ECLI:NL:RBMNE:2014:5373

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
16-661742-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van woninginbraak met aanzienlijke schade en diefstal van goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van woninginbraak. De tenlastelegging betrof inbraak in een woning in de periode van 18 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014, waarbij een grote hoeveelheid goederen werd weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 10 oktober 2014 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 1 augustus 2014 samen met een ander uit een woning goederen had weggenomen. De verdediging betwistte dit en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de primaire tenlastelegging van inbraak, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de diefstal van goederen uit de woning. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de inbraak, maar achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander op 1 augustus 2014 goederen uit de woning had weggenomen, waaronder waardevolle en persoonlijke eigendommen van de aangever.

Wat betreft de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 maanden op, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaken in de maatschappij en dat een passende straf noodzakelijk was om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661742-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1969] te [geboorteplaats] (Polen)
wonende te [woonplaats], [adres ]
Raadsman mr. J. de Haan, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 oktober 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) in de periode van 18 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014 samen met anderen heeft ingebroken in een woning en daarbij een grote hoeveelheid goederen heeft weggenomen, dan wel (subsidiair) in de periode van 18 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014 samen met anderen een grote hoeveelheid goederen heeft geheeld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 augustus 2014 samen met een ander uit een woning een grote hoeveelheid goederen heeft weggenomen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen in die woning heeft ingebroken, verdachte dient derhalve van dat deel vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte voor 1 augustus 2014 in of bij de woning is geweest en daar heeft ingebroken. Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat er in de woning was ingebroken, dan wel dat hij wist dat [medeverdachte] er van op de hoogte was dat er ingebroken was en dat zij de goederen op zouden halen. Derhalve ontbrak bij verdachte het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening.
Subsidiair kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 1 augustus 2014 een beperkt aantal goederen heeft gestolen.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte had kunnen vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren. Nu echter het grootste deel van de goederen in dozen zat kon verdachte niet weten dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het hem onder primair en subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
partiele vrijspraak primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft ingebroken in de woning. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Uit het dossier volgt dat er voor 1 augustus 2014 reeds in de woning was ingebroken en goederen uit de woning waren weggenomen. Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat verdachte voor 1 augustus 2014 in en/of bij de woning is geweest.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van het primair ten laste gelegde feit.
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0900-2014211020. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Op 1 augustus 2014 zag [getuige] dat er een grijze bestelbus met de achterzijde tegen de garage van het perceel aan de [adres ] te [plaats] stond. Op 19 juli 2014 had hij deze grijze bestelbus daar al eerder zien staan. Hij kende de eigenaar van het pand en vertrouwde het niet. Hij blokkeerde met zijn bestelbus de uitrit toen de grijze bestelbus weg wilde rijden. Vervolgens belde hij de eigenaar van het pand, [A]. [1]
Op 1 augustus 2014 werd [A] gebeld door [getuige] dat er een grijze bestelauto op de oprit van zijn woning aan de [adres ] te [plaats] stond. Aangekomen bij zijn woning zag [A] dat er een grijze bestelauto en twee mannen bij zijn woning stonden. In de grijze bestelauto zaten diverse goederen die hij herkende als zijn eigendom, onder andere: meerdere dozen met de naam van aangever daarop met daarin verlichtingsarmaturen, een airconditioning, een koffiezetapparaat. Hij zag dat de schuifpui aan de achterzijde van zijn woning en de garagedeur open waren gebroken. Zijn gehele woning en garage waren doorzocht en er waren goederen weggenomen. Uit de woning waren onder andere weggenomen: diverse stoelen, 4 boxen, een groot aantal speakers, een modelboot, twee toiletpotten welke aan de muur waren gemonteerd, diverse kranen en twee regendouchekoppen waren allen gedemonteerd en weggenomen, een airconditioning, dozen met verlichtingsarmaturen, tientallen paren schoenen, enkele zakken en dozen met kleding, meerdere lampen, diverse keukenmachines, twee wasmachines, een droogtrommel, een barbecue, een oven, een regendouche, een expansievat, een Mariabeeld, een voetenbank, een wastafel, een vloerverdeler, een stroomaggregaat, een openhaardstang, drie afstandsbedieningen en een koperen dakrand. Uit de garage was een CV ketel weggenomen. Ook de elektriciteitskast van het bubbelbad was gedemonteerd. Er waren veel meer goederen weggenomen dan in de bestelbus pasten. Aircoleidingen, de meterkast, het slot van de voordeur, de garagedeur en twee achterdeuren waren vernield. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] troffen op 1 augustus 2014 op de [adres ] twee mannen en een grijze bestelauto, merk Citroen, kenteken [kenteken], aan. De mannen bleken [medeverdachte] en [verdachte] te zijn. [3]
In de bestelauto, merk Citroen, kenteken [kenteken], werden onder andere aangetroffen: een vloerverwarming, een jas, diverse (buis)lampen, diverse dozen met lampen, een krukje, een compressor, 2 airco’s, een koffiezetapparaat, diverse dozen met onderdelen, een poetsmiddel voor leer, een fotocamera, een koelkast en twee creditcards op naam van [A] en [B]. [4] Voornoemde goederen werden door aangever [A] herkend als zijn eigendom. [5] Op de aangetroffen dozen stonden de naam en het adres van aangever [A]. [6]
(Bewijs)overwegingen
Verklaring verdachte.
Verdachte heeft -kort gezegd - verklaard dat hij en zijn medeverdachte op zoek waren naar schroot/oud ijzer. Hij dacht dat de spullen die zij in het busje hadden geladen weggegooid waren, nu deze buiten bij de woning lagen.
De rechtbank overweegt dat de goederen tot de inventaris van de woning van aangever [A] behoorden, welke de woning op dat moment liet opknappen. Onder de goederen, welke aangetroffen werden in de auto van verdachten, bevonden zich waardevolle goederen en persoonlijke eigendommen van aangever, zoals lampen, welke nog in dozen verpakt waren, met daarop de naam van aangever en een creditcard ten name van aangever. Het is niet aannemelijk dat dergelijke waardevolle goederen aangezien konden worden voor weggegooide spullen en dat deze buiten de woning lagen, waar ze blootgesteld werden aan de elementen.
Voorts volgt uit het dossier niet dat zich buiten de woning nog goederen bevonden, anders dan de goederen die in de auto van verdachten werden aangetroffen, welke afkomstig waren uit de woning. In de woning lagen nog diverse gedemonteerde onderdelen en dozen met daarin verlichtingsarmaturen, welke gelijk waren aan de dozen die in de auto van verdachten werden aangetroffen.
De auto van verdachten was tot de nok toe gevuld met goederen afkomstig uit de woning van aangever en het is niet aannemelijk dat de goederen, welke volgens verdachte buiten lagen, precies genoeg waren om de auto van verdachten helemaal te vullen.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, de verklaringen van verdachte volstrekt ongeloofwaardig en is van oordeel dat, nu een ander scenario niet aannemelijk is geworden, het verdachte is geweest die samen met zijn medeverdachte uit de woning van aangever een grote hoeveelheid goederen heeft weggenomen.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander op 1 augustus 2014 goederen uit de woning heeft weggenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 01 augustus 2014 te [plaats], gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres ] en uit een bij die woning behorende garage heeft weggenomen (respectievelijk)
meerdere lampen en armaturen, een kledingstuk, huishoudelijke apparaten en huishoudelijke gebruiksvoorwerpen (waaronder een airconditioning en een koffiezetapparaat ), een voetenbank en een vloerverdeler.
geheel of ten dele toebehorende aan [A];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
primair: diefstal door twee of meer verenigde personen.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair algehele vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging, indien de rechtbank tot een veroordeling komt ten aanzien van heling, bepleit verdachte een gevangenisstraf conform de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht op te leggen, met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met een ander een grote hoeveelheid goederen uit een woning weggenomen. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid en onrust bij de betrokkenen en in de maatschappij en veroorzaken overlast en financiële schade bij de slachtoffers.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst en de aard van het feit. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat het hier een uiterst brutale diefstal uit een woning betreft, waarbij verdachte samen met een ander op klaarlichte dag een grote hoeveelheid goederen met een aanzienlijke waarde uit de woning heeft gestolen.
Mede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, noodzakelijk is. De rechtbank zal daarvan één maand voorwaardelijk opleggen, teneinde te trachten verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder primair impliciet ten laste gelegde braak en/of verbreking;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: diefstal door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mrs. M.P. Glerum en
J.P.M. Schwillens rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 oktober 2014.
Mrs. M.P. Glerum en J.P.M. Schwillens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juli 2014 tot en met 01 augustus 2014 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres ])
en/of uit een (bij die woning behorende) schuur en/of garage en/of uit een (bij die woning behorende) tuinheeft weggenomen (respectievelijk)
twee, althans één toiletpot(ten),
meerdere, althans één, stoel(en),
meerdere, althans één, lamp(en) en/of armatu(u)r(en),
een modelboot,
meerdere kledingstukken en/of schoenen,
vier, althans één boxen,
een of meer huishoudelijke appara(a)t(en) en/of huishoudelijke gebruiksvoorwerp(en) (waaronder airconditioning en/of een cv-ketel en/of een keukenmachine(s) en/of wasmachine(s) en/of droogtommel en/of een koffiezetapparaat en/of een barbecue en/of een oven en/of twee, althans één regendouchekop(pen) en/of een regendouche en/of een expansievat),
een beeld,
meerdere, althans één, luidspreker(s),
meerdere, althans één, meubelstuk(ken) (waaronder een voetenbank en/of een wastafel),
een vloerverdeler,
een stroomaggregaat,
een openhaardstang,
meerdere, althans één, kra(a)n(en),
meerdere, althans één, afstandbediening(en), en/of
een koperen dakrand,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op één of meer tijdsdtippen in of omstreeks de periode van 18 juli 2014 tot en met 1 augustus 2014 te [plaats], gemeente [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (respectievelijk)
twee, althans één toiletpot(ten),
meerdere, althans één, stoel(en),
meerdere, althans één, lamp(en) en/of armatu(u)r(en),
een modelboot,
meerdere kledingstukken en/of schoenen,
vier, althans één boxen,
een of meer huishoudelijke appara(a)t(en) en/of huishoudelijke gebruiksvoorwerp(en) (waaronder airconditioning en/of een cv-ketel en/of een keukenmachine(s) en/of wasmachine(s) en/of droogtommel en/of een koffiezetapparaat en/of een barbecue en/of een oven en/of twee, althans één regendouchekop(pen) en/of een regendouche en/of een expansievat),
een beeld,
meerdere, althans één, luidspreker(s),
meerdere, althans één, meubelstuk(ken) (waaronder een voetenbank en/of een wastafel),
een vloerverdeler,
een stroomaggregaat,
een openhaardstang,
meerdere, althans één, kra(a)n(en),
meerdere, althans één, afstandbediening(en), en/of
een koperen dakrand,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 103.
2.Proces-verbaal van aangifte [A] met bijlage, pagina 90 en 91.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 26 en 27
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 135.
5.Proces-verbaal verhoor [A], pagina 133 en 134
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 26.