Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
de provincie Noord Holland, te Haarlem, gemachtigde: mr. A.F.P. van Mierlo, D.J.M. Janmaat, R.A. Kramer, P.R. Vos, J.A.M. van Wijk en W. Derksen).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 13 november 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 14/6005, waarin het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor de reconstructie van de op- en afritten ter plaatse van de A1 en de N525 te Laren ongegrond is verklaard. Eiser had vraagtekens geplaatst bij de noodzaak, aard en ruimtelijke gevolgen van de reconstructie. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om af te wijken van de bestemmingsplanregels, aangezien het bouwplan was voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Diverse rapporten en onderzoeken toonden aan dat er bij de huidige verkeersdruk sprake was van onvoldoende capaciteit, wat de noodzaak voor de reconstructie bevestigde. Ook de toename van geluid en fijnstof viel binnen de wettelijk vastgestelde normen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de belangen van de reconstructie zorgvuldig had afgewogen tegen die van omwonenden.
Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiser had aangevoerd dat de beroepstermijn op 3 november 2014 eindigde, waarna de omgevingsvergunning onherroepelijk zou zijn. De vergunninghouder had aangegeven dat de aanbesteding van het project bijna was afgerond en dat hij snel met de werkzaamheden wilde beginnen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het verzoek niet voldoende spoedeisend was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 november 2014, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.