ECLI:NL:RBMNE:2014:7245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
7 januari 2015
Zaaknummer
3564528 AE VERZ 14-195 JES/1267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van bedrijfseconomische noodzaak en niet-naleving cao

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer. De verzoekster, een onderneming die actief is in de verkoop en reparatie van motorvoertuigen, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer op basis van bedrijfseconomische redenen. De werknemer was sinds 1986 in dienst en de verzoekster stelde dat de arbeidsplaats van de werknemer per 1 januari 2015 zou vervallen door reorganisatie. De verzoekster had eerder toestemming van het UWV gevraagd voor ontslag van meerdere werknemers, maar dit was afgewezen. De verzoekster had een Sociale Regeling opgesteld voor de boventallige werknemers, maar de kantonrechter oordeelde dat de verzoekster onvoldoende had aangetoond dat er een bedrijfseconomische noodzaak was voor de reorganisatie.

De kantonrechter oordeelde dat de verzoekster niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de cao en de Wet op de Ondernemingsraden. Er was geen ondernemingsraad ingesteld, wat verplicht was gezien het aantal werknemers. Ook had de verzoekster geen vakbonden geraadpleegd over de Sociale Regeling. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekster niet voldoende inzicht had gegeven in de keuzes die waren gemaakt bij de reorganisatie en hoe de cao was nageleefd. Bovendien was er onvoldoende informatie over de indeling van functies en de toepassing van het afspiegelingsbeginsel, wat essentieel is bij ontslag om bedrijfseconomische redenen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en de verzoekster veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van cao-bepalingen en de noodzaak om een goed onderbouwd verzoek tot ontbinding in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 3564528 AE VERZ 14-195 JES/1267
Beschikking van 23 december 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [verzoekster],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.P. van Gent.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de pleitnota van [verzoekster]
  • de mondelinge behandeling op 5 december 2014, waarvan aantekening is gehouden.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder], geboren op [1968], is op 26 mei 1986 in dienst van [verzoekster] getreden. Het dienstverband is thans voor onbepaalde tijd. Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 3.196,00 per maand exclusief vakantiebijslag, bij een werkweek van 40 uur.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf (hierna: "de cao") van toepassing.
2.3.
[verzoekster] exploiteert een onderneming die handelt in personenauto's en lichte bedrijfsauto's. Daarnaast drijft [verzoekster] groot- en kleinhandel in motorvoertuigen, motorvoertuigonderdelen en benodigdheden, gereedschappen en radioartikelen en verricht zij reparatie- en schadeherstelwerkzaamheden en glasherstel en glasvervangingswerkzaamheden.
2.4.
[verzoekster] heeft medio 2014 op grond van bedrijfseconomische redenen het UWV verzocht om toestemming voor ontslag van 12 werknemers, onder wie [verweerder]. Het UWV heeft deze verzoeken bij beschikkingen van 22 augustus 2014 afgewezen.
2.5.
[verzoekster] heeft vervolgens in oktober 2014 eenzijdig een Sociale Regeling opgesteld, op grond waarvan de werknemers die boventallig worden verklaard een beëindigingsvergoeding wordt aangeboden gebaseerd op de kantonrechtersformule onder toepassing van correctiefactor C=0,25, alsook een door [verzoekster] te financieren outplacementtraject.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning van een vergoeding van een bedrag van € 18.544,13 bruto en het outplacementtraject conform de Sociale Regeling van [verzoekster].
Zij voert daartoe aan dat er sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, als gevolg waarvan de arbeidsplaats van [verweerder] per 1 januari 2015 komt te vervallen. [verzoekster] heeft ten aanzien van haar onderneming van 2011 tot en met 2016 de financiële resultaten respectievelijk prognoses overgelegd.
[verzoekster] stelt onder meer dat vanwege de economische crisis in combinatie met overheidsmaatregelen ter zake milieuclassificering en fiscale bijtelling, er een forse terugval in de verkoop van nieuwe auto's heeft plaatsgevonden. Daarnaast is er sprake van een daling van reparatie- en onderhoudswerkzaamheden en de daarmee samenhangende verkoop van onderdelen en terugloop van omzet in schadeherstelwerkzaamheden. Ook heeft de omstandigheid dat Chevrolet zich heeft teruggetrokken uit de Europese markt invloed op de verkoopcijfers van [verzoekster], nu [verzoekster] verantwoordelijk was voor ongeveer 10% van de landelijke verkoop van Chevrolet.
[verzoekster] stelt dat het financiële resultaat van de onderneming sinds 2011 steeds dalende is geweest, maar dat zij het in 2012 en 2013 nog enigszins positief heeft kunnen beïnvloeden door kostenbesparende maatregelen en door in- en verkoop van een grote partij auto's. De prognose voor 2014 is echter dat de financiële resultaten zullen zakken tot een verlies van bijna € 900.000,00.
De bank waarbij [verzoekster] bankiert heeft aangegeven niet bereid te zijn om aan [verzoekster] additionele financieringen te verstrekken en heeft het account van [verzoekster] ondergebracht bij de afdeling Bijzonder Beheer, waarbij zij aandringt op afbouw van financiering.
[verzoekster] heeft een extern financieel adviseur (FBM) ingeschakeld, die berekend heeft welke personeelsbezetting voor de afzonderlijke activiteiten maximaal acceptabel is om nog een rendabele exploitatie te kunnen realiseren. Op grond van die berekening komt [verzoekster] tot de conclusie dat zeventien arbeidsplaatsen dienen te vervallen.
3.2.
Ten aanzien van de arbeidsplaats van [verweerder] heeft [verzoekster] het volgende gesteld. [verweerder] is werkzaam als automonteur personenwagens op de afdeling Werkplaats Onderhoud en Reparatie. Op die afdeling zijn thans in totaal 19 monteurs (waaronder 15 monteurs personenwagens, 2 leerling monteurs, 2 monteurs bedrijfswagens) en 7 indirecte medewerkers (3 KCC medewerkers, 2 receptionistes, 1 planner en 1 manager claim/garantie) werkzaam. [verzoekster] heeft besloten om de functies van 6 monteurs personenwagens te laten vervallen alsook – wat betreft de indirecte medewerkers – de functies van 2 KCC-medewerkers. [verzoekster] onderbouwt haar keuze met het rapport van FBM.
[verzoekster] stelt dat [verweerder] op grond van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking komt.
3.3.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 74.196,50 bruto. Samengevat betwist [verweerder] de bedrijfseconomische noodzaak van de reorganisatie en stelt hij dat [verzoekster] het afspiegelingsbeginsel niet goed heeft toegepast. [verweerder] stelt dat [verzoekster] onvoldoende inzicht heeft verschaft in de uitwisselbaarheid van de functies. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen monteur bedrijfswagens en monteur personenauto's, terwijl die functies volgens [verweerder] juist uitwisselbaar zijn. [verweerder] is naast automonteur ook diagnosespecialist en hij heeft een diploma op het gebied van airconditioning. Daarnaast stelt [verweerder] dat [verzoekster] in 2013 en 2014 twaalf nieuwe medewerkers in dienst heeft genomen, hetgeen zich niet verhoudt tot de gestelde noodzaak tot reorganisatie met verval van arbeidsplaatsen.

4.De beoordeling

4.1.
Nog daargelaten het antwoord op de vraag of [verzoekster] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, komt de kantonrechter tot het oordeel dat het ontbindingsverzoek dient te worden afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2.
[verzoekster] heeft besloten tot reorganisatie over te gaan. [verzoekster] heeft geen adviesplichtig voornemen tot besluit neergelegd bij de Ondernemingsraad, aangezien deze niet is ingesteld. Overigens is het instellen van een Ondernemingsraad op grond van artikel 2 van de Wet op de Ondernemingsraden verplicht voor een onderneming indien daarin meer dan 50 werknemers werkzaam zijn, ook indien daarvoor bij het personeel geen animo bestaat. Bij minder dan 50 werknemers dient een personeelsvertegenwoordiging te worden ingesteld. Ook die is niet ingesteld.
Op grond van artikel 15 lid 2 van de cao is de werkgever die het voornemen heeft het bedrijf, waarin in de regel tenminste 20 personen werkzaam zijn, geheel of gedeeltelijk te sluiten en/of het personeelsbestand ingrijpend te reorganiseren, dan wel andere plannen dan een reorganisatie of gehele of gedeeltelijke sluiting heeft, verplicht de vakverenigingen in kennis te stellen en over een sociaal plan te spreken. [verzoekster] heeft een Sociale Regeling opgesteld. Ter zake van die Sociale Regeling heeft [verzoekster] geen vakbonden geraadpleegd.
Het ontbreken van een ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging en het niet-nakomen van de verplichtingen op grond van artikel 15 leden 2, 3 en 5 van de cao legt op [verzoekster] te meer de verplichting aan de kantonrechter inzicht te verschaffen in de door haar gemaakte keuzes bij de reorganisatie en hoe zij daarbij de cao in acht heeft genomen.
4.3.
Dit brengt de kantonrechter op het volgende. Op grond van artikel 16 van de cao dient werkgever de functie van werknemer in te delen en werknemer hierover te informeren. De indeling dient plaats te vinden op basis van het meest recente Handboek Functie-indeling voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, dat onderdeel uitmaakt van de cao. Bij deze functiewaardering dient te worden afgegaan op de werkelijke inhoud van de functie, de constateerbare werkzaamheden en verantwoordelijkheden.
Niet gebleken is dat de functies van de werknemers van [verzoekster] zijn ingedeeld volgens het handboek. [verzoekster] heeft niet, althans niet gemotiveerd, gesteld in welke functiefamilie en welke functiegroep van het Handboek Functie-indeling haar medewerkers vallen.
4.4.
De kantonrechter is verder van oordeel dat behoudens bijzondere omstandigheden (die in het onderhavige geval zijn gesteld noch gebleken) aan het Ontslagbesluit (en de daarop gebaseerde Beleidsregels ontslagtaak UWV) reflexwerking toekomt in het geval een werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt op bedrijfseconomische gronden. Onderdeel van deze beleidsregels is het afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel is het op voorzienbaarheid en rechtszekerheid geënte criterium om bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen te bepalen welke werknemer binnen een categorie uitwisselbare functies voor ontslag moet worden voorgedragen. Nu het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging zal de kantonrechter bij de beoordeling van het onderhavige ontbindingsverzoek moeten vaststellen of de werkgever de categorieën uitwisselbare functies juist heeft aangegeven, en zal zich dus een oordeel moeten vormen over welke functies uitwisselbaar zijn en welke niet.
4.5.
[verzoekster] heeft nagelaten de functies conform de cao in te delen en een personeelslijst over te leggen met namen, functies, leeftijden, data indiensttreding en omvang van de dienstverbanden van alle betrokken werknemers op een bepaalde peildatum. Daardoor heeft [verzoekster] geen inzicht verschaft in de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de categorieën uitwisselbare functies en beschikt de kantonrechter niet over voldoende informatie om te controleren of de afspiegeling juist is toegepast.
4.6.
Bovendien is onduidelijk gebleven hoeveel werknemers een contract voor bepaalde tijd hebben, dat binnen korte tijd zal aflopen, en wat voor invloed dit heeft op het aantal voor ontslag voorgedragen werknemers. Ook dit had in een personeelsoverzicht opgenomen moeten worden. De enkele stelling van [verzoekster] dat zij de bepaalde tijd contracten heeft meegenomen in de afspiegeling is, gelet op het verweer van [verweerder] op dit punt, onvoldoende.
4.7.
Gezien het voorgaande valt niet na te gaan of de arbeidsplaats van [verweerder] daadwerkelijk vervalt. Niet uitgesloten is immers dat [verweerder] en zijn collega's gelet op hun werkzaamheden en verantwoordelijkheden niet in de juiste functie ingedeeld zijn, waardoor het gehele personeelsoverzicht er anders uit zou zien.
Dit betekent dat het aantal medewerkers dat een uitwisselbare functie vervult hoger of lager kan zijn dan waarvan [verzoekster] bij de afspiegeling is uitgegaan en dit brengt weer mee dat het afspiegelingsbeginsel in de functiegroep van [verweerder] anders uitpakt. Nog daargelaten de omstandigheid dat de kantonrechter niet beschikt over een personeelslijst, ligt het niet op de weg van de kantonrechter om bij geconstateerde tekortkomingen dan wel onvoldoende inzicht in de juistheid van de toepassing van het afspiegelingsbeginsel, alsnog zelf na te gaan hoe de afspiegeling moet worden toegepast op het ingediende verzoek.
4.8.
Nu niet is komen vast te staan dat [verweerder] (en de overige medewerkers) op de juiste wijze zijn ingedeeld in de verschillende functies conform de cao en nu een volledig overzicht van al het personeel ontbreekt, kan de kantonrechter niet controleren of [verzoekster] in redelijkheid tot de conclusie kon komen om [verweerder] voor ontslag voor te dragen. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de verzochte ontbinding dient te worden afgewezen.
4.9.
[verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.