4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit (medeplegen van poging doodslag dan wel zware mishandeling)
De rechtbank heeft uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit, de poging tot doodslag dan wel zware mishandeling, heeft gepleegd. In het bijzonder gelet op de verklaringen van de getuigen die zich in het dossier bevinden, de plaats van het doorschot op het dak van de personenauto, merk Renault, en de omstandigheid dat het slachtoffer [slachtoffer 1] zich op het moment van het schot hoogstwaarschijnlijk al achter of bijna achter zijn auto bevond, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte opzettelijk in de richting van [slachtoffer 1] heeft geschoten.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Waarnemingen vóór de poging overval, bedreiging (feit 3)
Op 24 mei 2011 reed getuige/aangever [slachtoffer 1] als bestuurder, samen met zijn collega de [slachtoffer 2] in zijn auto, een Renault Megane, over de Bosstraat te Driebergen nabij de Rabobank aldaar. Hij zag twee mannen, met allebei een lichtgekleurde doek voor hun gezicht over hun neus opgetrokken, op een scooter rijden. De twee mannen droegen donkere kleding, één van hen droeg een lichtblauw jack en beiden droegen een donkere zonnebril en sportschoenen. Hij keerde zijn auto en reed terug in de richting van de bank en zag dat de scooter met één man erop voor de Rabobank stond, de man stond met de scooter tussen zijn benen. Hij zag beweging in de Rabobank en maakte daaruit op dat de tweede man in de bank was en dat er een overval gaande was. [slachtoffer 1] stopte voor de bank, op een afstand van ongeveer vijf meter van de man met de scooter en keek de man recht aan. De man keek terug en trok een vuurwapen uit zijn broeksband. Hij schrok hiervan en hij reed gelijk weg. Hij reed iets verder, stopte om de hoek en liet [slachtoffer 2] uit de auto stappen en zei haar 112 te bellen. [slachtoffer 1] zei tegen [slachtoffer 2] dat hij terug zou gaan en zou proberen ze tegen te houden.
Getuige/aangeefster [slachtoffer 2] reed op 24 mei 2011 samen met haar collega [slachtoffer 1] in diens auto in Driebergen, nabij de Rabobank. Zij zag twee mannen op een scooter. Beide mannen hadden witte bedekking voor hun mond en neus en ze droegen allebei een donkere zonnebril. De scooter stopte voor de Rabobank en één man liep de bank in. Zij hoorde een harde knal. Zij zag dat de man bij de scooter een vuurwapen vanuit zijn broek pakte. Zij zag dat de man het vuurwapen op hen richtte. Zij was bang dat hij op hen zou schieten. [slachtoffer 1] gaf gas en reed de hoek om en stopte de auto. [slachtoffer 2] stapte uit en liep achter een woning. Ze hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat hij terug moest om de daders te pakken.
Op de beelden van de beveiligingscamera 2 en 3 van de Rabobank aan de Bosstraat te Driebergen-Rijssenburg is te zien dat op 24 mei 2011 om 11.14.37 uur een donkere scooter komt aangereden met daarop één persoon, gekleed in een lichtblauw jack met capuchon, capuchon over het hoofd, onder de capuchon een baseballpet en met iets wits over mond en neus.
De poging overval ( feit 1).
Op de beelden van de beveiligingscamera’s 3 en 4 van de Rabobank aan de Bosstraat te Driebergen-Rijssenburg is te zien dat op 24 mei 2011 om 11.14.33 uur een man de Rabobank binnen komt lopen die gekleed is in een donkere jas en broek met een baseballpet op zijn hoofd en iets wits over zijn mond en neus. Hij heeft een zwart cilindervormig voorwerp met twee handen vast en loopt naar een deur. Hij maakt vervolgens een zwaaiende beweging richting de deur.
De persoon met de lichtblauwe jas die buiten bij de scooter stond komt vervolgens meermalen de Rabobank binnen en kijkt verschillende keren de -inmiddels openstaande- deur in.
Op 24 mei 2011 omstreeks 11.15 uur was aangeefster/getuige [slachtoffer 4] werkzaam in het afgesloten waardegebied van de Rabobank aan de Bosstraat in Driebergen om van het waardetransport Brinks bestellingen in ontvangst nemen en waardezakken af te geven. Brinks stond met de geldwagen bij het luik van het waardegebied. Zij hoorde een aantal harde knallen en zag dat een man via de opengebroken deur vanuit de Rabobank het waardegebied binnenkwam. De man had een licht getint uiterlijk en was circa 1.75 à 1.80 meter lang, hij droeg op zijn hoofd een zwarte baseballpet, hij had een zonnebril op met doorlopend montuur en zwarte glazen, over zijn neus zat een witte doek gebonden en hij was gekleed in een zwart bomberjack. De doek was over zijn neus en tussen zijn bril gebonden, er was nog wel een stukje huid zichtbaar. In zijn hand had hij een zwart pistool. Hij riep: “Geef mij de zakken, dit is echt” en “Geld, geld of andere zaken”. Hij richtte het pistool steeds op haar en zij dacht dat hij ook echt ging schieten. Zij voelde zich flink bedreigd. Zij zei dat de zakken nog in de safetylocker lagen. Zij voerde de code bij de safetylocker in en zei dat het 10 minuten duurde voordat deze openging. De man probeerde de safetylocker te openen wat niet lukte. Hierop liep de man weg.
Getuige [getuige 1]en getuige [getuige 2]zien op 24 mei 2011 dat een man met een voorwerp, een zogenoemde “bonk”, op de deur die toegang geeft tot het waardegebied van de Rabobank te Driebergen, staat te bonken.
Namens de Rabobank is aangifte van de (poging) overval gedaan.
De vlucht, poging doodslag/zware mishandeling (feit 2.)
Op de beelden van de beveiligingscamera 4 van de Rabobank aan de Bosstraat te Driebergen-Rijssenburg is te zien dat op 24 mei 2011 om 11.15 uur de persoon met de lichtblauwe jas weer de Rabobank binnen komt lopen en in de richting van de open deur loopt. Dan komt de man met de donkere jas uit die deur naar buiten en lopen de personen samen naar de uitgang.
Op beveiligingscamera 2 is te zien dat om 11.15.51 uur de man met de lichtblauwe jas de Rabobank komt uitgelopen en als bestuurder op de scooter stapt. Om 11.15.52 uur komt de man met de donkere jas de Rabobank uitgelopen en stapt als passagier achter op de scooter bij de man met de lichtblauwe jas. De bestuurder van de scooter rijdt daarop weg met de passagier achterop.
Aangever [slachtoffer 1] was, nadat hij [slachtoffer 2] had laten uitstappen, terug gereden naar de Rabobank en zag een geldwagen van Brinks naast de Rabobank, die op zo’n veertig meter afstand van zijn auto tot stilstand kwam. Hij had geen zicht op de voorkant van de bank, waar de scooter stond, maar zag ineens dat de scooter met de eerder door hem genoemde twee mannen recht op hem af kwam rijden. Aangever wilde hen tot stoppen dwingen door zijn auto op de weg te zetten en stuurde daartoe in de (rij)richting van de scooter en ramde de scooter daarbij aan de zijkant. Door de aanrijding kwamen beide mannen los van de scooter, kwamen op zijn motorkap terecht en rolden vervolgens van de motorkap op de grond. Beide mannen stonden vrij snel weer op. [slachtoffer 1] deed zijn portier open en stapte met één been uit zijn auto uit zijn auto en zag dat beide mannen tijdens het opstaan ieder een vuurwapen trokken en op hem richtten. Hij sprintte naar de achterzijde van zijn auto en hoorde toen een schot. Hij zocht dekking achter de auto. Hij keek door de achterruit en zag dat de mannen hem achterna liepen. Hij rende weg en zag toen hij omkeek dat beide mannen in zijn auto zaten, waarvan de motor nog draaide. Op dat moment kwam de geldwagen achteruit rijden en is hij achter die geldauto weggevlucht.
De geldauto ramde zijn auto. Vervolgens zag hij dat beide mannen wegrenden en dat een geüniformeerde politieagent achter de twee mannen aanrende.
Getuige [slachtoffer 2] belde 112 en terwijl zij belde hoorde zij meerdere knallen, ze dacht schoten. Toen ze niets meer hoorde is ze achter de woning waar ze stond vandaan gekomen en zag ze de auto van haar collega staan en een scooter op de grond liggen. Naast de scooter lag een kapotte zonnebril.
Getuige [getuige 3] zag dat op 24 mei 2011 twee jongens uit de richting van een scooter die op de Bosstraat te Zeist lag, recht voor een Renault Megane gingen staan. Hij zag dat een van de jongens een pistool op de Renault richtte en schoot. Vervolgens hoorde hij een soort geluid alsof er iets afketste op de Renault. Hij zag de bestuurder van de Renault vluchten en zag beide jongens in de Renault stappen. Vervolgens reed een geldauto tegen de Renault aan. Beide jongens stapten uit de Renault en renden weg. Eén van de jongens verloor bij de Renault een zwart petje.
Getuige [getuige 4] was op 24 mei 2011 bezig met schoonmaakwerkzaamheden in de woning aan de [adres] in Driebergen tegenover de Rabobank. Zij verklaarde dat zij op straat een grijze auto (de rechtbank begrijpt dat hier de auto van aangever [slachtoffer 1] wordt bedoeld) zag staan. Zij stond achter het raam van haar woning en op het moment dat zij een schot hoorde, hoorde zij het geluid van glasspetters.
In het dak van de Renault Megane van aangever [slachtoffer 1] zit, nabij de voorruit een gat, net voor en door de dakrail. Dit wordt herkend als een doorschot van een afgeschoten projectiel uit een vuurwapen. Op de openbare weg lag achter de geldtransportwagen één huls. In het dubbelglas van de ruit van de woonkamer van perceel [adres] zat ongeveer in het midden op ca. 225 cm hoogte een doorschot van een projectiel. Op de vloer in de woonkamer werd een beschadigd volmantel projectiel aangetroffen.
Vanuit een ruimte boven de bank zijn met een mobiele telefoon filmbeelden gemaakt. Op de beelden is zichtbaar dat twee mannen uit een Renault stappen. Eén van de mannen draagt een donkere jas en een pet. De tweede man heeft kort donker tot zwart haar en draagt een helderblauwe jas, een donkere broek en lichte sportschoenen met zwart op de bovenzijde. Voorts is bij deze man een witte doek/sjaal zichtbaar die zijn neus en de onderkant van zijn gezicht bedekt.
Door een getuige is direct na de poging overval een foto van beide personen op de scooter gemaakt. Op de foto is te zien dat de bestuurder gekleed is in, onder andere, een (helder)blauwe jas met capuchon, een blauwe broek, witte schoenen met donkere vlekken, een pet, en dat hij een witte doek voor zijn gezicht heeft en handschoenen draagt. De passagier is onder andere gekleed in een zwarte jas, zwarte broek, donkere schoenen met witte vlakken, een pet en draagt handschoenen en een witte doek voor zijn gezicht. Eén hand (met grijze handschoen) wordt voor het gezicht gehouden waardoor slechts een klein stuk van de witte doek zichtbaar is.
Achtervolging, poging afpersing/diefstalauto met geweld (feit 4.)
Op 24 mei 2011 omstreeks 11.20 uur kreeg verbalisant[verbalisant 1] de melding van een overval met een wapen op de Rabobank in Driebergen. Hij was ongeveer een minuut later ter plaatse. Hij hoorde een man zeggen dat hij was bedreigd met een vuurwapen en dat ze linksaf waren gelopen over de Bosstraat in de richting van de Arnhemse Bovenweg. [verbalisant 1] zag twee personen op een afstand van ongeveer 30 meter van hem weg rennen. Ze renden vanuit de richting van de Rabobank over de Bosstraat in de richting van de Arnhemse Bovenweg. Eén man was gekleed in onder andere een zwarte gewatteerde jas tot op de heupen, zwarte broek, donkere schoenen en een baseball pet, nader verdachte 1 genoemd. De andere man was gekleed in onder andere een lichtblauwe jas met een capuchon en een lichtkleurige spijkerbroek, nader verdachte 2 genoemd. [verbalisant 1] trok zijn dienstwapen en richtte dat op de twee verdachten en zei luid tegen hen: ‘politie, staan blijven of ik schiet’. Hij riep dit meerdere keren. Beide verdachten keken achterom maar renden verder. Hij volgde de verdachten. De beide verdachten renden linksaf het fietspad op dat de Bosstraat met Park Seminarie verbindt. Verbalisant vorderde de fiets van een voorbijgangster om achter de verdachten aan te gaan. Hij zag dat beide verdachten naar een man toe renden (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 3]) die bij een personenauto met geopende achterklep stond. Verdachte 2 pakte de man aan de voorzijde ter hoogte van zijn borst vast en maakte met zijn andere arm een voorwaartse beweging naar de borst en hield vervolgens zijn hand dicht bij de borst van de man. De man deinsde achteruit en hield daarbij zijn handen enigszins omhoog. De beide verdachten renden verder weg over het Park Seminarie.
Op 24 mei 2011, omstreeks 11.15 uur stond aangever[slachtoffer 3] op het Park Seminarie te Driebergen bij zijn auto, een beige Citroën Berlingo. De achterklep stond open en hij stond met zijn autosleutels in zijn hand bij de achterzijde van de Citroën. Er kwamen twee mannen op hem afrennen. Eén van de mannen zette een pistool tegen zijn borst, ter hoogte van zijn hart. De man schreeuwde meerdere malen “Autosleutels!” De tweede man stond op dat moment ongeveer één meter achter de man met het vuurwapen. De aangever zei iets van: “Rot op”. Aangever struikelde bij het achteruit lopen en viel achterover. De twee mannen renden weg, gevolgd door een agent. Daarna hoorde hij vier of vijf schoten.
Verbalisant [verbalisant 1] volgde nog steeds (op de fiets) de beide verdachten en zag dat zij op het Park Seminarie in een geparkeerd staande zwarte Volkswagen Golf stapten met het kenteken [kenteken 1] Terwijl beide mannen instapten stapte [verbalisant 1] van de fiets, trok zijn dienstwapen, richtte dit op de auto en riep luid dat zij hun handen moesten laten zien en uit de auto moesten komen, anders zou hij schieten. Verdachte 1 deed het rechter voorportier dicht en verbalisant schoot vervolgens meerdere keren op de rechtervoorband van de Volkswagen waardoor deze lek ging. De Volkswagen reed vervolgens weg in de richting van de Hoofdstraat en verdween uit het zicht.
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen vast dat vanaf het moment dat de twee overvallers aan komen rijden op de scooter bij de Rabobank tot het moment dat ze in de vluchtauto uit het zicht verdwijnen er steeds getuigen zijn geweest die de twee overvallers zagen en er zijn van verschillende momenten beelden gemaakt. Vastgesteld kan worden dat tot en met het uit zicht verdwijnen van de beide overvallers op geen enkel moment sprake is geweest van een andere betrokken dader of daders. De onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zijn, voor zover bewezen, door dezelfde dader(s) gepleegd als degene(n) die de poging bankoverval heeft/hebben gepleegd.
Aantreffen auto
Op 24 mei 2011 werd omstreeks 12.09 uur een geparkeerde zwarte Volkswagen Golf met het kenteken[kenteken 1] aangetroffen op de Faunalaan te Driebergen. Dit is in de nabijheid van de plaatsen delict. De rechter voorband was lek. Er waren geen personen bij het voertuig aanwezig. In de auto wordt op de achterbank een open sporttas met zelfgemaakte kraaienpoten aangetroffen (pvc pijpen waarin schroeven gedraaid zijn, welke schroeven naar buiten steken).Bij nader onderzoek blijkt er op het loopvlak van de rechter voorband van de auto een gat zichtbaar.Verder worden in de auto aangetroffen:
-op de rechter voorstoel een bomberjack (een zwarte jas met oranje voering) met daarnaast een blauwe sportbroek,
-op de vloer voor de rechter voorstoel een blauw gekleurde jas met een voering met ruitmotief,
-op de vloer voor de linker voorstoel een paar Nike sportschoenen maat 42,
-op de linker voorstoel een linkerschoen, maat 41, waarvan de veters waren gestrikt, en voor de linker voorstoel op de grond de bijbehorende rechterschoen maat 41, waarvan de veters eveneens waren gestrikt,
-op de grond voor de bijrijderstoel een wit gekleurde sjaal/haarband,
-in het dashbordkastje een paar stoffen handschoenen.
Door het NFI is onderzoek verricht aan de in de Volkswagen Golf aangetroffen jas en aan het bomberjack. Het onderzoek heeft een vrijwel zekere relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van één van de twee jassen, het bomberjack, en een schietproces, omdat op dat jack -kort gezegd- behalve zogeheten categorie B deeltjes óók categorie A deeltjes zijn aangetroffen.
Aantreffen zonnebril
Op de Bosstraat in Driebergen, aangemerkt als plaats delict, treft de technische recherche een geparkeerde geldtransportwagen aan. Naast de geldtransportwagen lag op het trottoir, nabij de zijgevel van de Rabobank, de scooter van de overvallers. Links naast de geparkeerde geldtransportauto stond een personenauto. Op de weg, tegen de trottoirband aan, tussen de geldtransportwagen en de scooter in, lagen delen van een zwarte zonnebril. Op het midden van de weg, achter de geldtransportwagen, lag een (beschadigde) huls. Op de weg, naast het bestuurdersportier van de personenauto, lag een zwarte Armani pet.
Tussenconclusies van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er twee overvallers bij en in de Rabobank waren en dat verbalisant [verbalisant 1] beide daders vanaf de plaats delict heeft gevolgd tot aan het moment waarop beide daders in een zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 1]., zijn gestapt en weggereden.
De rechtbank merkt deze auto in het vervolg aan als vluchtauto. [verbalisant 1] heeft vervolgens de rechter voorband van de vluchtauto lek geschoten. Kort daarna is op de Faunalaan te Driebergen een zwarte Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken 1] en een lekke rechtervoorband, met daarin een gat, aangetroffen. Op de achterbank van de auto lag een openstaande tas met (zelfgemaakte) kraaienpoten. Kraaienpoten zijn voorwerpen die zijn bedoeld om op de weg te werpen zodat autobanden lek raken van auto’s die er daarna overheen rijden
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat de op de Faunalaan aangetroffen Volkswagen Golf dezelfde auto is als de eerder genoemde vluchtauto.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de jassen en schoenen van de daders, zoals diverse getuigen deze beschrijven en zoals deze op diverse beelden is te zien, op basis van uiterlijke kenmerken soortgelijk zijn aan de in de vluchtauto aangetroffen jassen en schoenen.
Kort na de overval is door een van de daders geschoten. Uit schotrestenonderzoek is gebleken dat een van de twee in de vluchtauto aangetroffen jassen vrijwel zeker een relatie heeft met een schietproces.
De rechtbank concludeert op basis van het vorenstaande dat de schoenen en kledingstukken die in de vluchtauto zijn aangetroffen door de daders tijdens de overval en de vlucht zijn gedragen, tot ze in de vluchtauto uit het zicht zijn verdwenen, en dat de kleding door de daders in de auto is achtergelaten.
Gelet op de waarnemingen van de getuigen dat beide overvallers een zonnebril droegen en het feit dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij de overvallers vanaf een scooter op de motorkap van de op de Bosstraat aangetroffen personenauto zijn terechtgekomen, alsmede gelet op de plek waar de scooter lag en de plek waar de zonnebril is aangetroffen en op het feit dat de zonnebril kapot was, concludeert de rechtbank dat de aangetroffen zonnebril door één van de overvallers is gedragen.
Forensisch onderzoek van aangetroffen DNA-sporen.
De technische recherche heeft de zonnebril veiliggesteld voor nader onderzoek en gelabeld met SIN-nummer AADI2332NL.Het NFI heeft de bril, zijnde een bril zonder glazen met één poot aan het montuur vast en één losse poot, bemonsterd voor onderzoek naar biologische contactsporen. De neusvleugels van de bril zijn bemonsterd (AADI2332NL#1) en de poten zijn bemonsterd. Bij onderzoek van de bemonstering van de neusvleugels van de bril (AADI2332NL#1) is een volledig DNA profiel aangetroffen. Uit DNA-onderzoek naar aanleiding van een referentiemonster van de medeverdachte [medeverdachte] is gebleken dat het DNA in het sporenmateriaal met identiteitszegel AADI2332NL#1 afkomstig kan zijn van deze medeverdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is één op één miljard.
De technische recherche heeft het in de vluchtauto aangetroffen bomberjack veiliggesteld en gelabeld met SIN-nummer AADP0813NL.De binnenzijde van de linkermanchet en de kraag van het bomberjack zijn bemonsterd. Dit zijn plaatsen waar zich biologische sporen van de drager(s) van het bomberjack kunnen bevinden. Bij onderzoek van de bemonstering van een manchet van het bomberjack (AADP0813NL#2) is een onvolledig DNA hoofdprofiel aangetroffen. Uit vergelijkend DNA-onderzoek naar aanleiding van een referentiemonster van verdachte is gebleken dat het DNA in het sporenmateriaal met identiteitszegel AADP0813NL#2 afkomstig kan zijn van de medeverdachte [medeverdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is één op één miljard.
De technische recherche heeft de in de vluchtauto aangetroffen schoenen (Nike, maat 42) veiliggesteld en gelabeld met SIN-nummer AADP0809NL.Het NFI heeft de instaprand en de binnenzijde van het bovenste deel van de tong van de schoenen bemonsterd. Bij onderzoek van de bemonstering van de linker- en rechterschoen is een volledig DNA profiel aangetroffen. Uit vergelijkend DNA-onderzoek naar aanleiding van een referentiemonster van verdachte is gebleken dat het DNA in het sporenmateriaal met identiteitszegel AADP0809NL afkomstig kan zijn van de medeverdachte [medeverdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is één op één miljard.
Het andere paar schoenen (maat 41) dat aangetroffen werd in de auto is eveneens veiliggesteld en gelabeld met SIN-nummer AADPO0810NL. Uit onderzoek blijkt dat op een van deze schoenen een volledig DNA-profiel wordt aangetroffen dat te herleiden is tot verdachte [verdachte]. Het betreft géén mengprofiel. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is één op één miljard.Op de aangetroffen witte sjaal/haarband (SIN AADPO0830NL) wordt eveneens een volledig DNA-profiel aangetroffen dat te herleiden is tot verdachte [verdachte]. Het betreft géén mengprofiel. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is één op één miljard.
Controle inzittenden auto
Getuige [getuige 5] heeft op 24 mei 2011 twee mannen opgepikt op de Meerkoet, vlak bij de Faunalaan in Driebergen. Op hun verzoek heeft hij die mannen naar het station in Utrecht gebracht, ze hadden autopech.Vlak na de overval worden in de omgeving van de overval voertuigen gecontroleerd. De auto van [getuige 5], een Volkswagen Golf, is onderweg naar het station tweemaal gecontroleerd door de politie. De eerste keer werd alleen van de bestuurder, getuige [getuige 5], de personalia gevraagd. Er werd waargenomen dat er nog twee andere inzittenden in de auto zaten. De man op de passagiersstoel hijgde lichtjes.
De tweede maal wordt ook aan de twee inzittenden naar hun personalia gevraagd. De chauffeur toont een legitimatie en is getuige [getuige 5]. De twee andere mannen in de auto gaven op te zijn: [verdachte] en [medeverdachte] en gaven daarbij ook de (juiste) geboortedata op van verdachte en van de medeverdachte [medeverdachte].
De persoon die op de bijrijderstoel zat en zich voorstelde als [verdachte], wordt later door de politieagenten die de controle uitvoerden, herkend van een politiefoto als [verdachte].
Oordeel van de rechtbank
Niet alleen bevinden zich DNA-sporen van verdachte in de vluchtauto, op kledingstukken die overeenkomen met de kledingstukken welke de overvallers droegen, ook is verdachte[verdachte] op 24 mei 2011 herkend door drie politieagenten als één van de twee inzittenden van een auto die in de omgeving van de vluchtauto door getuige [getuige 5] zijn opgepikt. Deze inzittende heeft kort tevoren de naam en geboortedatum van verdachte opgegeven. Dit plaatst [verdachte] zeer kort na de overval in de directe nabijheid van de plaats delict. De tweede inzittende heeft gezegd de medeverdachte [medeverdachte] te zijn en heeft daarbij evenals verdachte [verdachte] de juiste geboortedatum genoemd.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte één van de twee daders is geweest.
Medeplegen
Van medeplegen is sprake wanneer twee of meer personen gezamenlijk een feit plegen. Niet nodig is dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen mede verrichten, maar er dient sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Die samenwerking kan bijvoorbeeld blijken uit (stilzwijgende) afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan. In korte tijd zijn door de verdachten vier verschillende strafbare feiten gepleegd. In de onderhavige zaak zijn de feiten en omstandigheden van het/de in tijd eerder gepleegde feit(en) voor de beoordeling van de samenwerking bij de/het latere feit(en) tevens van belang.
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 1 uit de bewijsmiddelen volgt dat er sprake was van een (professionele) voorbereiding van een bankoverval. Beide verdachten waren in het bezit van een vuurwapen, men had een zogenaamde “bonk” (stootram) om de deur van het waardegebied te forceren en beide verdachten hadden hun gezicht verhuld met witte sjaals. Voorts beschikten de verdachten over een
gestolenscooter om bij de bank weg te vluchten naar een gereedstaande
gestolenvluchtauto, waarin kennelijk voldoende kleding lag om zich na de overval om te kleden en voorts een hoeveelheid zelfgemaakte kraaienpoten.
Er was kennelijk ook een rolverdeling tussen beide verdachten afgesproken: één bestuurde de scooter en bleef voornamelijk buiten om de zaak in gaten te houden en reed ook weer met de ander achterop de scooter weg, toen deze uit de bank was gekomen, de ander ging de bank in, forceerde een deur en probeerde geld te krijgen. Degene die de scooter bestuurde ging tijdens de overval verschillende malen de bank binnen en keek achter de door de ander met de bonk geforceerde deur.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van een overval.
Ten aanzien van feit 2.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten beiden, nadat zij door [slachtoffer 1] tijdens hun vlucht van hun scooter waren gereden en daardoor in voor hen niet voorziene omstandigheden waren terechtgekomen, dreigend een pistool op aangever hebben gericht. In de context van de feiten stelt de rechtbank vast dat dit gedrag van verdachten was gericht op het ontkomen aan hun achtervolger teneinde de vlucht te vervolgen. Vervolgens is door één van de verdachten daadwerkelijk in de richting van aangever geschoten. Beide verdachten zijn vervolgens in de auto van [slachtoffer 1] gestapt, de rechtbank neemt aan om hun vlucht samen voort te zetten met die auto. Nadat de auto door de geldwagen was klemgereden, zijn beiden uit de auto gestapt en in dezelfde richting weggerend. Verdachten zijn vervolgens gezamenlijk weggevlucht voor de politie die op dat moment ter plaatse kwam en hen onder dreiging van een vuurwapen tot stoppen maande. Ze bleven samen dezelfde vluchtroute volgen. Geen van beide verdachten heeft op enig moment ingegrepen in of zich gedistantieerd van de handelingen van de ander. Dit duidt in ieder geval op een stilzwijgende samenwerking tussen en instemming van beide verdachten. Ook de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende gebeurtenissen duidt op een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen. De rechtbank acht derhalve bewezen dat er voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde eveneens sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 3 uit de bewijsmiddelen volgt dat
er sprake was van een kennelijk afgesproken rolverdeling tussen beide verdachten waarbij één van hen de bank in is gegaan en de ander buiten stond met het kennelijke doel om (desnoods) met zijn vuurwapen omstanders op een afstand te houden terwijl de ander in de bank geld probeerde te roven, zodat de overval voltooid kon worden.
Die situatie heeft zich feitelijk ook voorgedaan nu degene die buiten stond daadwerkelijk werd gezien door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en vervolgens een vuurwapen op hen heeft gericht. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten en acht de rechtbank het medeplegen bewezen.
Ten aanzien van feit 4.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 4 uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten gezamenlijk op de vlucht waren. Eén van de verdachten is vervolgens bij aangever [slachtoffer 3] gestopt, heeft meerdere malen om autosleutels geschreeuwd en daarbij een pistool op de borst van [slachtoffer 3] gezet. De tweede verdachte is eveneens bij [slachtoffer 3] gestopt en stond op zeer korte afstand van [slachtoffer 3] en zijn medeverdachte. De rechtbank stelt vast dat het niet anders kan dan dat de tweede verdachte het schreeuwen om autosleutels heeft gehoord en ook de handelingen met het pistool heeft gezien. Vervolgens zijn beide verdachten samen verder gerend naar, zo achteraf is gebleken, de gereedstaande vluchtauto. Geen van beide verdachten heeft op enig moment ingegrepen of zich van voornoemd handelen van de ander gedistantieerd. Dit duidt in ieder geval op een stilzwijgende samenwerking tussen en instemming van beide verdachten. Ook de uiterlijke verschijningsvorm van de poging diefstal met geweld dan wel afpersing van de auto duidt op een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen.
Feit 2 subsidiair: Bedreiging tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling?
De rechtbank overweegt dat uit forensisch onderzoek is gebleken dat de mouwen van het in de vluchtauto aangetroffen zwarte bomberjack een vrijwel zekere relatie heeft met een schietproces. Daarnaast heeft een getuige verklaard dat de persoon in de zwarte kleding heeft geschoten en dat de andere persoon iets blauws aan had. Verder is verklaard dat de man die achter op de scooter zat, de schutter was.
De aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat nadat hij de scooter met daarop de twee daders had aangereden en de opzittenden waren opgestaan, beide personen een wapen op hem richtten. [slachtoffer 1] is daarop uit zijn auto gevlucht en heeft zich achter zijn auto schuilgehouden. Op het moment dat hij achter zijn auto zat of in ieder geval vlakbij de achterzijde van zijn auto was, hoorde hij één schot, waarvan later bleek dat hierdoor een doorschot is ontstaan in het dak van de auto [slachtoffer 1] waarna de kogel is afgeketst en via door een raam een nabijgelegen woning is gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorenstaande sprake is van een bedreiging met zware mishandeling [slachtoffer 1].
Verweren van de verdachte:
( a)
Herkomst kledingstukken met DNA-profiel matchend met verdachtes DNA-profiel
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in de vluchtauto, de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1], aangetroffen witte haarband en schoenen maat 41 zijn eigendom waren. Deze voorwerpen lagen volgens verdachte sinds begin mei 2011 in de woning in [medeverdachte], waar[medeverdachte] toentertijd tijdelijk verbleef. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij had gehoord dat [medeverdachte] iemand naar zijn woning had gestuurd om de kleding van verdachte daar weg te halen.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 24 mei 2011 niet in Driebergen is geweest. Het is, aldus verdachte, mogelijk dat andere personen zijn witte haarband en schoenen in de Volkswagen Golf hebben gelegd en/of die hebben gedragen tijdens de overval. Dat zou kunnen verklaren waarom zijn haarband en schoenen met zijn DNA erop zijn aangetroffen
De rechtbank overweegt dat verdachte tijdens zijn verhoren bij de politie, de rechter-commissaris en tijdens eerdere zittingen de feiten telkens heeft ontkend dan wel zich steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Verdachte is tijdens de politieverhoren geconfronteerd met de feiten waarvan hij werd verdacht en met de voor hem belastende feiten en omstandigheden. Hij is daarbij ook in detail bevraagd over onder meer de aangetroffen spullen en het daarop aangetroffen DNA van hem en medeverdachte[medeverdachte].
Verdachte heeft er kennelijk voor gekozen om pas op de terechtzitting van 4 februari 2014, na kennisname van het volledige dossier en bespreking daarvan met zijn raadsman, het scenario naar voren te brengen dat deze haarband en schoenen ten tijde van de ten laste gelegde feiten niet meer in zijn macht waren en dat dus mogelijk – niet nader genoemde - anderen deze voorwerpen, die zijn eigendom zijn, hebben achtergelaten op of in de nabijheid van de plaats delict.
De rechtbank acht het, gelet op het late tijdstip waarop dit scenario naar voren is gebracht en het feit dat het niet (meer) te verifiëren is, onaannemelijk dat iemand anders over verdachtes kleding en schoenen zou kunnen beschikken en deze heeft achtergelaten in de vluchtauto.
Daarbij komt dat niet alleen de DNA-matches met verdachte en [medeverdachte] op de kleding van de daders duiden op betrokkenheid van beiden bij de overval. Bij de politiecontrole van de auto van getuige [getuige 5] noemen de inzittenden juist de namen en geboortedata van verdachte en [medeverdachte] en herkennen de politieagenten beide mannen van een politiefoto als de inzittenden van de auto.
Het vorenstaande leidt, naar het oordeel van de rechtbank, tot de conclusie dat verdachte één van de daders van de mislukte bankoverval en de daarop volgende strafbare feiten is geweest.
b) Herkenning van verdachte
De verdediging heeft betoogd dat de herkenning van de verdachte door de agenten kort na de overval onbetrouwbaar is, want terug te voeren op één politieambtenaar die aan de drie controlerende politieagenten (alleen) een foto van verdachte heeft getoond.
De rechtbank overweegt dat kort na de mislukte overval een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] door de verbalisant[verbalisant 2] is gecontroleerd op de Rijsenburgselaan/Langbroekerdijk te Driebergen. In dit voertuig zaten drie vermoedelijk Marokkaanse mannen. De bestuurder heeft zich gelegitimeerd en betrof [getuige 5]. De bijrijder en de persoon achterin deze auto werden niet gecontroleerd.
Korte tijd later werd diezelfde Volkswagen Golf voor een tweede keer gecontroleerd. Nu gebeurde dat op de Schoudermantel te Odijk door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. De bestuurder legitimeerde zich daarbij als zijnde[getuige 5]. De twee overige inzittenden konden geen identiteitsbewijs overleggen. Desgevraagd antwoordde de bijrijder van de Volkswagen Golf dat hij was genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum 1]. De andere inzittende gaf op te zijn [medeverdachte], geboren [geboortedatum 2].
Alle drie de verbalisanten hebben verklaard dat zij de persoon in de passagiersstoel van de Golf naderhand, na het zien van een foto van verdachte hebben herkend als zijnde [verdachte]. Twee verbalisanten spreken over een 100% herkenning, de derde verbalisant verklaart dat hij [verdachte] goed heeft herkend op de getoonde foto’s.
De rechtbank is van oordeel dat de processen-verbaal van bevindingen, opgemaakt door genoemde verbalisanten, gelet op alle omstandigheden waaronder de herkenning van verdachte heeft plaatsgevonden in combinatie met het feit dat de persoon die als bijrijder in de Volkswagen Golf was gecontroleerd de naam van [verdachte] opgaf met daarbij de juiste geboortedatum van verdachte, als betrouwbaar dienen te worden aangemerkt.
Het verweer van de verdediging op dit punt wordt dan ook verworpen.
c) Het alibi van verdachte
De rechtbank overweegt dat door de verdediging is aangevoerd dat verdachte ten tijde van de mislukte overval en de daarop volgende overige strafbare feiten in Marokko verbleef.
Hij was op 15 mei 2011 naar Marokko gegaan. Ten bewijze van zijn verblijf heeft de verdediging de navolgende papieren overgelegd:
- Een paspoort met stempels waaruit verblijf in Marokko zou zijn af te leiden, te weten een inreisstempel (“Marokko in”) d.d. 15 mei 2011 en een uitreisstempel (“Marokko uit”) d.d. 1 juni 2011.
- Een huurovereenkomst van een Ford Fiësta, gehuurd bij [verhuurbedrijf] van 16 mei 2011 tot 30 mei 2011 te Tétouan, Marokko;
- een zogeheten Wakala-document, opgemaakt door het bureau Notariaat van de afdeling familierecht van het Gerechtshof Tétouan d.d. 23 mei 2013, waarin ten overstaan van twee notarissen door twaalf getuigen is verklaard dat verdachte [verdachte] van 15 mei 2011 tot en met 1 juni 2011 in de stad Tétouan in Marokko was;
- een schrijven van een dokter in Meknes (Marokko) d.d. 20 mei 2011 met betrekking tot verdachte ;
- een kopie van een factuur van [hotel] te Meknes met datumstempels 15 mei 2011 en 01 juni 2011.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de data op de genoemde documenten onderling niet stroken en ook niet stroken met de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft ter zitting aanvankelijk verklaard dat hij van 15 mei 2011 tot ongeveer 19 mei 2011 in Meknes heeft verbleven en vervolgens naar Tétouan is gereisd. Dit strookt niet met de datum waarop de Ford Fiësta in Tétouan zou zijn gehuurd, 16 mei 2011, en klopt evenmin met de datum van de doktersverklaring (Meknes) te weten 20 mei 2011. Geconfronteerd met deze tegenstrijdigheden heeft verdachte verklaard dat hij mogelijk heen en weer is gereden, dat hij het niet meer weet dan wel heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Verdachte heeft ter terechtzitting daarmee een ontoereikende uitleg gegeven omtrent deze tegenstrijdigheden wat betreft zijn verblijf in Marokko ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De stempels in het paspoort zijn onvoldoende om aannemelijk te achten dat de verdachte daadwerkelijk de in die stempels vermelde in- en uitreis heeft gemaakt, reeds omdat over de authenticiteit van de stempels twijfel bestaat.
Ten slotte is de verklaring van de verdachte over die reisbewegingen overigens onvoldoende verifieerbaar, omdat verdachte heeft geweigerd mee te delen met wie en op welke wijze hij gereisd heeft.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij op 24 mei 2011 in Marokko verbleef, geenszins aannemelijk is.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.