummer]) met de tekst [49] :
Heb je mijn mail gehad? heb keta en wiet nodig:) (..) LC
Op 11 juli 2013 te 15.28 uur belt [D](*[nummer]) naar [verdachte] (*[nummer]). Het gesprek houdt het volgende in [50] :
[verdachte] vraagt welke dag [D] kan. [D] vraagt of dat om dat ritje gaat. Ja zegt
[verdachte].
(..)[D] zegt dat hij vrijdag, zaterdag en zondag kan.
Zaterdag heb ik pas die handel.
Op 13 juli 2013 vindt het volgende sms-contact plaats tussen [D](*[nummer]) en [verdachte] (*[nummer]):
13-7-2013 17.55.28
Alles gaat door hoor morgen kan je rond [51]
13-7-2013 18.13.37
Hoe laat bij jou? [52]
13-7-2013 18.37.17
Uurtje of 11 [53]
13-7-2013 18.37.53
Ben ik er [54]
13-7-2013 18.38.51
Top man [55]
Op 14 juli 2013 te 0:05:36 uur belt [verdachte] (*[nummer]) met een onbekende man ([nummer]). Het gesprek houdt het volgende in. [56]
[nummer] [verdachte] ([verdachte] (sh) belt uit met [nummer] NN-man (sh)
Begroeting
[nummer]: Hoeveel van die kleintjes heb jij meegenomen?
[nummer]: Wat zegt die?
[nummer]: Hoeveel van die kleintjes heb jij meegenomen?
[nummer]: 3.000.
[nummer]: Net-sterril (fon)
[nummer]: Hé?
[nummer]:Hoeveel zitten er in een zakje dan?
[nummer]: Wat zeg je nou?
[nummer]: Hoeveel zitten er in zon zak?
[nummer]: In zon zak?
[nummer]: Ja in zo’n zakje, het zijn allemaal kleine zakkies he.
[nummer]: Oh oh honderd, honderd.
[nummer]:100, ja nee dan kom ik te kort jonge.
[nummer]: Ja
[nummer]: Ja
[nummer]: Hoeveel zijn het er dan?
[nummer] begint te tellen: 2, 4, 6 .... euh dan klopt het wel.
Op 14 juli 2013 te 00.24 uur wordt [verdachte] (*[nummer]) gebeld door een onbekende man (*[nummer]). Het gesprek houdt het volgende in [57] :
[nummer] heeft slecht nieuws, [nummer] heeft maar 1 gekregen en de rest komt morgenochtend
10 uur.
[nummer] wil dat wel zeker weten.
[nummer] heeft die 1 al bij hem.
(..)
[nummer]: Ja mattie we zijn een team, maar moet ik die hele nu brengen naar je of
niet?
[nummer]: Ja doe maar. Kan ik al vast vacuum (fon) trekken.
[nummer] zegt dat het niet uit maakt want het gaat toch om die tering Duitser en als
het niet goed is, dan kankert die lekker op. En euh wil die het niet, fuck-it
Op 14 juli 2013 vindt het volgende sms-contact plaats tussen [verdachte] (*[nummer]) en [A] ([nummer]) [58] :
9:03:58
wanneer ontmoeten we elkaar 15 uur of eerder nog lc
9:29:03
Tussen 12 en 1400 was mijn plan als dit [zo] blijft ik laat
9:32:38
Oke en wil je a.u.b. de 100g wiet ‘vac’ zodat ik die simpelweg in een doos kan stoppen en versturen. Zie je straks.
9:38:18
Doe maar rond 15 en 16 uur in het hotel
10:51:42
We hebben ongeveer 1:5 uur nodig om daar te komen, net zoals jij
12:02:27
Oke, om 15 uur zijn we daar, ga je zien vriend
Op 14 juli 2013 te 12.00 uur wordt [verdachte] (*[nummer]) gebeld door een Duits sprekende man (*[nummer]) en zegt [verdachte] dat hij denkt om 15.15 uur in Keulen (Duitsland) te zijn. [59]
27 juli 2013
Op 21 juli 2013 te 00.29 uur ontvangt [verdachte] (*[nummer]) een sms-bericht van [A] (*[nummer]) met de tekst [60] :
Mijn nederlandse nummer. Mijn duitse doet het ook. LC
Op 21 juli 2013 te 22.42 uur stuurt [A] (*[nummer]) een sms-bericht aan [verdachte] (*[nummer]) met de tekst [61] :
Het is fantastisch ik heb de 100xtc al bijna verkocht:) heb al 20BTC gekregen op ‘sr’ op
bestellingen.
Op 22 juli 2013 te 19.00 uur stuurt [A] (*[nummer]) een sms-bericht aan [verdachte] (*[nummer]) met de tekst [62] :
Hee vriend, mijn xtc raakt momenteel op. nog 44 over maar ik heb aanvragen voor in totaal 2000. Dus kun jij aan nog andere/meer pillen van 200mg komen. Zoals die ‘mario st
(…)
ars of nintendo? Ik zou in dat geval een omvangrijke bestelling doen. Xtc, Keta en coke. Kun je ook aan LSD komen?
Op 23 juli 2013 te 19.01 uur wordt [verdachte] (*[nummer]) gebeld door [D](*[nummer]). Het gesprek heeft de volgende inhoud [63] :
[nummer] [verdachte] wgd 009 [D] (beide SH)
[verdachte] vraagt of [D] van de week nog zin heeft in een ritje Keulen.
[D] vraagt of hij alleen gaat of met [verdachte]. [verdachte] gaat mee zegt hij.
[D] zegt dat het zaterdag kan.
[verdachte] moet het nog verder afregelen. De rest doen ze via de chat.
Op 24 juli 2013 te 01.25 uur wordt [verdachte] (*[nummer]) gebeld door [D](*[nummer]). Het gesprek heeft de volgende inhoud [64] :
[verdachte] zegt tussen 11 en 1, morgen of donderdag gaat [verdachte] die spullen halen. [verdachte]
zegt dat ze zaterdag om 10 uur bij hem weg moeten rijden. [D] zegt dat hij
dan om half 9 op weg gaat naar [verdachte].
Op 26 juli 2013 om 23.50 uur stuurt [verdachte] (*[nummer]) aan [A] (*[nummer]) een sms-bericht met de tekst “ik heb 1speed 3x en 62 c en 7 hash”.
Om 23.52 en 23.53 uur volgen de volgende berichten van [verdachte] (*[nummer]) aan [A] (*[nummer]):
  • 62 coke
  • En 7 hash gratis
  • 1 speed,
  • 3000 pills. [65]
Op 27 juli 2013 10:16 stuurt [verdachte] (*[nummer]) aan [A] (*[nummer]) een sms-bericht met de tekst
“We zijn onderweg”. [66]
[D]heeft verklaard dat hij op 14 juli 2013 met [verdachte] naar Keulen is gereden. [verdachte] had een tas bij zich en [D]ging er wel vanuit dat er in de tas drugs zaten. Hij kreeg van [verdachte] per rit naar Duitsland 500 euro betaald. [D]hoefde daarvoor alleen maar te rijden, dat was naar Keulen. [67]
[D]herkent de foto van [A] als zijnde de man die hij heeft gezien in Keulen. [68]
Bewijsoverwegingen
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen verdovende middelen heeft verkocht. Verdachte heeft meermalen verdovende middelen verstrekt aan een politie-infiltrant. Een deel daarvan was via de website [naam] van verdachte gekocht. Daarnaast heeft verdachte op 14 juli 2013 en op 27 juli 2013 verdovende middelen buiten het grondgebied van Nederland gebracht.
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven telecommunicatie ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van verdachte [D]over de transporten naar Duitsland.
Op 14 juli 2013 om 0:05:36 voert verdachte [verdachte] een telefoongesprek met een onbekende man. Uit de inhoud van dat gesprek blijkt dat er 3.000 kleintjes zijn geleverd. Wanneer de zakjes door [verdachte] worden nageteld, blijkt dit te kloppen. Gelet op het bewijs dat hierna is weergegeven met betrekking tot feit 5, en gelet op de latere sms-jes van [A] dat zijn voorraad xtc-pillen bijna op is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ging om een transport van 3000 xtc-pillen, bevattende MDMA.
De rechtbank acht ten aanzien van de uitvoer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging met anderen heeft gedaan.
Feit 3
Het bewijs
De inhoud van de forums behorende bij [naam] wordt beheerd door de moderators. Deze moderators dragen meer verantwoordelijkheid. Van een moderator wordt verwacht dat deze zich redelijk gedraagt, reageert op vragen van andere gebruikers en zich in het algemeen diplomatiek uitdrukt bij het geven van commentaar, antwoorden en waarschuwingen. Deze moderators hebben de mogelijkheid om berichten van anderen aan te passen of te verwijderen. Daarnaast kunnen zij gebruikers de toegang tot de forums ontzeggen. [69]
De gebruiker [naam] biedt verdovende middelen aan door middel van advertenties op [naam]. [70]
Op 6 maart 2013 ontmoet[nummer] [naam] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]). [verdachte] vertelt dat hij op [naam] moderator is en de nickname [naam] gebruikt. Hij heeft ook een verkoop account met de naam [naam]. Er zijn vier moderators op [naam], die [verdachte] persoonlijk kent. De eigenaar van [naam] is [naam]. Als moderator houdt [verdachte] het gehele forum in de gaten en hij mag mensen die zich niet aan de regels houden blokkeren. [71]
Op 9 april 2013 zegt [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) tegen[nummer] dat moderators op [naam] op een apart gedeelte van het [naam] forum elkaar berichten sturen en overleg hebben over het reilen en zeilen van de website. [72]
Op 23 april 2013 ontmoet[nummer] [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]). [verdachte] vertelde dat hij de verkoop via [naam] even in de vakantie modus heeft gezet, omdat hij zijn bestellingen eerst wil wegwerken voor er nieuwe bij komen. [verdachte] zegt dat hij over twee weken weer gaat verkopen op [naam]. [73]
Op 31 mei 2013 vertelt [verdachte] aan[nummer] en[nummer] dat hij het niet erg vindt om met[nummer] zijn moderator account op [naam] te delen. [74]
Op 18 december 2013 ontmoet[nummer] (de rechtbank begrijpt: [A]). “[naam]” vertelde tijdens de rit naar Amsterdam dat de site [naam] over vijf dagen ging sluiten. De belasting van de server was te hoog geworden. Bij 30.000 geregistreerde klanten was de server al overbelast. Het team van vier moderators moest elke dag ongeveer 1.000 aanvragen beantwoorden. Het moderator-team was met name bezig om betalingen te doen van klanten die nog online bitcoins in hun account hadden staan. [naam] vertelde verder dat er eigenlijk maar twee eigenaren van [naam] zijn, namelijk [naam] en een partner. Verder kent [naam] vanuit [naam] [verdachte], maar die zit op dat moment in de gevangenis. [naam] vertelde dat hij ongeveer drie jaar geleden was begonnen met [naam] en later moderator is geworden. Sinds een jaar is hij admin. Zijn inkomsten heeft hij nu uit de commissies op transacties op [naam]. [naam] heeft de mogelijkheid om als [naam] in te loggen en omdat [naam] het de laatste tijd te druk heeft, heeft [naam] een gedeelte van het werk van [naam] overgenomen. [75]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in samenhang met de onder feit 2 genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
[naam] is een marktplaats op internet die door middel van een [naam]netwerk te bereiken is. Op deze marktplaats worden onder meer verdovende middelen verhandeld.
Verdachte fungeerde als moderator, een beheerder op het aan de site gekoppelde forum, die de mogelijkheid had om berichten van anderen aan te passen of te verwijderen of bezoekers de toegang te ontzeggen De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet door zijn aandeel in deze marktplaats. Door zijn aandeel in de website heeft verdachte de handel in verdovende middelen gefaciliteerd en bevorderd.
Feit 5
Het bewijs
[verdachte] wordt op 4 oktober 2013 te 21.25 uur op de afrit ter hoogte van de gemeente Woudenberg aan de A12 aangehouden. [76] In de auto waar hij bestuurder van was, worden verschillende hoeveelheden van vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [77]
De pakketten die aangetroffen zijn in de auto zijn onderzocht en voorzien van SIN-nummers. Uit onderzoek blijkt dat het betreft 41,8 gram cocaïne, 1231,1 gram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), 3040 gram amfetamine en 158,3 gram hasjiesj. [78]
Op 4 oktober 2013 om 16:53 uur belt [verdachte] (*[nummer]) en zegt tegen zijn gesprekspartner:
“(..) ik moet vandaag naar Duitsland, ik moet met een paar uurtjes al weg.” [79]
[nummer] en[nummer] krijgen in het kader van het onderzoek tegen verdachte [A] van het team Werken Onder Dekmantel de opdracht om [naam] te ontmoeten op het vliegveld in Düsseldorf. [80]
Op vrijdag 11 oktober 2013 ontmoeten[nummer] en[nummer] [naam], die zich eerder had voorgesteld als [naam] (de rechtbank begrijpt: [A]). [naam] vertelde dat hij ervan baalde dat [verdachte] was aangehouden. [naam] vertelde voorts dat een deel van de drugs die [verdachte] bij zich had voor hem bestemd was. [naam] baalde, want hij had aan [verdachte] vooraf 10.000 euro gegeven voor de aanschaf van de drugs. De drugs zou [naam] doorverkopen voor 16.000 euro. De rest van de lading drugs van [verdachte] was bestemd voor een klant van [verdachte], [naam], welke in de omgeving van München woont. [81]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van uitvoer van de aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen in de auto waarin verdachte reed. Hoewel de verdovende middelen niet feitelijk buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht, is onder het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, ingevolge het bepaalde in artikel 1, vijfde lid van die wet ook begrepen het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden.
Gelet op bovenomschreven omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met de verdovende middelen onderweg was naar Duitsland. De verklaring van verdachte dat de verdovende middelen bestemd waren voor de verkoop in Nederland, acht de rechtbank gelet op de sms-berichten en de verklaring van [A] tegen de politiële infiltranten niet aannemelijk.
Feit 6
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Het aantreffen van het wapen en de munitie [82] ;
2. Het forensisch onderzoek [83] ;
3. De bekennende verklaring van verdachte [84] .
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
16/659160-14
2.
in de periode van 21 februari 2013 tot en met 04 oktober 2013, te [woonplaats 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen een hoeveelheid 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
meermalen een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
meermalen een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht te weten onder andere naar Duitsland en België, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
te weten:
-omstreeks 05 juni 2013 een hoeveelheid van (ongeveer) 9,77 gram cocaïne en
-omstreeks 14 juli 2013 3000 XTC-pillen (MDMA) en
-in de periode van 22 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 1000 gram speed (amfetamine) en 3000 XTC-pillen (MDMA) en 62 gram cocaïne;
en
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en/of vervoerd,
te weten:
-op 20 maart 2013 2 XTC-pillen (MDMA) met Ferrari opdruk en
-op 12 april 2013 54 XTC-pillen (MDMA) "Mortal Combat" en
-op 15 april 2013 1000 XTC-pillen (MDMA) "Mortal Combat" en
-op 23 april 2013 een brokje MDMA van ongeveer 1,9 gram en
-omstreeks 05 juni 2013 een hoeveelheid MDMA van 10 gram en
-omstreeks 14 juni 2013 een brokje MDMA van 14,9 gram;
3.
op meer tijdstippen in de periode van 21 februari 2013 en met 4 oktober 2013 te [woonplaats 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (te weten cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine), in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en te bevorderen,
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en
-andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
-een verborgen marktplaats en een forum [naam] waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden gebouwd en/of beheerd en/of onderhouden en
-als moderator en/of administrator op een verborgen marktplaats en forum waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden gefungeerd en in die hoedanigheid vragen van aanbieders en/of kopers beantwoord en
-als verkoper één of meerdere verkoopadvertentie(s) geplaatst op een verborgen marktplaats waarin hij verdovende middelen te koop en ter verzending aan het buitenland aanbiedt;
16/806403-13
5. ( feit 1 Shales)
op 04 oktober 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
-41,8 gram cocaïne en
-1230 gram 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), althans een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA en
-3000 gram amfetamine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en
-een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of lijst II;
6. ( feit 2 Shales)
op 04 oktober 2013 te [woonplaats 1], een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die Wet in de vorm van een kogelgeweer, merk J.G. Anschütz type karabijn, kaliber 6mm
flobert en munitie in de zin van art.1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art.2 lid 2 van die wet van de categorie III, te weten 141 patroonhulzen (voorzien van scherpe slaghoedjes) en 6 kogelpunten, kaliber 9x19mm,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Nu niet enkel het vragen beantwoorden bewezen is, maar meer handelingen, behoeft het verweer van de raadsman met betrekking tot de strafbaarheid van feit 3 geen bespreking.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd;
Feit 5: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod; en
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 6: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 7 (zeven) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel is en verzocht om rekening te houden met alle omstandigheden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich door zijn betrokkenheid bij [naam] schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. In zijn rollen als verkoper/aanbieder van drugs (ook in bulkpartijen) en beheerder (moderator) heeft hij gedurende een lange periode drugsverkoop en drugsgebruik gefaciliteerd en aangemoedigd. Door middel van de website is een groot netwerk ontstaan waarop op grote schaal in verdovende middelen kon worden gehandeld, ook buiten Nederland. Door gebruik te maken van een (weliswaar afgeschermde) website hebben verdachte en zijn medeverdachten ook kwetsbare groepen, zoals minderjarigen of anderen die van begeleiding afhankelijk zijn, de kans geboden op relatief eenvoudige wijze aan drugs te komen en daarmee blootgesteld aan enorme gezondheids- en welzijnsrisico’s.
Het is immers algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog veel verder worden geschaad, waarbij langdurende begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt.
Verdachte heeft met zijn gedragingen geen inzicht getoond in de mogelijke gevolgen ervan en zijn eigen financiële gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers willens en wetens blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s met mogelijk dodelijke afloop. Dit wordt verdachte zwaar aangerekend.
Bovendien ondervindt de samenleving ernstige overlast ten gevolge van het gebruik van en de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs genereert immers op zijn beurt strafbare feiten met alle nadelige maatschappelijke gevolgen van dien. Het risico daarvan is in dit geval nog vergroot door de grote omvang van de handel gezien het aantal transacties dat door de site mogelijk werd gemaakt.
Daarnaast heeft verdachte meermalen, al dan niet via [naam], harddrugs verkocht en/of gegeven aan een infiltrant en ook meermalen harddrugs uitgevoerd naar Duitsland. In de woning van verdachte is een oud wapen met munitie aangetroffen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 juli 2014 en een hem betreffend reclasseringsrapport d.d. 14 januari 2014.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden en zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter elk goed is geschreven.
De rechtbank zal conform de vordering van de officier van justitie beslissen zoals vermeld staat achter de goederen op de aan dit vonnis aangehechte beslaglijst.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie en de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de dagvaarding geldig.
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart het onder feit 1 en feit 4 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd;
Feit 5: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 6: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
vijf(
5) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslist op het beslag zoals is vermeld op de aangehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. P.J.M. Mol en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
16/659160-14
1.
hij,
op of omstreeks 11 september 2013 te Vught en/of Capelle aan de IJssel, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft gepoogd om een politiële infiltrant opzettelijk door in artikel 47,
eerste lid, onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te
weten door giften en/of beloften en/of misleiding en/of door het verschaffen
van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, te bewegen tot het plegen van
het navolgende strafbare feit, te weten: het opzettelijk en met voorbedachten
rade van het leven te beroven van een persoon, genaamd [naam] die een koophuis
heeft gehad in Alkmaar en in Thailand woont, hebbende hij verdachte toen en
aldaar met dat opzet
-die politiële infiltrant verteld dat hij in het verleden een klantenbestand
van voornoemde [naam] had gekocht voor veel geld en dat voornoemde [naam] nu
heel langzaam alle klanten weer aan het terughalen was en hij, verdachte, dit
niet kan laten gebeuren en die [naam] op een snelle manier afgemaakt mag
worden en wel gevonden moet worden en/of
-aan die politiële infiltrant gevraagd om die [naam] van het leven te beroven
en/of
-die politiële infiltrant daartoe de personalia en/of adresgegevens van die
[naam] zal verstrekken en/of
-die politiële infiltrant een (aanzienlijk) geldbedrag van 10.000 Euro, in elk
geval enig geldbedrag, in het vooruitzicht heeft gesteld en/of daartoe 500
Euro heeft aanbetaald;
(Zaaksdossier 3)
Artikel 289 Wetboek van Strafrecht
Artikel 46a Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 04 oktober 2013,
te [woonplaats 1], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) een hoeveelheid 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
(meermalen) een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet en/of
(meermalen) een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (te weten
onder andere naar Duitsland en/of België en/of Groot-Brittannië en/of
Denemarken en/of Oostenrijk en/of Verenigde Staten), al dan niet als bedoeld
in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
te weten:
-op of omstreeks 05 juni 2013 een hoeveelheid van (ongeveer) 9,77 gram cocaïne
en/of
-op of omstreeks 14 juli 2013 3000 XTC-pillen (MDMA) en/of
-in of omstreeks de periode van 22 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 1000 gram
speed (amfetamine) en/of 3000 XTC-pillen (MDMA) en/of 62 gram cocaïne;
en/of
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad,
te weten:
-op of omstreeks 20 maart 2013 2 XTC-pillen (MDMA) met Ferrari opdruk en/of
-op of omstreeks 12 april 2013 54 XTC-pillen (MDMA) "Mortal Combat" met de
opdruk van een draak en/of
-op of omstreeks 15 april 2013 1000 XTC-pillen (MDMA) "Mortal Combat" en/of
-op of omstreeks 23 april 2013 een brokje MDMA van ongeveer 1,9 gram en/of
-op of omstreeks 05 juni 2013 een hoeveelheid MDMA van (ongeveer) 10 gram en/of
-op of omstreeks 14 juni 2013 een brokje MDMA van (ongeveer) 14,9 gram;
(Zaaksdossier 2 en 4)
Artikel 2 jo. 10 Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
3.
hij,
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 en met 4 oktober 2013 te
[woonplaats 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied
van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (te
weten cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine), in elk geval een hoeveelheid van
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk op
internet:
-(als programmeur) één of meerdere verborgen marktplaats(en) en/of fora
([naam]) waarop/waarmee via internet verdovende middelen
verhandeld kunnen worden gebouwd en/of beheerd en/of onderhouden en/of laten
bouwen en/of beheren en/of onderhouden en/of
-als moderator en/of administrator op verborgen marktplaats(en) en/of fora
waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden
gefungeerd en/of (in die hoedanigheid) vragen van aanbieders en/of kopers
beantwoord en/of
-als verkoper één of meerdere verkoopadvertentie(s) geplaatst op verborgen
marktplaats(en) en/of fora waarin hij verdovende middelen te koop en ter
verzending aan het buitenland aanbiedt;
(Alle zaaksdossiers)
Artikel 10A jo. 10 Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
4.
Primair
hij,
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 04 oktober 2013,
te [woonplaats 1], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) (opzettelijk) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht en/of (opzettelijk) heeft overgedragen en/of vervoerd één of
meerdere wapen(s) en/of munitie van categorie II en/of categorie III,
Artikel 9 jo. 14 jo. 22 jo. 31 Wet wapens en munitie
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 9 lid 1 Wet wapens en munitie
Subsidiair
[B] en/of één of meer andere (onbekend gebleven) personen,
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 04 oktober 2013,
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht en/of opzettelijk heeft overgedragen en/of vervoerd één of
meerdere wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 04 oktober 2013, te
[woonplaats 1], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar
opzettelijk op internet:
-(als programmeur) één of meerdere verborgen marktplaats(en) en/of fora
([naam]) waarop/waarmee via internet wapens en munitie
verhandeld kunnen worden gebouwd en/of beheerd en/of onderhouden en/of laten
bouwen en/of beheren en/of onderhouden en/of
-als moderator en/of administrator op (een) verborgen marktplaats(en) en/of
fora ([naam]) waarop/waarmee via internet wapens en munitie
verhandeld kunnen worden gefungeerd en/of (in die hoedanigheid) vragen van
aanbieders en/of kopers op die marktplaats(en) en/of fora beantwoord en/of
(Alle zaaksdossiers)
Artikel 9 jo. 14 jo. 22 jo. 31 Wet wapens en munitie
Artikel 48 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
16/806403-13
5. ( feit 1 Shales)
hij,
op of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 04 oktober 2013,
te [woonplaats 1], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft
gebracht en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad,
-41,8 gram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of
-1230 gram 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), althans een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA en/of
-3000 gram amfetamine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of
-1,4 kilogram hasjiesj, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
hasjiesj,
zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet,
(Zaaksdossier 1 en 1A)
Artikel 2 Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
6. ( feit 2 Shales)
hij,
op of omstreeks 04 oktober 2013,
te [woonplaats 1], in elk geval in Nederland,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die Wet in de
vorm van een (kogel)geweer, merk J.G. Anschütz type karabijn, kaliber 6mm
flobert en/of
munitie in de zin van art.1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art.2 lid 2 van die wet van de categorie III, te weten
141 patroonhulzen (voorzien van scherpe slaghoedjes) en/of 6 kogelpunten,
kaliber 9x19mm,
voorhanden heeft gehad;
(Zaaksdossier 1 en 1A)
Artikel 26 Wet wapens en munitie
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossiers COMMODORE en Shales bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Persoonsdossier [verdachte], pagina 1.
3.Proces-verbaal van onderzoek “[naam]” op de website [naam], pagina 146, zaaksdossier 2.
4.WOD-dossier, pagina 9
5.Persoonsdossier [verdachte], pagina 2.
6.Persoonsdossier [A], pagina 5 en ordner[naam] TT-06, gespreksnummer 288180101.
7.Ordner[naam] TT-04 en TT-05, gespreksnummer 288188830.
8.Ordner[naam] TT-04 en TT-05, gespreksnummer 288189292.
9.Proces-verbaal van observatie, pagina 24 en 27 van Observatie-dossier.
10.Persoonsdossier [A], pagina 5 en 6.
11.Persoonsdossier [A], pagina 6.
12.Persoonsdossier [A], pagina 136.
13.Persoonsdossier [B], pagina 202.
14.WOD-dossier, pagina 197.
15.WOD-dossier, pagina 198.
16.WOD-dossier, pagina 208.
17.WOD-dossier, pagina 209.
18.Proces-verbaal van bevindingen, ordner Aanvullingen bijlagen, pagina 135.
19.Proces-verbaal van bevindingen, ordner Aanvullingen bijlagen, pagina 138.
20.Pagina 3 van het verhoor van [A] van 11 februari 2014. Los toegevoegd aan het dossier.
21.Persoonsdossier [verdachte], pagina 3.
22.WOD-dossier, pagina 114.
23.Ordner E Beslagdossier Shales, pagina BE010105.
24.Ordner C Zaaksdossiers, pagina BC011101.
25.Persoonsdossier [D], pagina 126.
26.Persoonsdossier [D], pagina 127, 128 en 129.
27.WOD-dossier, pagina 208 en 209.
28.Het proces-verbaal van bevindingen van[nummer], zaaksdossier 2, pagina 3, 5 en 6 van bijlage 1.1.
29.Het proces-verbaal van bevindingen van[nummer], zaaksdossier 2, pagina 9 en 12 van bijlage 1.2.
30.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 81 uit zaaksdossier 2, en de NFI rapportage d.d. 22 mei 2014, pagina 90 en 91 uit zaaksdossier 2.
31.Het proces-verbaal van bevindingen van[nummer], pagina 13 tot en met 18 van bijlage 1.3 bij zaaksdossier 2.
32.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 81 van bijlage 3.1 bij zaaksdossier 2 en de NFI rapportage op pagina 90 en 91 van bijlage 3.1 bij zaaksdossier 2.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van[nummer], pagina 21 van bijlage 1.4 bij zaaksdossier 2.
34.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 80 van bijlage 3.1 bij zaaksdossier 2 en de NFI rapportage op pagina 90 en 91 van bijlage 3.1 bij zaaksdossier 2.
35.Het proces-verbaal van bevindingen van[nummer], pagina 24 van bijlage 1.5 bij zaaksdossier 2.
36.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 81 van bijlage 3.1 bij zaaksdossier 2 en de NFI rapportage op pagina 90 en 91 van bijlage 3.1 bij zaaksdossier 2.
37.Het proces-verbaal van bevindingen van[nummer], pagina 49 tot en met 52 van bijlage 1.12 bij zaaksdossier 2.
38.Het proces-verbaal Federale Gerechtelijke Politie te Brussel, pagina 60 van zaaksdossier 2 en het proces-verbaal van verhoor van [naam], pagina 70 van zaaksdossier 2.
39.Het proces-verbaal van bevindingen van[nummer], pagina 46 van bijlage 1.11 bij zaaksdossier 2.
40.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 93 van bijlage 3.2 bij zaaksdossier 2 en de NFI rapportage op pagina 106 van bijlage 3.2 bij zaaksdossier 2.
41.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 93.
42.Het proces-verbaal dactyloscopie, pagina 131 van bijlage 3.4 bij zaaksdossier 2.
43.Loopverbaal zaaksdossier 2.
44.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 114 van bijlage 3.3 bij zaaksdossier 2 en de NFI rapportage op pagina 126 en 127 van bijlage 3.3 bij zaaksdossier 2.
45.Het proces-verbaal van forensische opsporing, pagina 114.
46.Het proces-verbaal dactyloscopie, pagina 135 van bijlage 3.5 bij zaaksdossier 2.
47.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2014.
48.Pagina 9 loopverbaal zaaksdossier 4.
49.Pagina 11 loopverbaal zaaksdossier 4.
50.Pagina 9 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
51.Ordner[naam] TT-07, gespreksnummer 288295993.
52.Ordner[naam] TT-07, gespreksnummer 288295998.
53.Ordner[naam] TT-07, gespreksnummer 288296002.
54.Ordner[naam] TT-07, gespreksnummer 288296004.
55.Ordner[naam] TT-07, gespreksnummer 288296005.
56.Pagina 13 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
57.Pagina 13 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
58.Pagina 15 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
59.Pagina 15 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
60.Pagina 16 van het loopverbaal van zaaksdossier 4 en ordner[naam] TT-07, gespreksnummer 288352708.
61.Pagina 16 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
62.TT-07, sms 1438 en 1439.
63.Bijlagen bij zaaksdossier 4, pagina 17.
64.Bijlagen bij zaaksdossier 4, pagina 17.
65.Pagina 20 van zaaksdossier 4.
66.Pagina 20 van zaaksdossier 4.
67.Het verhoor van [D], pagina 45 en 47 uit zaaksdossier 4.
68.Het verhoor van [D], pagina 57 uit zaaksdossier 4.
69.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 145 uit zaaksdossier 2.
70.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, pagina 163 tot en met 170 uit zaaksdossier 2.
71.WOD-dossier, pagina 11.
72.WOD-dossier, pagina 57.
73.WOD-dossier, pagina 73.
74.WOD-dossier, pagina 86.
75.WOD-dossier, pagina 292.
76.Onderzoek Shales, pagina BC01-18-01.
77.Onderzoek Shales, pagina BC01-04-01 tot en met BC-1-04-05.
78.Onderzoek Shales, het proces-verbaal forensisch onderzoek op pagina BC01-05-01 tot en met BC01-05-03 en het NFI rapport op pagina BC01-06-01 en BC01-06-02..
79.Onderzoek Shales, pagina BC01-03-05.
80.WOD-dossier, pagina 223.
81.WOD-dossier, pagina 225 tot en met 228.
82.Onderzoek Shales, pagina BC03-01-001 tot en met BC03-01-007.
83.Onderzoek Shales, pagina BC03-03-001 tot en met BC03-03-004.
84.Onderzoek Shales, pagina BC03-04-001 tot en met BC03-04-003.