ECLI:NL:RBMNE:2014:6601

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
2370457 AC EXPL 13-4494k/4081
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van beveiligingsemployé wegens geweld tegen collega

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van [eiser], een beveiligingsemployé bij G4S Security Services B.V. [eiser] was op 23 mei 2005 in dienst getreden en had laatstelijk een salaris van € 2.054,40 bruto per 4 weken. De aanleiding voor het ontslag was een incident op 25 april 2012, waarbij [eiser] een collega zou hebben geslagen in de buik na een discussie over het gebruik van de Arabische taal met een ingeslotene. G4S heeft [eiser] op 27 april 2012 op staande voet ontslagen, maar [eiser] heeft de rechtmatigheid van dit ontslag betwist en vorderde wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet. Hoewel de handelwijze van [eiser] laakbaar was, woog de kantonrechter de persoonlijke omstandigheden van [eiser] mee, zoals zijn lange dienstverband en zijn rol als kostwinner. De kantonrechter oordeelde dat G4S niet voldoende had aangetoond dat het ontslag gerechtvaardigd was en dat er minder vergaande maatregelen mogelijk waren geweest. Het ontslag werd daarom nietig verklaard en [eiser] werd in het gelijk gesteld.

De kantonrechter heeft G4S veroordeeld om [eiser] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis in staat te stellen zijn werkzaamheden te hervatten, en om het achterstallige salaris te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd G4S veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is op 21 mei 2014 uitgesproken door kantonrechter K.G.F. van der Kraats.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 2370457 AC EXPL 13-4494k/4081
Vonnis van 21 mei 2014
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Koekebakker,
tegen:
de besloten vennootschap
G4S Security Services B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen G4S,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S.W.J. Koenen.

1.De procedure

Bij tussenvonnis van 4 december 2013 is een comparitie van partijen gelast.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 18 april 2014. Hiervan is aantekening gehouden.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser], geboren op [1980], is op 23 mei 2005 in dienst getreden van G4S. Laatstelijk vervulde hij de functie van beveiligingsemployé en was hij tewerk gesteld in het Detentiecentrum Zeist. Zijn laatstgenoten (basis-)salaris bedraagt € 2.054,40 bruto per 4 weken, exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
Na een gesprek naar aanleiding van een incident op 25 april 2012 heeft G4S [eiser] op 26 april 2012 geschorst. Bij brief is deze schorsing bevestigd en is geschreven: ‘
De reden van de sanctie is, dat er een melding over u is binnengekomen waarin wordt gesproken dat u geweld zou hebben toegepast tegen een collega.’ [eiser] is uitgenodigd voor een gesprek de volgende dag.
2.3.
In een schriftelijke verklaring van collega [collega] van 25 april 2012 staat onder meer:

Op het moment dat ik een collega [eiser], aansprak op het spreken van de Arabische taal met een ingeslotene, leek mijn collega zichtbaar geïrriteerd te zijn en sprak terug door te zeggen, ik citeer: “Dat mag jij niet zeggen!!!”, gevolgd door een vuistslag in mijn buik. (…) Ik verwacht geen sanctie, maar wilde het wel kenbaar gemaakt hebben. (…) Ook ben ik bereid om eventueel een gesprek nogmaals aan te gaan.
2.4.
G4S heeft [eiser] op 27 april 2012 op staande voet ontslagen. Bij brief van diezelfde dag is dat ontslag bevestigd. Hierin staat onder meer:

Op vrijdag 27-04-2012 heeft u met [A], locatiemanager G4S en [X], Operationeel manager G4S een gesprek gehad. Aanleiding hiervoor was de melding, die over u is geschreven door collega [collega] over een conflict wat heeft plaatsgevonden op 25-04-2012.
We hebben u gevraagd uw verhaal op papier te zetten.
Op de bewuste dag en tijdstip was u belast met de functie van ambulant 52 AB. Er is aan u gevraagd om een ingeslotene van 52 EF terug naar zijn afdeling te begeleiden. Dit heeft u gedaan. Op het moment dat u op 52 EF aankwam, zag u een Arabisch sprekende ingeslotene. U heeft met hem in het Arabisch gesproken. Op het moment dat collega [collega] u hoort, spreekt hij u hierop aan en geeft aan dat er een afspraak is dat er met ingeslotenen die Nederlands spreken ook Nederlands gesproken dient te worden. Dit zodat de andere collega's ook weten waar het gesprek over gaat. U heeft bij collega [collega] aangegeven, dat u niet wenst te worden aangesproken waar een ingeslotene bij staat. Als hij u aanspreekt op een moment dat er geen ingeslotene bij aanwezig is, kunt u dit accepteren maar niet op deze manier. U geeft aan dat u hierna naar beneden wilde gaan om een televisie weg te brengen. U wordt door collega [collega] tegengehouden, waarop u aangeeft naar beneden te willen om de televisie weg te brengen. Hierop bent u naar beneden gegaan. Verder is er volgens uw schriftelijke verklaring niets gebeurd.
Hierna hebben [A] en [X] een gesprek gehad met [collega]. Uit zijn schriftelijke, dan wel mondelinge verklaring komt naar voren, dat u hem heeft geslagen op het moment dat hij u heeft aangesproken. U heeft hem met de vuist in de buikstreek geslagen. Dit wordt schriftelijk bevestigd door onder andere [collega 2], collega DBV.
2.5.
[eiser] heeft op 30 april 2012 in een e-mail aan zijn leidinggevende onder meer geschreven:

Ik heb niets gedaan. Ik heb collega [collega] niet geslagen. (…) Ik zou, moest, eigenlijk een melding over collega [collega] maken want hij was fout ik niet. Hij is begonnen. Hij heeft mij uitgelokt. Hij heeft mij boos gemaakt (…). De twee collega’s die de verklaringen hebben gemaakt zijn ook niet neutraal. Zij hebben alleen gezien dat ik hem een tik gaf. (…) Als ik met hem gepraat had was niets aan de hand geweest. Maar jammer jullie hebben dat niet gedaan. Dan zou ik hem zeggen dat ik hem niet geslagen had en dat was alleen een beweging. Dat was mijn eerste reactie omdat ik erg boos en kwaad op hem was. Dat heb ik onbewust gedaan. Dus niet express.
2.6.
In de e-mail van collega [collega 2] van 27 april 2012 staat onder meer:

Collega [eiser] van G4S was in gesprek met betrokkene [K] in de Arabische taal op de gang rondom de telefoon. Andere collega [collega] sprak collega [eiser] aan met de tekst: [eiser] wat hebben we nu afgesproken?, we zouden toch gewoon Nederlands praten? [eiser] reageerde door te zeggen: dat mag jij niet zeggen en sloeg meteen met zijn vuist in de onderbuik van [collega]. [collega] stond even verstijfd en duwde [eiser] met een lichte duw van zich af om zich zelf af te weren.
2.7.
In de schriftelijke verklaring van collega [collega 3] van 28 april 2012 is onder meer opgenomen:

[eiser] begroete betrokkene [K] in het Arabisch en begint een gesprek met betrokkene [K] in dezelfde taal, dit terwijl Betrokkene [K] goed Nederlands spreekt. Toen het gesprek afgelopen was sprak [collega] [eiser] aan over het Arabisch spreken op de afdeling, ik Citeer, “[eiser] wat hebben wij nu afgesproken?, we zouden toch gewoon Nederlands praten”. [eiser] reageerde door op luide toon te roepen, “Dat mag jij niet zeggen” en sloeg met dat hij dit zei met gebalde vast in op de onderbuik van [collega]. Dat ging met zoveel kracht dat ik de klap kon horen op een meter afstand. [collega] verstijfde hierbij voor een moment en heeft toen [eiser] van zich af geduwd.
2.8.
[eiser] heeft een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging wegens het ontbreken van een dringende reden en/of een ontslagvergunning, zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van arbeid en aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon.
2.9.
Bij beschikking van 19 juli 2012 is het verzoek van G4S tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] afgewezen, waarbij de kantonrechter zich niet heeft uitgelaten omtrent het verwijt dat aan het ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd.
2.10.
Op verzoek van [eiser] heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. In dat kader heeft [collega] onder meer verklaard:

Op een gegeven moment stond [eiser] voor de CP-deur. Ik liep langs hem en sprak hem aan: ‘Wat hebben we nou afgesproken, we zouden nederlands praten’, althans woorden van die strekking. Hij reageerde boos: ‘Je mag dat niet zeggen!’. Terwijl ik langs liep gaf hij mij een stomp in mijn maag. Hij geeft wel eens een por of zo bij het begroeten, maar dit was anders. (…) Ik schrok en heb hem een duw gegeven. (…) U houdt mij voor dat [collega 3] en [collega 2] hebben verklaard dat hij de stomp opzij heeft gegeven, met zijn elleboog als scharnierpunt. Dat zou kunnen, omdat ik net langs hem liep.
[eiser] heeft verklaard:

Ik wilde de CP inlopen, en stond net voor de deur, toen [K] tegen mij zei: Salaamaleikum (goedenmiddag). Ik heb Salaamaleikum teruggezegd, dat wordt in zo’n situatie van mij verwacht. Ik heb dat niet gezegd omdat ik dat leuk vind. [collega] kwam toen naar mij toegelopen en zei op hoge toon: je moet Nederlands praten. (…) [collega] kwam naar mij toe gelopen. Ik weet niet meer of dat voor of na zijn opmerking was dat ik Nederlands moest praten. Hij kwam op een afstand van ongeveer twintig centimeter bij mij staan. Ik heb hem toen zachtjes weggeduwd om afstand te houden. Ik heb hem niet geslagen.
[collega 3] heeft verklaard:

Toen het gesprek ten einde was, liep [eiser] naar de controlepost, dus richting [collega], en toen hij de deur open maakte, sprak [collega] hem op het gebeurde aan. Zij zijn toen allebei naar binnen gegaan en hebben daar met zijn tweeën een discussie gevoerd. (…) Daarna ging de deur weer open en kwam [eiser] met het karretje naar buiten met in zijn kielzog [collega] die nog niet uitgesproken was. Ik hoorde [eiser] toen heel duidelijk zeggen: ik wil niet dat je zo tegen mij praat. Toen hij dat zei heeft [eiser] uitgehaald naar de buikstreek van [collega]. Dat ging vrij hard. Ik stond op iets meer dan een meter afstand, en de klap was duidelijk hoorbaar. (…) Ik meen dat [eiser] met zijn rechterhand sloeg. Ik doe dat aan u voor. Hij hield zijn gebalde vuist met een gebogen arm voor zijn eigen buik en draaide die arm toe nnaar buiten met zijn elleboog als scharnier, waarna hij [collega] met de buitenkant van zijn vuist in diens buik raakte.
[collega 2] heeft verklaard:

Letterlijk toen ik binnen kwam, hoorde ik [collega] zeggen: [eiser] wat hebben wij nu afgesproken? Ik zag dat [eiser] geïrriteerd was: hij was rood in het gezicht. [eiser] sloeg toen met zijn vuist in de buik van [collega]. Ik hoorde: pok. [eiser] hield zijn vuist met gebogen arm voor zich en door die arm zijwaarts te draaien met zijn elleboog als scharnier raakte hij [collega] met de buitenkant van zijn vuist. Dit weet ik 100% zeker, ik weet alleen niet meer of het links of rechts was. Het was niet voluit om [collega] pijn te doen, maar ook geen duw. Het zat er ongeveer tussenin.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
  • voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt;
  • G4S te veroordelen om [eiser] toe te laten tot zijn werk als beveiligingsemployé binnen één week na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag;
  • G4S te veroordelen om aan [eiser] te betalen zijn salaris van € 2.749,30 per 4 weken vanaf 26 april 2012 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
  • G4S te veroordelen om aan [eiser] te betalen € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten en de kosten van de procedure.
3.2.
G4S heeft verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor ligt de vraag of sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.
4.2.
De kantonrechter stelt op basis van de getuigenverklaringen van [collega 2] en [collega 3] vast dat [eiser] [collega] toen die hem had aangesproken op het gebruik van de Arabische taal met ingeslotene [K], met zijn vuist in de buik heeft geraakt door zijn arm die hij gebogen voor zich hield met een vuist zijwaarts te draaien met zijn elleboog als scharnier. [collega] heeft tijdens het getuigenverhoor bevestigd dat het inderdaad op die manier kan zijn gegaan. De verklaring van [eiser] dat hij [collega] niet heeft geraakt, althans hem alleen van zich heeft afgeduwd, vindt in geen enkele andere verklaring bevestiging.
4.3.
Natuurlijk geeft een dergelijke handelwijze – zeker een beveiligingsemployé die staat voor orde, veiligheid en rust – geen pas. Bij beantwoording van de vraag of die –op zichzelf laakbare – handelwijze een ontslag op staande voet rechtvaardigt, geldt als uitgangspunt dat een ontslag op staande voet als meest verregaande en zwaarste sanctie in het arbeidsrecht heeft te gelden en slechts mag worden toegepast als met minder verregaande maatregelen – zoals bijvoorbeeld een schorsing of een loonsanctie – niet kan worden volstaan. In dat kader acht de kantonrechter van belang dat [collega] in zijn eerste schriftelijke verklaring heeft aangegeven geen sanctie te verwachten en een gesprek te willen. Het leek dus niet een kwestie die door hem hoog werd opgenomen of onoplosbaar was. G4S heeft van die opening geen gebruik gemaakt, omdat naar haar zeggen een dergelijk gesprek toch geen uitkomst zou hebben geboden nu een terreinontzegging van de Dienst Justitiële Inrichtingen werkhervatting voor [eiser] onmogelijk maakte. Dat argument faalt naar het oordeel van de kantonrechter omdat – zoals ook de kantonrechter in de ontbindingsprocedure heeft overwogen – G4S zich niet onder verwijzing naar die terreinontzegging onttrekken aan de op haar rustende verplichtingen als werkgever.
Daarnaast moet bij beantwoording van de vraag of genoemde laakbare handelwijze het ontslag op staande voet rechtvaardigt, niet alleen worden gekeken naar de ernst van het incident maar moeten alle omstandigheden van het geval worden gewogen waaronder ook de persoonlijke omstandigheden van [eiser]. In dat kader acht de kantonrechter relevant dat [eiser] 7 jaar lang goed heeft gefunctioneerd, dat hij kostwinnaar is voor zijn gezin en dat hij niet meer dezelfde baan zal kunnen vervullen vanwege het ontslag op staande voet.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de handelwijze van [eiser], hoewel laakbaar, gelet op de omstandigheden van het geval waaronder ook de persoonlijke omstandigheden van [eiser], geen ontslag op staande voet rechtvaardigt. De vraag of G4S zich meer had moeten inspannen om de ingeslotene [K] als getuige te kunnen horen, kan daarmee in het midden blijven.
4.5.
Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd en nog steeds voortduurt. Dit brengt met zich dat de vordering wedertewerkstelling wordt toegewezen, zij het op een termijn van 14 dagen om G4S in staat de stellen de nodige voorbereidingen te treffen. De dwangsom zal worden gemaximeerd. Voor zover G4S ten gevolge van de handelwijze van [eiser] het vertrouwen in hem is verloren en niet meer zou kunnen worden herwonnen, is dat nog geen reden voor ontslag op staande voet. Dat zal, net zoals voor het geval – zoals G4S heeft betoogd – het werk op korte termijn komt te vervallen, in een ontbindingsprocedure aan de kantonrechter moeten worden voorgelegd dan wel aan het UWV ter verkrijging van een ontslagvergunning.
4.6.
Het voorgaande betekent ook dat [eiser] recht heeft op zijn salaris vanaf de datum van ontslag tot het moment dat de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig zal zijn geëindigd. De kantonrechter ziet geen reden voor matiging daarvan (op grond van artikel 7:680a BW). Niet kan worden gezegd dat de vordering inmiddels onevenredig hoog is, afgezet tegen de tijd dat [eiser] naar behoren heeft gefunctioneerd. Evenmin kan worden geoordeeld dat de vordering is opgelopen door stilzitten van [eiser], noch daargelaten dat dit geen reden kan zijn voor matiging. [eiser] heeft immers een voorlopig getuigenverhoor geëntameerd dat de nodige tijd in beslag heeft genomen. Niet gebleken is dat [eiser] in de tussentijd inkomsten heeft verworven, anders dan een uitkering die – nu de loonvordering zal worden toegewezen – zal moeten worden terugbetaald. Er zijn dan ook geen redenen om toewijzing van de (volledige) loonvordering onaanvaardbaar te achten.
4.7.
Als salaris zal daarbij € 2.749,30 bruto per 4 weken worden gehanteerd. Dit is het jaarloon over 2011 gedeeld door 13 perioden. Dit is ten gevolge van nachtdienst- en weekdiensttoeslag hoger dan het basissalaris. Uitgaande van het feit dat deze diensten onderdeel uitmaken van de functie, ziet de kantonrechter geen aanleiding die toeslagen niet als salarisbestanddeel aan te merken. G4S heeft ook niet gesteld dat het jaarsalaris over 2011 geen representatief beeld geeft.
4.8.
Tevens zal de wettelijke rente over het achterstallig loon worden toegewezen. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil, gelet op het verwijt dat [eiser] kan worden gemaakt ten aanzien van zijn handelwijze die aanleiding vormde voor het ontslag op staande voet.
4.9.
[eiser] heeft buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter acht met de overgelegde brieven genoegzaam aangetoond dat werkzaamheden zijn verricht die kwalificeren als buitengerechtelijke (incasso)werkzaamheden die niet vallen onder de proceskostenveroordeling. Het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de staffel en zal derhalve worden toegewezen.
4.10.
G4S zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- in debet gestelde explootkosten
€ 67,74
- betaalde explootkosten
€ 22,58
- informatiekosten
€ 2,50
- salaris gemachtigde
€ 400,00
(2 punten x tarief € 200,00)
- griffierecht
€ 75,00
Totaal
€ 567,82
Aangezien aan [eiser] een toevoeging is verleend, dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank, aangezien deze kosten door de rechtbank aan de deurwaarder zijn of worden voldaan.
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt;
veroordeelt G4S om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
- het loon van € 2.749,30 bruto per 4 weken voor de periode vanaf 26 april 2012 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van respectievelijke opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot de dag der voldoening;
- € 875,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt G4S om [eiser] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis in staat te stellen de werkzaamheden als beveiligingsemployé op de gebruikelijke wijze te hervatten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per (gedeelte van een) dag met een maximum van € 10.000,00 aan te verbeuren dwangsommen in totaal;
veroordeelt G4S tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 567,82 (waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde);
bepaalt dat G4S van het hiervoor genoemde bedrag aan totale proceskosten een bedrag van € 67,74 dient te voldoen aan de griffier nadat zij een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2014.