Op 3 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 juni 2014 samen met anderen een woning heeft ingebroken. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 september 2014. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis is gehecht, beschrijft dat de verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.
De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het bewijs in het dossier zorgvuldig gewogen. Getuigen hebben gezien dat drie mannen de achtertuin van de woning inliepen en via het keukenraam de woning binnengingen. Na de inbraak zijn de verdachten in de buurt aangetroffen, waarbij onder andere een breekijzer en schroevendraaiers zijn aangetroffen. De rechtbank concludeert dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij zij zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een werkstraf van 120 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en opleiding. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring.