ECLI:NL:RBMNE:2014:6455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
3274904 UT VERZ 14-6291
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot herroeping van testament door curator wegens geestelijke ongeschiktheid

In deze zaak heeft de curator van curanda, die onder curatele is gesteld wegens geestelijke stoornis, een machtiging gevraagd om het testament van curanda te herroepen. Curanda had op 29 februari 2008 haar achterneef, [A], tot enig erfgenaam benoemd. Echter, het huwelijk tussen curanda en [A] werd later nietig verklaard, omdat curanda ten tijde van het huwelijk niet in staat was haar wil te bepalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat curanda op het moment van het opmaken van het testament niet in staat was om haar wil te bepalen, en dat [A] hiervan op de hoogte was. De rechter oordeelde dat de curator op grond van artikel 8 EVRM en artikel 1 EP EVRM machtiging moest krijgen om het testament te herroepen, omdat de wet onvoldoende bescherming biedt aan curanda in deze situatie. De rechter verleende de gevraagde machtiging, maar wees het verzoek om andere testamenten te vernietigen af, omdat er geen bewijs was van andere testamenten die door beïnvloeding van [A] tot stand waren gekomen. De beschikking werd uitgesproken op 26 november 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

bewindsbureau – locatie Utrecht
zaaknummer. : 3274904 UT VERZ 14-6291
datum : 26 november 2014
Beschikking tot het verlenen van machtiging
ingediend door:
[curator],
postadres: [adres],
[woonplaats],
hierna ook te noemen: de curator,
als curator over:
[curanda],
wonende [adres],
[woonplaats],
geboren te [geboorteplaats], Nederlands Indië, op [1929],
hierna te noemen: curanda.

1.Procedure

1.1.
Op 20 juni 2014 heeft de curator machtiging gevraagd om de uiterste wilsbeschikking(en) van curanda voor zover deze door beïnvloeding van [A] tot stand zijn gekomen te herroepen.
1.2.
Op 25 september 2014 is dit verzoek behandeld ter zitting, waarbij aanwezig waren:
- de curator
- mr. [B], kantoorgenoot van de curator
- mr. F.J.B.A. Duijnstee, advocaat van de curator,
- de heer [A], hierna te noemen [A].
De advocaat van [A] had zich vergist in het tijdstip en kon niet meer tijdig aanwezig zijn.

2.Beoordeling

Positie [A]
2.1.
Het onderhavige verzoek van de curator betreft een verzoek om het verlenen van een machtiging. [A] is in deze procedure geen belanghebbende (zie Hoge Raad 11 januari 2002, NJ 2002, 463 en 24 januari 2014, NJ 2014, 168). De kantonrechter heeft echter aanleiding gezien [A] de mogelijkheid te geven om zijn visie te geven op dit machtigingsverzoek.
Feiten
2.2.
Curanda is bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 4 juni 2009 wegens geestelijke stoornis onder curatele gesteld en de heer [curator] is aangesteld als curator.
2.3.
Curanda heeft bij testament van 29 februari 2008 [A], haar achterneef en op dat moment 21 jaar oud, tot haar enig erfgenaam benoemd. Het testament is verleden voor mr. [notaris 1], notaris te Bunnik. Bij brief van 3 juni 2009 schrijft mr. [F] van @notaris dat deze voorafgaand aan het passeren van het testament op vrijdag 29 februari 2008 rond het middaguur bij curanda is langs geweest en met haar heeft gepraat zonder dat daarbij anderen aanwezig waren. Nog diezelfde dag is het testament gepasseerd, kennelijk bij curanda thuis, nu mr. [F] aangeeft dat er geen kopie is gemaakt van haar paspoort, omdat het kantoor niet beschikt over mobiele kopieerapparaten.
2.4.
Curanda is op 1 juli 2008 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [A].
2.5.
Bij beslissing van 13 april 2011 heeft de rechtbank Utrecht voor recht verklaard dat dit huwelijk nietig is op grond van de omstandigheid dat curanda ten tijde van het aangaan van het huwelijk niet in staat was haar wil te bepalen of de betekenis van de door haar afgelegde verklaring te begrijpen. Verder heeft de rechtbank Utrecht voor recht verklaard dat [A] ten tijde van het aangaan van het huwelijk niet te goeder trouw was. Bij beschikking van 5 april 2012 heeft het Gerechtshof Arnhem de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Bij beschikking van 26 april 2013 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van [A] tegen de voormelde beschikking van het Hof verworpen.
2.6.
Het Gerechtshof heeft aan de voormelde beschikking onder meer de volgende feiten ten grondslag gelegd:
  • [A] heeft vanaf 2006 steeds intensiever contact met curanda, een zus van zijn grootmoeder. Hij heeft een belastingdeskundige aangezocht, omdat dit voor curanda een ‘monnikenwerk’ was geworden. Vanaf 20 april 2007 is mr. [G] opgetreden als belastingadviseur voor curanda.
  • In 2007 bleek [A] dat curanda een aan haar toebehorende woning, die zij verhuurde aan een nicht en haar echtgenoot, op 26 april 2006 had verkocht en geleverd aan deze nicht en haar echtgenoot voor een koopsom van € 160,000,-- terwijl de waarde ongeveer € 435.000,-- was. [A] heeft vervolgens[H], advocaat te Bunnik, benaderd en verzocht curanda bij te staan in de procedure tegen haar nicht. In het beslagrekest van 14 november 2007 vermeldt[H] onder meer: ‘
  • Bij notariële akte van 30 augustus 2007 verleden door notaris [notaris 2], heeft curanda een algehele volmacht verleend aan [A], welke volmacht zij bij brief van 7 november 2008 heeft herroepen.
  • Bij brief van 20 mei 2009 heeft mr. [G] curanda geschreven over zijn werkzaamheden voor haar. Daarin schrijft mr. [G] – onder meer – dat hij op 20 april 2007 een afspraak heeft gemaakt bij curanda thuis en dat de heer [A] daarbij aanwezig was. In de periode daarna heeft hij het overleg over de fiscale zaken van curanda steeds gevoerd met [A], als vertrouwenspersoon van curanda. Toen [A] in november 2007 vroeg om een bespreking over de mogelijkheden om de verschuldigde successiebelasting bij overlijden van curanda te bespreken, ging mr. [G] ervan uit dat [A] dat deed in opdracht van curanda. In die bespreking heeft mr. [G] onder meer als mogelijkheid een huwelijk of een geregistreerd partnerschap geopperd. Hij heeft daarbij ook aangegeven dat een dergelijke keuze met argusogen bekeken zal worden en dat het verstandig zou zijn om – als daarvoor zou worden gekozen – ook andere vertrouwenspersonen dan wel adviseurs erbij te betrekken en voorts een zo groot mogelijke openheid te betrachten.
  • Notaris [notaris 2] heeft bij brief van 3 januari 2008 aan curanda bericht dat [A] bij hem op kantoor is geweest om informatie over de mogelijkheid het vermogen van curanda tijdens leven en na overlijden over te dragen aan de heer [A], zijn moeder en broer op een wijze die fiscaal gunstig is. Hij beschrijft verschillende mogelijkheden zoals het opmaken van een testament, het doen van schenkingen, het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en verhuur van haar woning. Met betrekking tot het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met een notarieel samenlevingscontract is volgens de notaris fiscaal niet zonder meer effectief ‘
  • Mr. [H] heeft in zijn brief van 16 januari 2008 aan curanda geschreven over een bespreking op 15 januari 2008. Curanda zou op die bespreking onder meer hebben aangegeven [C](de moeder van [A]) en [A] tot erfgenamen te willen benoemen. Voorts stelt[H] dat de hiervoor vermelde brief van notaris [notaris 2] is besproken en dat er drie mogelijkheden zijn om fiscaal voordeliger te vererven. Een huwelijk in gemeenschap van goederen is fiscaal de meest aantrekkelijke variant. Hij schrijft dat curanda hem heeft verzocht om de formaliteiten omtrent een dergelijk huwelijk te onderzoeken.
  • Dr. Fedder, psychiater, ingeschakeld door de huisarts van curanda, heeft op 15 november 2008 aan de huisarts van curanda onder meer geschreven dat curanda niet langer in staat is zorg te dragen voor haar eigen bezittingen en vermogen vanwege partiële zeer ernstige achteruitgang van haar mentale en ook van haar emotionele vermogens. Deze toestand is volgens dr. Fedder – nauwelijks merkbaar voor betrokkenen – zeer waarschijnlijk al langere tijd gaande. Curanda was nog wel redelijk in staat een ‘beschaafd’ decorum op te houden. Toen curanda werd geconfronteerd met een uittreksel uit het bevolkingsregister, waaruit bleek dat zij op 1 juli 2008 in het huwelijk was getreden met [A] reageerde zij volgens dr. Fedder niet passend door vlakjes te zeggen: ‘
  • Drs. S.P.C. Groen, klinisch geriater, door de rechtbank als deskundige benoemd, heeft in de rapportage van 23 november 2009 onder meer gesteld dat er bij curanda sprake is van een wat verder gevorderd dementiesyndroom met de diagnose waarschijnlijke morbus Alzheimer met mogelijk in geringere mate ook een vasculaire factor. Volgens drs. Groen zou de ziekte van Alzheimer bij curanda minstens vijf jaar manifest kunnen zijn, waarbij nog wordt aangetekend dat haar bovengemiddelde intelligentie haar waarschijnlijk in staat heeft gesteld in belangrijke mate te compenseren voor haar cognitieve achteruitgang. Het lijkt onwaarschijnlijk volgens drs. Groen dat de vermogens van curanda om in vrijheid – in de zin van niet gehinderd door oordeel- en kritiekstoornis – haar wil te bepalen, op 1 juli 2008 intact waren.
2.7.
Op 3 maart 2008 heeft[H] aan curanda geschreven dat mr. [F] van @notaris op vrijdag 29 februari 2008 een persoonlijk gesprek met curanda heeft gehad in verband met haar wens [A] als enig erfgenaam aan te wijzen. Volgens deze brief zal mr. [F] naar aanleiding van dat gesprek een testament opmaken.[H] vermeldt dat curanda ook heeft laten weten dat [A] wel de verplichting moet hebben om een door curanda nog nader te bepalen bedrag over te maken aan [C]. Hij doet de suggestie om ook de twee broers van [A], [D] en [E] een bedrag te laten erven, om een splitsing in de familie te voorkomen als [A] alles erft en een deel aan zijn moeder schenkt.
Beoordeling
2.8.
Op grond van artikel 4:55 lid 2 BW kan iemand die wegens een geestelijke stoornis onder curatele is gesteld, slechts met toestemming van de kantonrechter een uiterste wilsbeschikking opmaken. De kantonrechter dient te beoordelen of de onder curatele gestelde persoon de gevolgen van zijn uiterste wilsbeschikking overziet. Het staat vast dat curanda niet in staat is haar wil te bepalen over het herroepen van het testament.
2.9.
In de nota naar aanleiding van het eindverslag ten aanzien van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte
(Tweede Kamer 1996/1997, 17.141, nr. 20, bladzijde 7) reageert de minister op het feit dat (thans) artikel 4:55 lid 2 BW geen testeermogelijkheid biedt voor degenen die wegens geestelijke stoornis onder curatele staan en niet in staat zijn tot een redelijke waardering van de bij het maken van de uiterste wilsbeschikking betrokken belangen. In de literatuur wordt geopperd om in dat geval de curator (of de bewindvoerder) een zelfstandige testeerbevoegdheid te geven na toestemming van de kantonrechter. De minister stelt dat erfrechtelijke rechtshandelingen nauw verbonden zijn aan de persoon van de rechthebbende zelf en maar geeft ook aan dat bijvoorbeeld in Engeland een vertegenwoordiger wel kan testeren. De minister wil op dit punt de conclusies en de aanbevelingen afwachten van een door de Raad van Europa ingestelde commissie van deskundigen die zou gaan rapporteten over de juridische positie van wilsonbekwamen. De uiteindelijke aanbevelingen houden in dat het aan de nationale wetgever is om te bepalen welke rechtshandeling als zo hoogst persoonlijk van aard moet worden beschouwd dat deze niet door een wettelijk vertegenwoordiger kan worden verricht (Aanbeveling Comité van Ministers Raad van Europa, Recommandation no. R (99) 4, Principle 19).
Bij de wijziging van de bepalingen in het BW met betrekking tot onder meer curatele per 1 januari j.l. zijn door de Minister en de Kamers geen aandacht besteed aan de problematiek van het opmaken van een testament door iemand die zijn wil daarvoor niet (meer) kan bepalen.
2.10.
De kantonrechter stelt vast dat het verzoek van de curator op basis van artikel 4:55 lid 2 BW zou moeten worden afgewezen, nu curanda haar wil niet meer kan bepalen. Uit de parlementaire geschiedenis is wel af te leiden dat de minister voor een eventuele andere regeling op dit punt de aanbevelingen van het comité van ministers van de Raad van Europa wilde afwachten. Nu deze aanbevelingen hierover inhouden dat het aan de nationale overheid is om een keuze te maken, kan in die aanbevelingen geen aanwijzing worden gevonden dat de wetgever – inmiddels – tot een andere keuze geneigd zou zijn, mede nu ook bij een recente wijziging van de wet met betrekking tot onder meer curatele hierin geen andere keuze is gemaakt. Dat zou betekenen dat niet tijdens het leven van curanda dit testament kan worden herzien, doch dat er alleen een mogelijkheid is dat na haar overlijden dit testament wordt aangevochten. Het is de vraag in hoeverre – zoals de curator stelt – op grond van internationale verdragen in dit geval desalniettemin de verzochte machtiging moet worden verleend.
2.11.
In artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is onder meer bepaald dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privé leven. In artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM (EP EVRM) is onder meer bepaald dat iedere natuurlijke persoon recht heeft op ongestoord genot van zijn eigendom en dat niemand zijn eigendom zal worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden zoals voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. Het recht op bescherming van artikel 8 EVRM ziet ook op het bieden van bescherming tegen inbreuken door privépersonen (dit is af te leiden uit bijvoorbeeld Europees Hof voor de Rechten van de Mens, EHRM, Z and others vs UK, 10 mei 2001, paragraaf 73). In het arrest Marckx vs België van 13 juni 1979 (6833/74) heeft het EHRM onder meer overwogen dat het recht om te beschikken over eigendom een fundamenteel onderdeel is van het recht op eigendom zoals beschermd onder artikel 1 EP EVRM. Verder overwoog het EHRM dat zaken van erfopvolging nauw verband houden met familieleven in de zin van artikel 8 EVRM, ook al vóór het overlijden van een erflater. Ook tijdens het leven van de erflater worden vaak beslissingen genomen over de verdeling van (onderdelen van) een toekomstige nalatenschap of schenkingen gedaan ten laste van een toekomstig erfdeel.
Hieruit kan worden afgeleid dat het erfrecht (mede) een belangrijk onderdeel vormt van door artikel 8 EVRM te beschermen privéleven en persoonlijke integriteit.
2.12.
Uit de hiervoor weergegeven feiten waaronder de uitgangspunten voor het Hof om te komen tot een bevestiging van het vonnis van de rechtbank tot nietigverklaring van het huwelijk tussen [A] en curanda en de vaststelling dat [A] daarbij te kwader trouw was, stelt de kantonrechter vast dat de wet curanda onvoldoende bescherming biedt. Gezien de kwade trouw van [A] bij het huwelijk heeft curanda er immers groot belang bij dat haar testament, waarin [A] tot enig erfgenaam wordt benoemd, wordt herroepen en dat niet haar (wettelijk) erfgenamen worden opgezadeld met de last om dit testament na haar overlijden aan te tasten. Zij loopt daarmee immers bijvoorbeeld het risico dat deze erfgena(a)m(en) – om wat voor reden dan ook – de keuze maken om aantasting (in rechte) achterwege te laten. Daarmee zou [A] – ondanks de door het Hof vastgestelde kwade trouw – toch haar enig erfgenaam blijven.
2.13.
Daar komt bij dat de totstandkoming van dit testament de invloed van [A] erg groot was. Uit de totstandkoming van dit testament en de rapportages van dr. Fedder en drs Groen kan voorts worden afgeleid dat curanda haar wil niet meer kon bepalen.
De volgende omstandigheden zijn daarbij relevant:
  • Het is [A] die in gang heeft gezet dat adviseurs (notarissen, accountant, advocaat) zich buigen over de mogelijkheid dat hij kan optreden als (enig) erfgenaam en fiscaal zo gunstig mogelijk kan erven.
  • Het testament is niet verleden door de vaste notaris van curanda, notaris [notaris 2]. Deze notaris heeft eerder de volmacht opgemaakt. Notaris [notaris 2] heeft curanda ook op 3 januari 2008, een aantal weken vóór het verlijden het testament (29 februari 2008), een brief gestuurd over een gesprek dat hij had gehad met [A]. Dat gesprek ging onder meer over een door curanda op te maken testament waarbij niet alleen [A], maar ook zijn moeder en broer zouden erven.
  • Door [A] is een andere notaris ingeschakeld, die verder niet was betrokken bij het opmaken van eerdere notariële aktes voor curanda. Deze notaris was er kennelijk niet van op de hoogte (gesteld) dat er meerdere beoogde erfgenamen waren.
  • Deze notaris is bij curanda aan huis gekomen en heeft nog diezelfde dag bij curanda thuis het testament opgemaakt. Een gebruikelijke aanpak voor een situatie als deze is dat de notaris na een eerste gesprek een aantal dagen later nog een tweede gesprek voert om vast te kunnen stellen of de wens van de testateur consistent is. Daarvoor was hier nog meer reden, omdat [A] tevens beoogd enig erfgenaam was, [A] de notaris heeft ingeschakeld en de notaris die dag ook voor het eerst contact had met curanda.
  • In eerdere brieven van notaris [notaris 2] en van [H] (3 en 16 januari 2008) was sprake van meerdere erfgenamen, zodat niet begrijpelijk is waarom er op 29 februari 2008 een testament wordt verleden waarin alleen [A] voorkomt.
  • Mr. [H] ging er blijkens zijn brief aan curanda van 3 maart 2008, vanuit dat de notaris na het gesprek op 29 februari 2008 op een later tijdstip een testament zou opmaken en verlijden. Hij was er dus niet van op de hoogte dat het testament diezelfde dag was verleden.[H] geeft voorts aan dat het de voorkeur verdient om aan [A] als erfgenaam wel de verplichting op te leggen om een bedrag te voldoen aan zijn moeder en om de twee broers van [A] ook te benoemen tot erfgenaam. Deze suggesties zijn niet verwerkt in het testament.
  • Curanda heeft kennelijk op deze brief van [H] niet gereageerd. Dat is onbegrijpelijk als zij nog beschikte over haar mentale vermogens (en deze brief heeft gelezen). Zij had zich dan moeten realiseren dat een paar dagen daarvoor al haar testament was opgemaakt en dat de moeder en broers van [A] daarin niet werden genoemd.
  • Evenmin heeft curanda in haar testament laten verwerken dat niet alleen [A], maar ook zijn moeder en broer(s) in het testament werden opgenomen, terwijl dat wel is vermeld in brieven van notaris [notaris 2] en [H] als haar wens. Die brieven had zij kort tevoren ontvangen.
  • In dat licht is ook onbegrijpelijk dat curanda heeft geaccepteerd dat een voor haar vreemde notaris van een heel ander kantoor het testament kwam opmaken, in plaats van notaris [notaris 2], die eerder de volmacht voor [A] had opgemaakt en haar ook kort tevoren een brief had gestuurd onder meer over een testament.
Uit de rapportages van dr. Fedder en drs Groen volgt dat curanda begin 2008 al langere tijd dementerend was, maar dat er daarbij sprake was van een opmerkelijk behoud van decorum, met andere woorden dat dat minder was af te leiden aan haar voorkomen en gedrag dan paste bij haar mate van dementie. Zoals het Hof heeft overwogen in navolging van de rechtbank, was [A] daarvan op de hoogte en dus te kwader trouw bij het sluiten van het huwelijk.
Mede gezien de manier waarop dit testament tot stand is gekomen, wist [A] ook toen al dat curanda feitelijk haar wil niet meer kon bepalen. Dat volgt ook uit de stellingname van [H] in het beslagrekest over de verkoop van de woning van curanda aan haar nicht.
2.14.
Onder deze omstandigheden dient de curator op grond van artikel 8 EVRM en artikel 1 EP EVRM machtiging te worden verleend om namens curanda het testament van 29 februari 2008 te herroepen. De bepaling in artikel 4:55 lid 2 BW biedt curanda onvoldoende bescherming tegen deze ernstige aantasting van haar privéleven en eigendom. Daarbij is ook van belang dat de gevraagde toestemming slechts ziet op de herroeping van het bestreden testament en niet op het opmaken van een andere uiterste wil. Dit leidt ertoe dat de voorwaarde voor het opmaken van het testament met machtiging van de kantonrechter, namelijk dat de onder curatele gestelde de gevolgen van de uiterste wilsbeschikking overziet, in dit geval en voor zover nodig buiten toepassing moet blijven.
2.15.
Het verzoek van de curator om ook eventuele andere testamenten te kunnen vernietigen, die door beïnvloeding van [A] tot stand zijn gekomen, zal de kantonrechter afwijzen. Niet is gebleken dat er andere testamenten zijn in die zin, laat staan wat de inhoud daarvan is en onder welke omstandigheden die dan tot stand zijn gekomen.

3.Beslissing

De kantonrechter:
- verleent verzoeker machtiging om het testament van curanda verleden op 29 februari 2008 voor mr. [notaris 1], (gewezen) notaris te Bunnik, te herroepen;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat -, hoger beroep worden ingesteld bij het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (civiele griffie: Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden)door de verzoeker.