Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de pleitnota van [verzoekster]
- de mondelinge behandeling op 5 december 2014, waarvan aantekening is gehouden.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer. De verzoekster, een onderneming die actief is in de verkoop en reparatie van motorvoertuigen, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die sinds 1976 in dienst was, op basis van bedrijfseconomische redenen. De verzoekster stelde dat er een noodzaak tot reorganisatie was, waarbij de functie van de werknemer zou komen te vervallen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoekster niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een bedrijfseconomische noodzaak voor de reorganisatie. De verzoekster had geen ondernemingsraad ingesteld en had ook geen vakbonden geraadpleegd over de Sociale Regeling die zij had opgesteld voor de boventallige werknemers. Dit was in strijd met de cao en de wettelijke verplichtingen. Bovendien was er onvoldoende inzicht gegeven in de functiewaardering van de werknemer, waardoor niet kon worden vastgesteld of de werknemer correct was ingedeeld in zijn functie. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekster niet in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de werknemer voor ontslag in aanmerking kwam. Daarom werd het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en werd de verzoekster veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.