In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. De vrouw vorderde machtiging om de voormalige echtelijke woning te gelde te maken, omdat de man zijn verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant niet nakwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning nog steeds als gemeenschappelijk goed moet worden aangemerkt, ondanks dat deze verbintenisrechtelijk aan de man is toegescheiden. De vrouw heeft belang bij een spoedige verkoop van de woning, vooral omdat er een risico bestaat op executoriale verkoop door de hypotheeknemer. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een gewichtige reden is om de vrouw te machtigen de woning te verkopen, en heeft haar de bevoegdheid verleend om alle noodzakelijke handelingen te verrichten voor de verkoop. Tevens is bepaald dat de man verantwoordelijk blijft voor de hypothecaire schuld en de kosten in verband met de verkoop. De rechtbank heeft de man ook verplicht om zijn medewerking te verlenen aan het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schuld aan Best CreditLine B.V. De vorderingen van de vrouw zijn grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot het ontvangen van een gebruikersvergoeding.