ECLI:NL:RBMNE:2014:5338

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
C-16-361087 - FL RK 14-112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en toedeling van de echtelijke woning en hond na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 13 juli 2007 in de gemeente Noordoostpolder met elkaar zijn gehuwd. De vrouw heeft op 17 januari 2014 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, waarop de man op 3 april 2014 heeft gereageerd met een verweerschrift en zelfstandige verzoeken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 september 2014, waarbij beide partijen met hun advocaten aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de verzoeken tot echtscheiding toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap beoordeeld. De man heeft verzocht om de echtelijke woning en de daaraan gekoppelde hypothecaire lening aan hem toe te delen, terwijl de vrouw verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning aan de man wordt toegedeeld, waarbij de man de hypotheekschuld als eigen schuld zal voldoen. Tevens is er een onderwaarde van de woning vastgesteld, waarvoor de vrouw de helft aan de man moet vergoeden.

Verder heeft de rechtbank de toedeling van de hond, die in het paspoort op naam van de vrouw staat, aan de vrouw toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hond sinds april/mei 2014 bij de vrouw verblijft en dat de co-ouderschapsregeling niet meer van toepassing is. De man heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de vrouw vanaf begin augustus 2014 samenwoont met een nieuwe partner. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/361087 / FL RK 14-112
datum: 31 oktober 2014

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.M.M. Pater,
hierna als de vrouw aangeduid,
verzoekster,
en

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. S. Tang,
hierna als de man aangeduid,
belanghebbende.

Het procesverloop

De vrouw heeft op 17 januari 2014 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend, dat rechtsgeldig is betekend.
De man heeft op 3 april 2014 een verweerschrift ingediend, dat tevens zelfstandige verzoeken inhoudt.
Naar aanleiding van dit zelfstandig verzoek heeft de vrouw op 29 april 2014 daartegen een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • de beschikking voorlopige voorzieningen van 24 februari 2014;
  • een formulier verdelen en verrekenen van 7 mei 2014 namens de vrouw;
  • een formulier verdelen en verrekenen van 15 mei 2014 namens de man;
  • een brief van 4 september 2014 namens de vrouw met bijlagen;
  • een brief van 8 september 2014 namens de man met bijlagen.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 17 september 2014. Daarbij zijn partijen met hun advocaat verschenen.

Vaststaande feiten

De man en de vrouw zijn op 13 juli 2007 in de gemeente Noordoostpolder met elkaar gehuwd.
De man en de vrouw bezitten de Nederlandse nationaliteit.
Beoordeling van de zaak
Scheidingsverzoek
De vrouw heeft echtscheiding verzocht op grond van de stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De man heeft eveneens echtscheiding verzocht.
Nu aan de wettelijke bepalingen is voldaan, zijn de verzoeken tot echtscheiding voor toewijzing vatbaar.

Verdeling huwelijksgoederengemeenschap

De man heeft verzocht te bepalen dat de huwelijksgemeenschap van partijen wordt verdeeld zoals is vermeld in zijn verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen voormeld verzoek en verzocht dit verzoek af te wijzen.
Peildatum omvang en samenstelling boedel
Partijen zijn het er over eens dat de peildatum wat betreft de omvang en samenstelling van de boedel gesteld dient te worden op 1 april 2013. De rechtbank zal partijen volgen.
Omvang boedel
Tot de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap behoren op de peildatum de navolgende boedelbestanddelen:
de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna de woning), alsmede een hypothecaire geldlening bij [naam] en een aan de hypotheekschuld gekoppelde SpaarGarantverzekering bij Interpolis ;
inboedelgoederen;
een auto van het merk Opel Corsa en de bijbehorende lening bij Gmac Financial Services (hierna de auto);
een hond genaamd Coco (hierna de hond).
Partijen zijn het er over eens dat de inboedelgoederen reeds zijn verdeeld, zodat de rechtbank hierover geen beslissing hoeft te nemen.
De echtelijke woning alsmede de hypothecaire geldlening en de SpaarGarantverzekering
De man heeft gesteld dat de NHG, bij een verkoop van de woning aan een derde, niet tot uitkering zal overgaan indien één van partijen de hypothecaire geldlening kan overnemen. Gezien zijn inkomen kan hij de geldlening overnemen en hij heeft de financiering om de hypothecaire geldlening alleen op zijn naam voort te zetten rond. De vrouw heeft hier (uiteindelijk) niets meer tegen aangevoerd. De rechtbank zal dan ook de woning alsmede de SpaarGarantverzekering aan de man toebedelen en bepalen dat de man de hypothecaire schuld als eigen schuld voldoet.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de WOZ waarde van de echtelijke woning € 146.000,- bedraagt en dat partijen die waarde ook als uitgangspunt nemen. Voorts is er een hypothecaire geldlening van ongeveer € 185.000,- en een SpaarGarantverzekering die thans ongeveer € 9.000,- waard is. Dit brengt, globaal berekend, mee dat sprake is van een onderwaarde van de woning van € 30.000,-, waarvan de man, indien hij de woning toegedeeld krijgt, de helft, te weten € 15.000,-, vergoed wenst te krijgen door de vrouw.
Gelijk de vrouw stelt, is de rechtbank van oordeel dat thans onzeker en onduidelijk is wat de omvang van de onderwaarde is. Immers, de onderwaarde (de restschuld) is op dit moment niet opeisbaar. De man hoeft niet nu, maar mogelijk ver in de toekomst pas af te rekenen met de hypothecaire geldverstrekker. De man kan de komende jaren in een goed betaalbare ruime woning wonen, waarvan de waarde bovendien mogelijk stijgt in de toekomst. De man heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij zeker 10-15 jaar in de woning zal blijven wonen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het billijk om op dit moment de onderwaarde contant te maken, en daarbij een lagere waarde toe te kennen aan de restschuld. De rechtbank berekent (via www.berekenhet.nl) de contante waarde van de restschuld, uitgaande van dat de man nog zeker 10 jaar in de woning blijft wonen en bij een jaarlijks rendement van 4%, in redelijkheid op € 20.000,-. De vrouw dient de helft daarvan, € 10.000,-, aan de man te vergoeden.
De juridische toedeling van de woning aan de man dient plaats te vinden voor een notaris. De rechtbank zal dan ook een notaris benoemen ten overstaan van wie de verdeling van de woning plaatsvindt. De rechtbank gaat ervan uit dat ter gelegenheid van het passeren van de akte van verdeling ook de toedeling plaats vindt van de Spaargarantverzekering aan de man en het ontslag van de hoofdelijkheid van de vrouw uit de hypothecaire geldlening. Op dat moment is de vrouw ook gehouden de verrekenvordering terzake van de onderwaarde te voldoen.
De auto en de bijbehorende lening
Vast staat dat aan de auto een lening is gekoppeld.
Ter zitting is gebleken dat partijen het er over eens zijn dat de auto wordt verkocht en dat de lening wordt afgelost.
Volgens de man dient de auto aan de dealer te worden verkocht, nu partijen niet beschikkingsbevoegd zijn ter zake van de auto, en de vrouw meent dat de auto ook aan een derde kan worden verkocht indien dit meer geld oplevert. De vrouw acht het niet redelijk om de eventuele restschuld bij helfte te verdelen, nu zij niet in de auto heeft gereden en een lager inkomen heeft dan de man. De man meent dat hetgeen de vrouw heeft gesteld geen reden geeft om de restschuld niet bij helfte te verdelen.
De rechtbank zal bepalen dat partijen de auto conform de financieringsovereenkomst dienen in te leveren dan wel te verkopen en de lening dienen af te lossen met de opbrengst alsmede de (eventuele) restschuld beide voor de helft voor hun rekening dienen te nemen.
In de stellingen van de vrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in geval van een gemeenschap van goederen ieder der partijen voor de helft draagplichtig is voor de schulden.
De hond
Partijen verschillen van mening over aan wie de hond toebedeeld dient te worden.
De man wenst dat de hond gezamenlijk bezit van partijen blijft en dat de tussen partijen overeengekomen regeling ter zake van het afwisselende verblijf van de hond bij partijen blijft gelden. Daarbij is de man van mening dat partijen ieder de kosten van de hond dienen te dragen als deze bij hen is en dat bijzondere kosten tussen partijen dienen te worden gedeeld. De man heeft de hond laten chippen. Op het certificaat staat de naam van de man.
De vrouw heeft verweer gevoerd. De hond staat op naam van de vrouw geregistreerd. In het paspoort van de hond staat zij als eigenaar vermeld. Hier hebben partijen voor gekozen toen zij samen bij de dierenarts waren. Zij heeft gemerkt dat het heen en weer verhuizen de hond geen goed doet. Om die reden is de hond sinds april/mei 2014 volledig bij de vrouw en gaat hij niet meer naar de man.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gebleken is dat de oorspronkelijk door partijen beoogde “co-ouderschapsregeling” voor de hond door de vrouw beëindigd is in april/mei 2014. Los van de vraag of de vrouw die regeling eenzijdig kon beëindigen is het feitelijk zo dat de hond inmiddels 6 maanden bij de vrouw verblijft en daar gewend is. Een hond is vermogensrechtelijk een goed en de rechtbank kan dan ook niet anders dan de hond aan een van partijen toedelen. Voor de vordering om te bepalen dat de hond om en om bij partijen verblijft bestaat immers geen rechtsgrond. De rechtbank dient bij die verdeling rekening te houden naar redelijkheid en billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang. De rechtbank zal de hond aan de vrouw toedelen. Vaststaat, als door de man erkend, althans niet weersproken, dat partijen er voor hebben gekozen om in het paspoort van de hond de vrouw als eigenaar te laten vermelden. Partijen twisten weliswaar of de hond een verjaardagscadeau van de man aan de vrouw was, of alleen de hondenmand, maar wel staat vast dat de hond rond de verjaardag van de vrouw aangeschaft is. Daarnaast verblijft de hond vanaf april/mei 2014 bij de vrouw en is hij niet meer bij de man is geweest. Het chippen van de hond door de man is door hem alleen gedaan toen partijen al niet meer samenwoonden, zodat de rechtbank aan dat argument minder waarde aan hecht.

Uitkering tot levensonderhoud

De vrouw heeft een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud gevraagd van € 380,00 per maand.
De man heeft verweer gevoerd.
De vrouw heeft niet gesteld met ingang van welke datum de door haar verzochte partneralimentatie vastgesteld dient te worden.
Volgens de man dient de ingangsdatum bepaald te worden op de datum waarop deze beschikking wordt gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de verplichting tot het betalen van partneralimentatie niet eerder ingaat dan vanaf de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Vast staat dat de vrouw vanaf begin augustus 2014 samenwoont met haar huidige partner.
Gelet op het bovenstaande en op hetgeen is opgenomen in artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vrouw dient te worden afgewezen. De rechtbank zal aldus beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen de man en de vrouw, op 13 juli 2007 in de gemeente Noordoostpolder met elkaar gehuwd,
bepaalt dat de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] en de daaraan gekoppelde SpaarGarantverzekering aan de man worden toegedeeld, waartegenover de man de hypotheekschuld als eigen schuld zal voldoen,
benoemt - voor gezamenlijke rekening van partijen, ieder voor de helft -, tenzij de man en de vrouw binnen veertien dagen na heden anders overeenkomen, tot notaris ten overstaan van wie - op een door hem te bepalen plaats en datum binnen een maand na heden of als de notaris verhinderd is zo spoedig mogelijk daarna - de uitvoering van de beslissing onder b plaatsvindt: mr. B. Klein te Emmeloord (kantoor: Pekel en Klein notarissen en estateplanners), zijn opvolger of degene die zijn kantoor waarneemt;
veroordeelt de vrouw om aan de man € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) te voldoen terzake van overbedeling,
bepaalt dat partijen de auto conform de financieringsovereenkomst dienen in te leveren dan wel te verkopen en de lening dienen af te lossen met de opbrengst alsmede dar voor de (eventuele) restschuld beide voor de helft draagplichtig zijn,
deelt de hond toe aan de vrouw,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de
echtscheiding betreft,
wijst het meer of anders gevraagde af.
Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J.K. Franken, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2014

Hoger beroep

Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.