In deze zaak vorderde eiser, een werknemer van Global Security Education B.V. (GSE), schadevergoeding van de bestuurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens onrechtmatig handelen. Eiser was in dienst van GSE en had een arbeidsovereenkomst die onder de CAO Particuliere Beveiligingsorganisaties viel. GSE had zijn loon niet betaald en was op 5 november 2013 failliet verklaard. Eiser vorderde betaling van zijn achterstallige loon en stelde dat de bestuurders onrechtmatig hadden gehandeld door een arbeidsovereenkomst aan te gaan terwijl zij wisten dat GSE niet aan haar verplichtingen kon voldoen.
De kantonrechter beoordeelde of de bestuurders aansprakelijk waren voor de schade die eiser had geleden. De rechter oordeelde dat voor aansprakelijkheid van een bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt vereist is. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat de bestuurders bij aanvang van de onderneming over onvoldoende liquide middelen beschikten om aan hun verplichtingen te voldoen. De bestuurders hadden aangevoerd dat zij bij de oprichting van GSE over een startkapitaal van € 300.000 beschikten en dat er toezeggingen waren gedaan voor opdrachten. Eiser had deze stellingen niet weerlegd.
De kantonrechter concludeerde dat de vordering van eiser onvoldoende onderbouwd was en wees deze af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 800 voor [gedaagde 1] en € 1.000 voor [gedaagde 2] werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 1 oktober 2014 door kantonrechter P.S. Elkhuizen.