AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Verkrachting van een vrouw in Zutphen met DNA-bewijs
Op 19 november 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 55-jarige man uit Deventer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor de verkrachting van een vrouw op 1 oktober 1996 in Zutphen. De vrouw, die op weg was naar het station, werd door twee mannen in een auto gedwongen en op een parkeerplaats verkracht. In 2013 werd het DNA van de verdachte, na een eerdere veroordeling, opgenomen in de DNA-databank. Het Nederlands Forensisch Instituut vond een match tussen het DNA van de verdachte en het DNA dat was veiliggesteld bij de verkrachting. Deze match werd ondersteund door getuigenverklaringen van mensen die het slachtoffer kort na het incident hebben gezien.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden, wat leidde tot langdurige en traumatische gevolgen voor de vrouw. Deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan zwakzinnigheid, wat de rechtbank heeft meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, gezien de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer.
De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de schade werd vastgesteld op € 1.750,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de verkrachting. De verdachte werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan het slachtoffer, evenals de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende Eindproces-verbaal onderzoek TGO ALFA / 06TCC14001, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 245). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 2 oktober 1996, opgemaakt door verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie IJsselstreek-Midden, opgenomen op pagina 23 tot en met 25.
3.Het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium van het ministerie van justitie d.d. 16 december 1996, opgemaakt door drs. A.D. Kloosterman en ing. P. van den Hoven, opgenomen op pagina 43 tot en met 46, met name pagina 45.
4.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 augustus 2013, met bijlage, opgemaakt door A.I. Berghout, MSc, opgenomen op pagina 19 tot en met 22.
5.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 maart 2014, opgemaakt door drs. ing. T.J.P. de Blaeij, opgenomen op pagina 151 en 152.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 21 januari 2014, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk hoofdagent en brigadier van Politieregio Noord- en Oost-Gelderland, opgenomen op pagina 67 tot en met 73, met name pagina 69 en 70.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verbalisant 1] d.d. 16 januari 2014, opgemaakt door verbalisant[verbalisant 5], inspecteur bij de Politie-eenheid Oost TGO Coldcase, opgenomen op pagina 53 tot en met 57, met name pagina 54.