ECLI:NL:RBMNE:2014:6910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
UTR 14/7210
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting hotel wegens illegale prostitutie en intrekking exploitatievergunning

Op 19 december 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Utrecht en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht besloten om een hotel te sluiten vanwege illegale prostitutie. De sluiting was gepland voor 22 december 2014, omdat de gemeente constateerde dat in het hotel illegale prostitutie plaatsvond, wat een gevaar voor de openbare orde met zich meebracht en in strijd was met het bestemmingsplan. De gemeente had verschillende constateringen gedaan, waaronder een inspecteur die via een website voor seksuele dienstverlening contact had gelegd met een prostituee die hem toegang verleende tot het hotel.

De exploitant van het hotel, die bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van de exploitatievergunning, stelde dat de constateringen van de gemeente niet voldoende waren om de sluiting te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat er illegale prostitutie plaatsvond en dat dit een gevaar voor de openbare orde opleverde. De voorzieningenrechter benadrukte dat het cameratoezicht in het hotel niet adequaat was uitgevoerd en dat er voldoende signalen waren die de exploitant hadden moeten waarschuwen.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van het hotel door de burgemeester werd gehandhaafd. De uitspraak benadrukte de verantwoordelijkheid van de exploitant om adequaat toezicht te houden en illegale activiteiten te voorkomen, vooral gezien de voorgeschiedenis van het hotel als locatie voor prostitutie. De voorzieningenrechter concludeerde dat de exploitant niet had voldaan aan zijn verplichtingen en dat de sluiting van het hotel gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/7210

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

19 december 2014 in de zaak tussen

[verzoeker], h.o.d.n. [naam] Hotel, te Utrecht, verzoeker
(gemachtigde: mr. R.J.C. Bindels),
en

de burgemeester van Utrecht, verweerder 1,

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, verweerder 2, samen aangeduid als: verweerders
(gemachtigde: mr. J. Verkerk).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2014 (het primaire besluit) hebben verweerders besloten de vergunning van verzoeker voor het exploiteren van het [naam] Hotel (het hotel) op [adres 1] twee weken na de uitreiking van het besluit in te trekken voor de duur van zes maanden. In het primaire besluit hebben verweerders meegedeeld dat verzoeker het hotel direct na intrekking moet sluiten en gesloten moet houden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2014. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft op 19 december 2014 mondeling uitspraak gedaan. Daarbij waren verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig. Namens verweerders was aanwezig mr. N. Oosterwegel.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het hotel van verzoeker bestaat uit twee delen, [adres 1] en [adres 2]. Omdat op nummer [adres 1] geen receptie aanwezig is, heeft verweerder 1 bij wijze van experiment in afwijking van het gebruikelijke vereiste dat een leidinggevende fysiek aanwezig is in de exploitatievergunning opgenomen dat het is toegestaan dat het toezicht op nummer [adres 1] plaatsvindt door middel van camera’s die kunnen worden bezien op nummer [adres 2]. Deze camerabeelden zijn ook beschikbaar voor verweerders.
3. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder 1 onvoldoende aanleiding heeft om de exploitatievergunning in te trekken en dat verweerder 2 onvoldoende aanleiding heeft om de beheersverordening te handhaven.
4. Verweerder 1 heeft zich op het standpunt gesteld dat intrekking van de exploitatievergunning en sluiting van het hotel zijn aangewezen, omdat zich vanuit het hotel feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de exploitatievergunning gevaar oplevert voor de openbare orde en omdat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het hotel wordt verstoord door de aanwezigheid van het hotel. Verweerder 2 heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker het hotel in strijd met de beheersverordening heeft gebruikt. Verweerders zijn tot die standpunten gekomen nadat inspecteurs in de week van 22 tot 28 september 2014 op de camerabeelden een schaars geklede vrouw hebben waargenomen die de deur van het hotel opende. Deze vrouw had volgens de inspecteurs de uiterlijke kenmerken van een prostituee. De vrouw onderhield contact met een man met een Oost-Europees uiterlijk die zich voor het hotel ophield. In de nacht van 23 op 24 september 2014 hebben inspecteurs waargenomen dat een vrouw de deur van het hotel opende voor een man, die een half uur later weer vertrok. Verder is door een inspecteur waargenomen dat twee mannen zich rondom het hotel ophielden en de inspecteur in de gaten hielden. Op 18 oktober 2014 heeft een inspecteur een afspraak gemaakt met een vrouw die seksuele diensten aanbood op de website [website] De inspecteur ontving een sms-bericht dat hij zich moest melden op het adres [adres 3]. De inspecteur is daar door de vrouw met wie hij kennelijk had afgesproken opgehaald en naar het hotel gebracht. Daar heeft de inspecteur, inmiddels vergezeld van collega’s, zich bekendgemaakt. De vrouw heeft aan de inspecteurs verklaard dat zij al enige dagen vanuit het hotel werkte, wat in deze context moet worden begrepen als "werkte in het kader van seksuele dienstverlening".
5. Verzoeker heeft niet ontkend dat op 18 oktober 2014 prostitutie zou hebben plaatsgevonden als de inspecteur zich niet had bekendgemaakt in het hotel. De constateringen van de inspecteurs zijn vastgelegd in ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. Verweerders mogen in beginsel uitgaan van de juistheid daarvan. De stelling van verzoeker dat de inspecteur zijn bevindingen pas twee maanden na de waarnemingen heeft opgeschreven, zodat het proces-verbaal geen adequate weergave is van de gebeurtenissen, is te weinig gedetailleerd. Daarom is niet duidelijk was er mis is met het proces-verbaal en ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de weergave in het proces-verbaal. De enkele stelling dat een vrouw met capuchontrui op de camerabeelden, waarvan verzoeker een screenshot naar de zitting heeft meegenomen, de bedoelde "schaars geklede vrouw" zou zijn, overtuigt de voorzieningenrechter niet. Onduidelijk is of dit gaat om dezelfde vrouw die de inspecteurs hebben waargenomen. Verzoeker heeft verder niet weersproken dat de inspecteur door mannen rondom het hotel in de gaten werd gehouden.
6. Bij alle hierbij genoemde constateringen heeft verzoeker niet meer dan een enkele kanttekening gemaakt die niet afdoet aan het beeld als geheel. Verweerders mochten daarom aannemelijk achten dat illegale prostitutie plaatsvond in het hotel. Verweerder 2 heeft daarom het standpunt mogen innemen dat verzoeker het hotel in strijd met de beheersverordening gebruikt. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4246) heeft verweerder 1 het standpunt mogen innemen dat het vóórkomen van illegale prostitutie een gevaar oplevert voor de openbare orde. Verweerder 1 heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij op grond van de Horecaverordening Utrecht 2013 (de Horecaverordening), daarom moest overgaan tot intrekking van de exploitatievergunning. Dit standpunt van verweerder 1 is, gelet op de formulering van artikel 11, eerste lid, van de Horecaverordening, juist.
7. Om te beslissen of wel of niet een voorlopige voorziening moet worden getroffen heeft de voorzieningenrechter het nodig gevonden te bezien of de exploitant had moeten doorhebben dat prostitutie plaatsvond in zijn hotel. De voorzieningenrechter heeft er daarbij oog voor dat de situatie nu, naar het zich laat aanzien, beter is dan de situatie voordat verzoeker de exploitatie van het hotel overnam, alleen al omdat zeven maanden lang geen prostitutie in het hotel is geconstateerd.
8. Verzoeker heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de camerabeelden niet altijd eenduidig zijn en dat bij het inchecken van de hierboven bedoelde vrouw niet duidelijk was dat zij een prostituee was. Zij checkte namelijk in samen met haar kennelijke vriend en met een hondje bij zich, waarbij de vrouw met de man in haar gezelschap in gesprek was over een kinderwens. Verzoeker bedoelt daarmee dat dit bij hem geen argwaan zou oproepen omdat dit geen beeld is waarbij je denkt aan prostitutie. Verder heeft verzoeker gesteld dat een nachtwaker van het hotel in de nacht mag slapen, zodat verweerders niet van verzoeker kunnen vergen dat de camerabeelden ook in de nacht worden bekeken.
9. Het standpunt van verweerders hierover is dat er zoveel aanwijzingen zijn dat verzoeker in de gaten moet hebben gehad dat prostitutie in het hotel plaatsvond en dat hij naar aanleiding daarvan als verantwoordelijk exploitant meer had moeten ondernemen om dat te voorkomen.
10. Uit de processen-verbaal die verweerders hebben overgelegd, volgt dat het cameratoezicht herhaaldelijk niet goed werd uitgevoerd. Op 24 september 2014 is geconstateerd dat de camerabeelden niet werden bekeken door de leidinggevende op nummer [adres 2]. Er was niet ingelogd. Op 26 september 2014 is geconstateerd dat de camera op nummer [adres 1] was weggedraaid, zodat geen toezicht kon worden gehouden. Op 30 oktober 2014 hebben inspecteurs rond 14.45 uur geconstateerd dat zij de camerabeelden niet online konden bekijken. De inspecteurs zijn daarna bij het hotel gaan kijken. Daar bleek dat ook bij de receptie aan de [adres 2] geen camerabeelden konden worden uitgelezen. De leidinggevende had dit nog niet gezien, terwijl er inmiddels vier uur was verstreken na de constatering van de inspecteurs dat de camerabeelden niet beschikbaar waren.
11. Verzoeker heeft erkend dat het hotel voorheen bekend stond als een hotel waar prostitutie plaatsvond. In die context en omdat de inspecteurs meermalen hebben geconstateerd dat de camera’s niet goed werkten, heeft verzoeker niet adequaat gereageerd op signalen die hij had moeten opvangen.
12. De kamer waar de in overweging 4 genoemde inspecteur op 18 oktober 2014 naartoe is gebracht, bleek bij de controle van verzoekers computer op ‘rood’ te staan. Er stond geen naam van een huurder bij, maar de kamer was in feite wel verhuurd. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat "rood" verschillende dingen kan betekenen, bijvoorbeeld dat er iets kapot is in de kamer, dat een prijsafspraak is gemaakt of dat er een extra bed is bijgezet. De voorzieningenrechter vindt dit een vaag verhaal waarmee verzoeker eerder de verdenking op zich laadt dat hij de prostituee de hand boven het hoofd houdt dan dat hij een plausibele verklaring geeft voor deze voor de inspecteurs schijnbaar ongebruikte kamer. Bovendien kwam de vrouw niet voor op de bezettingslijst, terwijl met verweerders was afgesproken dat deze lijst volledig moest zijn. Dat de vrouw niet op de lijst zou staan omdat ze enkele dagen eerder had ingecheckt en daarom niet meer voorkwam op de lijst, vindt de voorzieningenrechter ook een vaag verhaal, dat hij daarom niet volgt.
13. De voorzieningenrechter kan in het midden laten of verzoekers stellingen dat prostitutie overal in hotels voorkomt en dat het systeem in het hotel niet honderd procent waterdicht kan zijn, juist zijn. De kern in deze zaak is dat het hotel een speciale voorgeschiedenis heeft, dat bij wijze van experiment buiten de normale spelregels cameratoezicht in plaats van fysiek toezicht was toegestaan. Dit cameratoezicht is door verzoeker onvoldoende effectief uitgeoefend. Er zijn genoeg signalen die ertoe hadden moeten leiden dat verzoeker wist of had moeten weten dat hij een tandje bij moest zetten om illegale prostitutie te voorkomen. Alleen al daarom kan verzoeker niet volhouden dat de nachtwaker mocht slapen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.