ECLI:NL:RBMNE:2014:5376

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
C-16-358252 - HA ZA 13-924
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gelde maken van de woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. De vrouw vorderde machtiging om de voormalige echtelijke woning te gelde te maken, omdat de man zijn verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant niet nakwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning nog steeds als gemeenschappelijk goed moet worden aangemerkt, ondanks dat deze verbintenisrechtelijk aan de man is toegescheiden. De vrouw heeft belang bij een spoedige verkoop van de woning, vooral omdat er een risico bestaat op executoriale verkoop door de hypotheeknemer. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een gewichtige reden is om de vrouw te machtigen de woning te verkopen, en heeft haar de bevoegdheid verleend om alle noodzakelijke handelingen te verrichten voor de verkoop. Tevens is bepaald dat de man verantwoordelijk blijft voor de hypothecaire schuld en de kosten in verband met de verkoop. De rechtbank heeft de man ook verplicht om zijn medewerking te verlenen aan het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schuld aan Best CreditLine B.V. De vorderingen van de vrouw zijn grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot het ontvangen van een gebruikersvergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/358252 / HA ZA 13-924
Vonnis van 5 november 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M. Cortet,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. I.M. Redert.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 februari 2014;
  • de akte houdende vermeerdering en wijziging van eis, tevens houdende aanvullende producties van 29 augustus 2014;
  • de akte indiening producties van de man van 29 augustus 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 15 november 2006 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op 30 november 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoorde de voormalig echtelijke woning, gelegen aan het [adres] te [plaats]. Partijen hebben ten behoeve van de aankoop van deze woning een bedrag geleend en in dat verband een hypotheek op deze woning gegeven.
2.3.
De man bewoont de woning samen met zijn huidige echtgenote.
2.4.
Partijen hebben de gevolgen van hun echtscheiding vastgelegd in een echtscheidingsconvenant van 23 september 2006. Dit convenant bevat onder meer de volgende bepalingen:
“(…)
3.2
De echtelijke woning, de hypothecaire schuld en de levensverzekering:
“Het eigendom van de echtelijke woning gelegen aan het [adres] te [plaats] zal worden toegescheiden aan de man.
De drieSterrenHypotheek, waaronder de onder 2.2. beschreven deelleningen met nummers [nummer] (met inbegrip van de beleggingsverzekering “Financieel Vrijheidsplan”), [nummer] en [nummer] zullen worden toegescheiden aan de man. De levensverzekering met polisnummer [nummer], aangehouden bij Delta Lloyd Levensverzekering n.v., behorende bij de onder 2.2. bedoelde DrieSterrenHypotheek, leningdeel [nummer], zal eveneens worden toegescheiden aan de man.
De hierdoor ontstane onderbedeling van de man wordt door partijen aldus vastgesteld:
3.2.1
Vaststelling
De onderhandse verkoopwaarde van de echtelijke woning, vrij van huur en gebruik, wordt per datum ondertekening convenant op € 218.000,- geschat. Per datum ondertekening convenant bedroeg de resterende hypothecaire lening € 253.800,-.
3.2.2
Onderwaarde
Gelet op voormelde geschatte onderhandse verkoopwaarde, alsmede de resterende hypothecaire lening, bedraagt de onderwaarde van de echtelijke woning € 35.800,-.
3.2.3
Verevening
Partijen spreken af dat de onderwaarde aan de man wordt toegescheiden, en dat er geen verevening zal plaatsvinden.
(…)
3.7
De lening aan Best CreditLine b.v.:
Partijen komen overeen dat de bij Best CreditLine b.v. afgesloten lening, rekeningnummer [nummer], aan de man wordt toegescheiden. Als peildatum van de waarde van de verdeling geldt de datum van ondertekening van dit convenant. Het op dat moment bestaande saldo komt toe aan de man, ongeacht of het saldo positief of negatief is. Er zal terzake geen verevening plaatsvinden.
(…)

7.Medewerking

Partijen verplichten zich over en weer mee te werken aan het op naam stellen van die goederen en schulden die overeenkomstig de hiervoor omschreven regeling zijn verdeeld. Partijen zijn verplicht deze medewerking op het eerste verzoek daartoe te verlenen.”

2.5.
Het aandeel van de vrouw in de woning is tot op heden niet aan de man geleverd.
2.6.
De woning staat op dit moment (althans: stond ten tijde van de comparitie) te koop.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert samengevat dat de rechtbank (1) haar machtigt om de woning te gelde te maken, (2) bepaalt dat zij wordt aangewezen als vertegenwoordiger van de man in het bijzonder om namens de man een acceptabel bod op de woning te aanvaarden en voor het overige al datgene te doen wat voor de verkoop en levering van de woning noodzakelijk is (waaronder begrepen de bevoegdheid om de woning met de in te schakelen makelaar te betreden ten einde potentiele kopers rond te leiden), (3) bepaalt dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de vereiste toestemming en/of wilsverklaring van de man tot het in de verkoop geven van de woning bij een door haar in te schakelen makelaar, (4) bepaalt dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning vereiste toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man, (5) de man veroordeelt om de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de woning feitelijk zal worden geleverd aan een derde, (6) bepaalt dat een eventueel restant van de hypothecaire schuld, alle achterstanden ten aanzien van te betalen hypotheekrente en/of verplichte aflossingen met ingang van 13 januari 2007 alsmede alle kosten verband houdende met de verkoop van de woning voor rekening van de man komen, (7) bepaalt dat de man met ingang van 13 januari 2007 een gebruikersvergoeding aan de vrouw dient te betalen van € 514,- per jaar ofwel € 42,83 per maand, tot de datum waarop de woning aan een derde wordt geleverd of zoveel eerder of later als het gebruik van de man van de woning eindigt, (8) voor recht verklaart dat de man de schuld bij Best CreditLine B.V. als eigen schuld dient te dragen en te voldoen en dat hij de vrouw ter zake van deze schuld dient te vrijwaren (9) de man beveelt om zijn medewerking te verlenen aan het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schuld bij Best CreditLine B.V., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat hij hieraan niet voldoet en (10) de man veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
De vrouw heeft aangevoerd dat de man al jaren weigert om het convenant uit te voeren. Hij heeft volgens haar geen pogingen gedaan om de woning op zijn naam te zetten en om haar te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Omdat hij daartoe ruimschoots de gelegenheid heeft gehad en zij niet kan worden verplicht in een onverdeeldheid te blijven, dient de vrouw te worden gemachtigd om de woning mede namens de man te gelde te maken. Zij heeft hierbij óók belang omdat de hypotheeknemer in juli 2011 het gehele bedrag van de hypothecaire geldlening, inclusief de achterstand in rentebetalingen, van partijen heeft opgeëist en in dat verband beslag heeft gelegd op haar inkomen. Om een executoriale verkoop te voorkomen, heeft de man de woning middels tussenkomst van de makelaar, en zonder overleg met de vrouw, in december 2011 te koop gezet voor een bedrag van € 289.500,-. Hoewel de prijs in september 2013, wederom zonder overleg met de vrouw, met € 10.000,- is verlaagd, is de prijs volgens de vrouw te hoog en de woning daarom onverkoopbaar. Over een verlaging van de prijs valt met de man niet te praten. Hierbij komt dat de woning niet via Funda wordt aangeboden en men er alleen achter kan komen dat de woning te koop wordt aangeboden als er gericht (door het intikken van het adres) op google wordt gezocht. De foto’s die dan in beeld verschijnen, zijn volgens de vrouw zó onaantrekkelijk, dat de woning ook hierdoor niet snel zal worden verkocht. Daarnaast bestond er in augustus 2013 weer een achterstand in de betaling van de hypotheekrente. Dit kan tot gevolg hebben dat de bank de woning (alsnog) executoriaal verkoopt. De vrouw heeft voorts gesteld dat de man op grond van artikel 3.7 van het convenant de schuld aan Best CreditLine b.v. dient te dragen en dat in artikel 7 van het convenant is bepaald dat hij deze lening op zijn naam moet zetten. Ook deze verplichtingen is de man niet nagekomen. Hij moet daarom worden bevolen om zijn medewerking te verlenen aan het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw voor deze schuld. Tot slot dient de man volgens de vrouw een vergoeding voor het gebruik van de woning aan haar te voldoen.
3.3.
De man voert verweer. Hij heeft aangevoerd dat hij wel heeft geprobeerd om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te laten ontslaan, maar dat dit gezien zijn inkomen niet is gelukt. De vrouw heeft tegen de situatie die daardoor ontstond, nooit bezwaar gemaakt. Pas in september 2013 ontving hij een brief van haar advocaat. De man wil de hypothecaire lening op naam van zijn huidige echtgenote laten zetten. In augustus 2012 heeft hij vernomen dat dit toen nog niet mogelijk was omdat zijn echtgenote in verband met twee oude schulden een BKR registratie heeft. Als deze registratie vervalt, staat niets aan een overneming van de hypothecaire schuld in de weg. De vrouw zal dan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld kunnen worden ontslagen. Ondanks zijn wens om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen, heeft de man de woning drie jaar geleden te koop gezet. Anders dan de vrouw stelt, is de vraagprijs niet irreëel, omdat de waarde van de woning is getaxeerd op € 275.000,-. De man heeft daarnaast inmiddels op verzoek van de vrouw een andere makelaar ingeschakeld. Volgens de man heeft de vrouw gezien het voorgaande geen belang bij haar vordering om haar te machtigen de woning te gelde te maken. De man heeft voorts aangevoerd dat de vrouw de schuld aan Best Credit Line bij helfte moet dragen. De afspraak uit het convenant dat hij deze schuld voor zijn rekening dient te nemen, geldt alleen als de vrouw kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld en hij het aandeel van de vrouw in de woning kan overnemen. Bovendien is hij niet bij machte om af te dwingen dat Best Credit Line de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslaat.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Machtiging te gelde maken woning
4.2.
De rechtbank overweegt dat de rechter die ter zake van een vordering tot verdeling bevoegd zou zijn, een deelgenoot op diens verzoek op grond van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om een gewichtige reden kan machtigen om het gemeenschappelijke goed te gelde te maken.
4.3.
Vaststaat dat het aandeel van de vrouw in de woning niet is geleverd aan de man, zodat de woning moet worden aangemerkt als een gemeenschappelijk goed. Dat partijen de woning, zoals hierna zal worden overwogen, (verbintenisrechtelijk) al wel hebben toebedeeld aan de man, doet hieraan niet af. Beoordeeld moet daarom worden of er een gewichtige reden bestaat om de vrouw de door haar beoogde machtiging te verlenen. In dat verband overweegt de rechtbank dat partijen het convenant acht jaar geleden hebben gesloten en dat het de man al die tijd niet is gelukt om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schuld te doen ontslaan. Dat hij hierin binnen afzienbare tijd alsnog zal slagen, is niet komen vast te staan. Integendeel: onduidelijk is wanneer de BKR-registratie van zijn huidige echtgenote komt te vervallen en het is daarnaast de vraag of de man en zijn echtgenote op basis van hun inkomens in staat zullen zijn de hypothecaire schuld te dragen. De man heeft hierin geen inzicht gegeven. Daarbij komt dat de vrouw ter comparitie heeft opgemerkt dat ook de man een BKR- registratie heeft. De man heeft dit niet betwist. Ook over de BKR-registratie, en over de gevolgen die dit heeft voor de mogelijkheid om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen, heeft de man geen duidelijkheid verschaft. Van de vrouw kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden verlangd dat zij nog langer in een onverdeeldheid blijft, terwijl er geen duidelijkheid bestaat over de vraag of de man haar aandeel in de woning kan overnemen en het onzeker is of zij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld kan worden ontslagen. Daarbij komt dat de man in het verleden een achterstand in de betalingen van de hypotheekrente heeft laten ontstaan, hetgeen kan leiden tot een executoriale verkoop van de woning door de bank. De vrouw heeft er een gerechtvaardigd belang bij om van dit risico te worden bevrijd. Weliswaar heeft de man de woning drie jaar geleden zelf te koop gezet, maar als onbetwist staat vast dat de woning niet op Funda staat vermeld, hetgeen een spoedige verkoop niet bevordert. Ook heeft de man de indruk gewekt dat hij niet van plan is de vrouw bij het verkoopproces te betrekken. Niet alleen heeft hij de woning, zonder haar daarin te kennen en (dus ook) zonder haar toestemming, te koop gezet, ook heeft hij zelf de vraagprijs bepaald. Hij was hiertoe op grond van artikel 3:170 BW niet alleen bevoegd. Zoals hierna zal worden overwogen, is hij weliswaar met uitsluiting van de vrouw gerechtigd tot de opbrengst van de woning, maar omdat de vrouw mede-eigenaar is en belang heeft bij een spoedige verkoop, heeft de hoogte van de vraagprijs van de woning ook voor haar gevolgen.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat er een gewichtige reden is om de vrouw te machtigen de woning te gelde te maken. Zij heeft belang bij een spoedige verkoop. Het belang van de man om de woning te blijven bewonen, of om in ieder geval gedurende nog een periode te bekijken of hij het aandeel van de vrouw in de woning kan overnemen, moet hiervoor wijken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de man de mogelijkheid om ter comparitie met de vrouw afspraken over de verkoop van de woning te maken, onbenut heeft gelaten. Omdat de vrouw te kennen gaf dat de woning bij de op dit moment betrokken makelaar in de verkoop kan blijven, zolang zij maar bij de verkoop zal worden betrokken en partijen afspraken zouden kunnen maken over de te hanteren vraagprijs, is met partijen besproken dat zij zich ten aanzien van de vraagprijs en verkoopprijs naar de adviezen van deze makelaar zouden kunnen richten. De man heeft echter te kennen gegeven dat hij de prijs zelf wil bepalen, zodat partijen over de verkoop van de woning geen overeenstemming hebben kunnen bereiken.
4.5.
De vordering van de vrouw onder 1 zal gezien het voorgaande worden toegewezen, in die zin dat zij zal worden gemachtigd om de woning te gelde te maken en in dat kader alles te doen wat voor de verkoop noodzakelijk is. Ook de vordering onder 2 zal in die zin worden toegewezen. De rechtbank zal hieraan echter de voorwaarde verbinden dat de vrouw de woning niet voor een lagere prijs dan het bedrag van de (oorspronkelijke, bij levering van de woning aan partijen bestaande) hypothecaire schuld mag verkopen. De vrouw heeft gesteld dat deze schuld € 253.800,- bedroeg. Slechts indien de vrouw een verklaring van de bij de verkoop te betrekken makelaar aan de man kan overhandigen waaruit blijkt dat de woning voor een prijs van € 253.800,- niet te verkopen valt, kan de vrouw de woning voor een lagere, door de makelaar geadviseerde, prijs verkopen. De vrouw dient ook ter zake van dit advies een verklaring van de makelaar aan de man te verstrekken. Waar de vrouw heeft gevorderd om haar (kort gezegd: in het kader van de verkoop) aan te wijzen als vertegenwoordiger van de man, zal dit gedeelte van de vordering onder 2 worden afgewezen wegens gebrek aan belang. Indien de vrouw in het kader van de te verlenen machtiging handelt, wordt zij namelijk geacht dit mede namens de man te doen. In die zin kan zij als zijn vertegenwoordiger worden aangemerkt. De vorderingen onder 3, 4 en 5 zullen worden toegewezen, nu de man hiertegen als zodanig geen verweer heeft gevoerd.
Draagplicht voor de hypothecaire schuld en makelaarskosten
4.6.
De vrouw heeft aangevoerd dat de woning in het convenant toegescheiden is aan de man en dat zij hierin geen verandering wenst te brengen. Volgens haar komt de opbrengst van de woning daarom geheel ten goede aan de man en dient hij de hypothecaire schuld in de onderlinge verhouding van partijen te dragen. Zij heeft in dit verband gevorderd dat de rechtbank bepaalt dat een eventueel restant van de hypothecaire schuld, alle achterstanden betreffende de hypotheekrente en/of verplichte aflossingen met ingang van 13 januari 2007 en alle kosten in verband met de verkoop en levering voor rekening van de man komen. De rechtbank overweegt dat de vrouw kennelijk betoogd dat hoewel de woning niet goederenrechtelijk is toebedeeld aan de man omdat haar aandeel in de woning niet aan de man is geleverd (en zij dus nog mede-eigenaar is), partijen de woning verbintenisrechtelijk wel hebben verdeeld. Zij heeft opgemerkt dat zij het convenant niet heeft ontbonden. De man heeft aangevoerd dat als de woning moet worden verkocht, partijen een gelijk aandeel in de woning hebben. Zij zullen de schuld uit hoofde van de hypothecaire geldlening in dat geval ook bij helfte moeten dragen en de makelaarskosten moeten delen. De rechtbank volgt de man hierin niet. Partijen hebben in het convenant vastgelegd dat de woning zou worden toegescheiden aan de man en zij hebben de woning verbintenisrechtelijk dus verdeeld. Hoewel het aandeel van de vrouw in de woning niet aan de man is geleverd en de vrouw daarom nog steeds mede-eigenaar is van de woning, komt de opbrengst van de woning haar gezien het voorgaande niet toe. Ook is zij in de onderlinge verhouding van partijen niet draagplichtig voor de hypothecaire schuld en mogelijke achterstanden betreffende de hypotheekrentebetalingen. Partijen hebben in artikel 3.2. ook vastgelegd, zij het in andere bewoordingen, dat de man deze schuld zal dragen. Dat het de bedoeling van partijen was dat zij deze schuld (en de andere in het convenant genoemde schulden) bij helfte zouden dragen als het aandeel van de vrouw in de woning niet aan de man zou worden geleverd, zoals de man heeft gesteld, is niet komen vast te staan. De vrouw heeft dit namelijk betwist en de man heeft zijn stelling niet onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van de vrouw onder 6 daarom toewijzen.
Gebruikersvergoeding
4.7.
De vordering van de vrouw onder 7 om (kort gezegd) te bepalen dat de man een gebruikersvergoeding aan haar dient te voldoen, zal worden afgewezen. Zoals hiervoor overwogen, hebben partijen de woning middels het convenant verdeeld. Hoewel hieraan goederenrechtelijk geen uitvoering is gegeven en partijen dus nog beiden eigenaar zijn van de woning, is duidelijk dat partijen hebben beoogd dat de man de waarde van de woning zou toekomen. Hiermee strookt niet dat de vrouw aanspraak kan maken op een vergoeding voor het door haar gemiste genot van de woning.
Schuld aan Best CreditLine B.V.
4.8.
De vrouw heeft aangevoerd dat partijen ook hebben afgesproken dat de man de schuld aan Best CreditLine B.V. zou dragen. Zij heeft in dit verband gewezen op artikel 3.7. van het convenant. Zoals hiervoor weergegeven, heeft de man gesteld dat het de bedoeling was van partijen dat zij de in het convenant genoemde schulden (dus ook die aan Best CreditLine B.V.) bij helfte zouden dragen als het aandeel van de vrouw in de woning niet aan hem zou worden geleverd. Nu de vrouw dit (zoals hiervoor al overwogen) heeft betwist en de man deze stelling niet heeft onderbouwd, zal de rechtbank voor recht verklaren dat de man deze schuld in de onderlinge verhouding dient te dragen. De vordering van de vrouw onder 8 zal in zoverre worden toegewezen. Hetgeen de vrouw onder 8 overigens heeft gevorderd, zal worden afgewezen. Het is onduidelijk wat de vrouw met “vrijwaren” bedoelt en het is ook geen juridische term. De rechtbank overweegt wel dat waar wordt bepaald dat de man een schuld moet dragen, dit impliceert dat hij hierop ook aflost en dat hij dus dient te voorkomen dat de schuldeiser betaling vordert van de vrouw. De rechtbank vat de vordering om de man te bevelen om zijn medewerking te verlenen aan het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld, op als een vordering om de man te veroordelen om Best CreditLine B.V. schriftelijk om dit ontslag te verzoeken. De rechtbank zal deze vordering toewijzen, nu de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd. De man heeft namelijk slechts opgemerkt dat het niet in zijn macht ligt om dit ontslag af te dwingen. Dit is ook niet wat de vrouw vraagt. De rechtbank zal de man veroordelen om Best CreditLine binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis schriftelijk te verzoeken de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld te ontslaan en de vrouw binnen eenentwintig dagen na de datum van dit vonnis een kopie van de desbetreffende brief of e-mail te overhandigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-.
Proceskosten
4.9.
Nu partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd zoals hierna te vermelden. De vordering van de vrouw om de man in de proceskosten te veroordelen, zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
machtigt de vrouw om de woning gelegen aan het [adres] te [plaats] te gelde te maken, onder de voorwaarde dat de woning voor ten minste € 253.800,- (althans een bedrag gelijk aan de oorspronkelijke hypothecaire schuld) wordt verkocht en om in dit verband alles te doen wat voor de verkoop van deze woning noodzakelijk is. Indien de vrouw een verklaring van de bij de verkoop te betrekken makelaar aan de man kan overhandigen waaruit blijkt dat de woning voor de prijs van € 253.800,- niet kan worden verkocht, strekt de machtiging zich uit tot de verkoop voor een lagere prijs, mits deze prijs door de makelaar wordt geadviseerd. De vrouw dient in dat geval over dit advies ook een verklaring van de makelaar aan de man te verstrekken;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man tot het in de verkoop geven van de woning bij een door de vrouw in te schakelen makelaar;
5.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
5.4.
veroordeelt de man om de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de woning zal worden geleverd aan een derde;
5.5.
verklaart voor recht dat de man een eventueel restant van de hypothecaire schuld en alle achterstanden ten aanzien van de hypotheekrente en/of verplichte aflossingen (voor zover ontstaan na 13 januari 2007) alsmede de kosten in verband met de verkoop en levering van de woning in de onderlinge verhouding van partijen dient te dragen;
5.6.
verklaart voor recht dat de man de schuld aan Best CreditLine B.V. in de onderlinge verhouding van partijen dient te dragen;
5.7.
veroordeelt de man om Best CreditLine B.V. binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis schriftelijk te verzoeken de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schuld aan Best CreditLine B.V. te ontslaan en de vrouw binnen eenentwintig dagen na de datum van dit vonnis een kopie van de desbetreffende brief of e-mail te overhandigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van het bepaalde onder 5.5. en 5.6.;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2014. [1]

Voetnoten

1.type: AFH