In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Hoogvliet B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan de eiseres was opgelegd wegens het niet afdekken van verticale koelmeubelen in een supermarktfiliaal, wat in strijd zou zijn met artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Eiseres betoogde dat de terugverdientijd van de afdekking van de koelmeubelen, door gebruik van het LESS-systeem, langer was dan vijf jaar, en dat bij de beoordeling van de terugverdientijd rekening gehouden moest worden met bedrijfsspecifieke omstandigheden.
De rechtbank overwoog dat de terugverdientijd van energiebesparende maatregelen voor de inrichting zelf moet worden bepaald en niet op brancheniveau. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had kunnen volstaan met een toets op brancheniveau en dat de invloed van het LESS-systeem op de terugverdientijd niet buiten beschouwing had mogen blijven. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat de afdekking van de koelmeubelen een energiebesparende maatregel was met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Daarom werd het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van het Activiteitenbesluit en de rol van bedrijfsspecifieke omstandigheden bij de beoordeling van energiebesparende maatregelen.