2.12.De gemeente heeft een klacht ingediend tegen[A] bij de Rentmeesterskamer die op 8 maart 2012 heeft geleid tot een uitspraak waarin onder meer is vermeld:
“De bedrijfsomschrijving van Boschendal Investments B.V. luidt als volgt: “De aan- en verkoop, verhuur en exploitatie van onroerend zaken en overige registergoederen, de ontwikkeling van bouwprojecten, alsmede het werkzaam zijn op andere terreinen van handel en/of nijverheid.
De bedrijfsomschrijving van Thoco Zeist luidt als volgt:
“Oprichten, deelnemen, financieren, beheren van vennootschappen, afsluiten financiële transacties, makelaardij onroerende zaken, verkrijgen, vervreemden (on)roerende zaken, afsluiten managementovereenkomsten. (…)
5. Nalaten te melden dat [B]ook door[A] wordt geadviseerd
De besloten vennootschap Boschendal B.V. is opgericht op 21 mei 2008 door [B],[A] en [C]. En derhalve vóór de verkoop van het perceel door de gemeente aan een B.V. van [B]. Deze [B] is door[A] aan de gemeente voorgesteld als gegadigde. Uit niets blijkt dat[A] tegelijkertijd de gemeente erover heeft ingelicht dat hij met [B] participeerde in een vennootschap, die de aan-en verkoop van onroerende zaken en de ontwikkeling van bouwprojecten als statutaire doelomschrijving had. Van een rentmeester NVR mag worden verwacht dat hij, indien hij een gegadigde aanbrengt met wie hij samen belangen heeft in de verwerving van onroerende zaken, zijn opdrachtgever hiervan op de hoogte stelt. Dat hij heeft nagelaten de relatie aan de gemeente mee te delen, acht de Rentmeesterskamer zeer ernstig.[A] heeft hierdoor klachtwaardig gehandeld en hij is hiervoor tuchtrechtelijk aansprakelijk. Reeds deze handelwijze is voldoende om te oordelen dat[A] zich niet heeft gedragen zoals de gedragscode hem in artikel 1 voorschrijft. Dit geldt eveneens voor de hierna te bespreken gedragingen.
Te weten: de participatie in vennootschappen die aankoop en verkoop ten doel hebben; de biedingen bij het eigen kantoor van[A], de levering van de villa aan een besloten vennootschap waarin ook[A] participeert en het in de vervolgfase in het midden laten wat de rol is van[A].
Ten aanzien van de levering van het perceel aan een besloten vennootschap waarin ook[A] participeert overweegt de Rentmeesterskamer:
“Het perceel is uiteindelijk – in opdracht van [B] – geleverd aan Stichtse Monumenten.[A] is één van de oprichters van Stichtse Monumenten B.V. Naar het oordeel van de Rentmeesterskamer had[A] de gemeente ook moeten inlichten over zijn positie in deze besloten vennootschap. Volgens[A] heeft hij de gemeente wel op de hoogte gesteld van zijn positie en heeft hij de gemeente verzocht om binnen een week eventuele bezwaren kenbaar te maken. De gemeente betwist dat zij op de hoogte is gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het de gemeente niet duidelijk was dat[A] ook mede-eigenaar zou worden van het perceel. Het risico van deze miscommunicatie rust uitsluitend op[A]. Ook hier heeft te gelden dat het[A] duidelijk had moeten zijn dat deze informatie voor de gemeente relevante informatie was. Al zou[A] zijdelings hebben opgemerkt dat hij medeoprichter was van Stichtse Monumenten, dan nog was dat onvoldoende. Hij had elke onduidelijkheid eenvoudig kunnen wegnemen door tijdig schriftelijk aan zijn opdrachtgever zijn te verwachten mede-eigenaarschap te melden. Juist van de rentmeester mag worden verwacht dat hij zijn positie niet in het midden laat, maar daarover volstrekte duidelijkheid schept ten opzichte van zijn opdrachtgever. Dat geldt te meer waar[A] destijds in een langjarige vertrouwensrelatie met de gemeente stond.
10. De hiervoor besproken afzonderlijke gedragingen van[A] laten een zeker patroon zien.[A] heeft geen duidelijkheid verschaft inzake zijn positie en heeft daardoor de gemeente, zijn opdrachtgever, in de waan gelaten dat hij uitsluitend voor haar optrad.[A] heeft geen maatregelen genomen om de schijn van belangenverstrengeling weg te nemen. Naar het oordeel van de Rentmeesterskamer heeft[A] in strijd gehandeld met de artikel 1, 2 en 6 van de gedragscode van de NVR. De klacht van de gemeente is gegrond. Gelet op de ernst van de gedragingen zal de Rentmeesterskamer[A] de maatregel van berisping opleggen. Daarbij wordt opgemerkt dat de Rentmeesterskamer van oordeel is dat[A] zijn belang in Boschendal Investments B.V. met onmiddellijke ingang behoort te beëindigen en de statutaire doelomschrijving van Thoco Zeist BV. behoort aan te passen.”