Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 juli 2014,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2014, met daaraan gehecht de brief van mr. Luijer van 13 oktober 2014 met correcties op het proces-verbaal.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer in conventie
4.De vordering en het verweer in reconventie
5.De beoordeling
in conventie en reconventie
€ 15.500,00 per jaar bedraagt. [gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat [eiser] nooit is uitgesloten van het gebruik van het perceel en dat [eiser] uit eigen vrijwillige beweging nooit naar het perceel heeft omgekeken. Subsidiair wijst [gedaagde] erop dat [eiser] pas voor het eerst bij dagvaarding aanspraak heeft gemaakt op deze vergoeding, zodat van terugwerkende kracht geen sprake kan zijn. Bovendien betwist [gedaagde] dat hij verrijkt is door het gebruik van het perceel, nu hij er geen voordeel uit gehaald heeft, noch nadeel heeft afgewend.
6.De beslissing
3 december 2014voor uitlating beide partijen met betrekking tot het bepaalde in rechtsoverweging 5.7;