In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om machtiging tot schenking van € 100.000,- aan de dochter van de rechthebbende. De bewindvoerder, die het verzoek indiende, stelde dat de schenking bedoeld was voor de aankoop van een eigen woning door de dochter. De rechthebbende, geboren in 1945, staat onder bewind sinds 7 december 2010. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 30 oktober 2014, waarbij de bewindvoerder aanwezig was en aantekeningen zijn gemaakt van de zitting.
De kantonrechter overwoog dat er geen schenkingstraditie was aangetoond, wat een vereiste is voor het verlenen van een machtiging tot schenking. De bewindvoerder had weliswaar verwezen naar eerdere schenkingen aan de dochter, maar deze waren niet voldoende om een schenkingstraditie aan te tonen. De kantonrechter merkte op dat de voorgestelde schenking aanzienlijk groter was dan eerdere schenkingen en dat de wil van de rechthebbende om een dergelijke schenking te doen niet aannemelijk was gemaakt.
Daarnaast werd opgemerkt dat de verkoop van de woning van de rechthebbende in 2012 geen bijzondere omstandigheid vormde die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigde. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek om machtiging tot schenking moest worden afgewezen, omdat het niet in het belang van de rechthebbende was en bovendien de intenties van de rechthebbende, zoals vastgelegd in haar testament, zou doorkruisen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en kan binnen drie maanden worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.