ECLI:NL:RBMNE:2014:5791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
UTR 14/6005
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. drs. R. in 't Veld
  • mr. E.T. Timmerman-Roosjen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning reconstructie A1 en N525 te Laren

Op 13 november 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 14/6005, waarin het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor de reconstructie van de op- en afritten ter plaatse van de A1 en de N525 te Laren ongegrond is verklaard. Eiser had vraagtekens geplaatst bij de noodzaak, aard en ruimtelijke gevolgen van de reconstructie. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om af te wijken van de bestemmingsplanregels, aangezien het bouwplan was voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Diverse rapporten en onderzoeken toonden aan dat er bij de huidige verkeersdruk sprake was van onvoldoende capaciteit, wat de noodzaak voor de reconstructie bevestigde. Ook de toename van geluid en fijnstof viel binnen de wettelijk vastgestelde normen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de belangen van de reconstructie zorgvuldig had afgewogen tegen die van omwonenden.

Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiser had aangevoerd dat de beroepstermijn op 3 november 2014 eindigde, waarna de omgevingsvergunning onherroepelijk zou zijn. De vergunninghouder had aangegeven dat de aanbesteding van het project bijna was afgerond en dat hij snel met de werkzaamheden wilde beginnen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het verzoek niet voldoende spoedeisend was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 november 2014, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/6005
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 november 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigden: mr. J.H.C. Ariës en A.S.B. Bijvoet)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren, verweerder
(gemachtigde: W. Verbeek)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de provincie Noord Holland, te Haarlem, gemachtigde: mr. A.F.P. van Mierlo, D.J.M. Janmaat, R.A. Kramer, P.R. Vos, J.A.M. van Wijk en W. Derksen).

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de Provincie Noord-Holland een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening, bouwen en uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de Hilversumseweg/N525 te Laren.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen
Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn gezamenlijk behandeld ter zitting op 30 oktober 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is verschenen bij zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting zijn de zaken weer gesplitst. In de zaken zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Met betrekking tot het spoedeisend belang heeft verzoeker in zijn verzoekschrift naar voren gebracht dat de beroepstermijn op 3 november 2014 eindigt, waarna de verleende omgevingsvergunning in beginsel onherroepelijk is en vergunninghouder op korte termijn met (voorbereiding van) de werkzaamheden zal kunnen starten.
3. Ter zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat de aanbesteding van het project nagenoeg is afgerond en dat hij zo spoedig als mogelijk met de (voorbereidende) werkzaamheden wil beginnen, zodat deze voor aanvang van het broedseizoen kunnen worden voltooid. Gelet op deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig.
4. Na afloop van de zitting, waarbij zowel het verzoek om voorlopige voorziening als het beroep inhoudelijk zijn behandeld, is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank heden dan ook uitspraak gedaan op het beroep, bij deze rechtbank bekend onder procedurenummer 14/6006.
5. Gelet op het in die uitspraak overwogene ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. R. in 't Veld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. Timmerman-Roosjen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.