Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de pleitnota van [verzoekster]
- de mondelinge behandeling op 5 december 2014, waarvan aantekening is gehouden.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer. De verzoekster, een onderneming die actief is in de verkoop en reparatie van motorvoertuigen, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer op basis van bedrijfseconomische redenen. De werknemer was sinds 1986 in dienst en de verzoekster stelde dat de arbeidsplaats van de werknemer per 1 januari 2015 zou vervallen door reorganisatie. De verzoekster had eerder toestemming van het UWV gevraagd voor ontslag van meerdere werknemers, maar dit was afgewezen. De verzoekster had een Sociale Regeling opgesteld voor de boventallige werknemers, maar de kantonrechter oordeelde dat de verzoekster onvoldoende had aangetoond dat er een bedrijfseconomische noodzaak was voor de reorganisatie.
De kantonrechter oordeelde dat de verzoekster niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de cao en de Wet op de Ondernemingsraden. Er was geen ondernemingsraad ingesteld, wat verplicht was gezien het aantal werknemers. Ook had de verzoekster geen vakbonden geraadpleegd over de Sociale Regeling. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekster niet voldoende inzicht had gegeven in de keuzes die waren gemaakt bij de reorganisatie en hoe de cao was nageleefd. Bovendien was er onvoldoende informatie over de indeling van functies en de toepassing van het afspiegelingsbeginsel, wat essentieel is bij ontslag om bedrijfseconomische redenen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en de verzoekster veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van cao-bepalingen en de noodzaak om een goed onderbouwd verzoek tot ontbinding in te dienen.